Hollands Maandblad. Jaargang 1990 (506-517)
(1990)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
Maanziek
| |
[pagina 25]
| |
Het gezicht van de man toonde een brede glimlach. ‘Dat beschouw ik als een compliment’, zei hij. Ik moet tampons zien te bemachtigen, dacht Tanja. ‘Okee’, zei de man na een korte stilte, ‘ik zie je nog wel’, en hij slenterde weer verder, ondertussen zijn shagbuidel dichtvouwend en een aansteker uit zijn broekzak peuterend. Hij bewoog zich in de richting van de hoek met de televisie, ging op een stoel zitten wierp even een blik op het scherm, ontstak de aansteker, en zoog de vlam in de punt van het shagje. Hij inhaleerde diep en blies de rookwolk naar het plafond. Tanja waardeerde het dat de man een poging had gedaan om haar uit haar isolement te halen, maar constateerde tegelijkertijd dat ze er niet echt behoefte aan had gehad. In één van de muren was een balie-achtige uitsparing met twee mannen erachter die in mappen zaten te bladeren en te lezen en die af en toe een wit koffiekopje naar de mond brachten. Aan een andere muur hing een grijze munttelefoon van hetzelfde model als in telefooncellen. In een hoek speelden een man en een vrouw een ongeïnspireerd partijtje tafeltennis waarbij het balletje zich meestal op de grond bevond en niet boven tafel.
Karin kwam teruggelopen. ‘Ik zal je je bed even wijzen. Loop je mee?’ Tanja pakte haar tas van de grond en liep achter Karin aan, één van de gangen in die op de centrale ruimte uitkwamen, zonder zich tot haar looptempo te laten overhalen, Karin keek om en hield in. Een kamer rechts die ze voorbijgingen. Tanja zag bedden door de halfopenstaande deur. Vervolgens een deur links waar ze ook voorbijliepen. ‘Hier zijn de toiletten en de douches.’ Tanja keek naar binnen. Witte betegelde ruimte met aan de ene kant wasbakken met spiegels erboven en aan de andere cabinedeurtjes. ‘Het is verboden om hier en op de slaapzalen te roken. Roken alleen in de groepsruimte.’ Verderop in de gang een kamer rechts die ze binnengingen. Vier hoge ziekenhuisbedden met opengeschoven bedgordijnen. Op één van de vier, in de hoek bij het raam, lag roerloos een zwartharige jonge vrouw op haar buik, met haar gezicht in de kussens verborgen. Groene trui, vuilwitte katoenen broek en blote voeten. De voetzolen waren smerig, zwart zelfs op sommige plaatsen. Tanja had de indruk dat het meisje lag te huilen. ‘Hallo Laura.’ Er kwam beweging in het lichaam. Het meisje draaide zich om en richtte zich half op. Ze keek opgewekt en ze glimlachte. ‘Hoi.’ Haar stem klonk vrolijk. Ze keek Tanja aan, nieuwsgierig. ‘Dit is je nieuwe kamergenoot: Tanja. En dit is Laura.’ ‘Hoi.’ ‘Hallo.’ Tanja kon de leeftijd van het meisje moeilijk schatten. Ze kon 17 zijn, maar ook 27. Haar kleren waren al geruime tijd uit de mode. Karin gaf Tanja een sleutel met houten peer met nummer als sleutelhanger - een hotelsleutel, dacht Tanja - en wees op één van de vier wandkasten, waarop boven het sleutelgat hetzelfde nummer in gele plakcijfers aangebracht was. ‘We adviseren je uit voorzorg al je spullen in je kast te bewaren. En steeds weer af te sluiten als je weggaat van de kamer.’ Twee van de vier bedden waren onopgemaakt, de matrassen waren met plastic overtrokken, en op één van beide lag op het voeteneinde een stapeltje opgevouwen lakens en dekens. ‘Kies maar welk bed je wilt, bij het raam of bij de deur.’ Tanja koos het bed bij de radiator van de centrale verwarming, bij het raam, tegenover dat van Laura. ‘Je moet zelf je bed opmaken. Lukt dat? Misschien wil Laura je helpen.’ ‘Ja hoor.’ Laura sprong al van het bed, met haar blote voeten op de vloer. Tanja zette haar tas naast de stoel tussen haar bed en het raam. ‘Scherpe voorwerpen, eventuele messen, glazen flessen en zo, mogen niet op de slaapzalen, maar moeten bij de verpleging in bewaring gegeven worden.’ Tanja luisterde met een half oor. Ze keek naar Laura die bezig was een laken van het stapeltje beddegoed van het bed bij de deur open te vouwen. Haar handen waren gelukkig niet zo smerig als haar voeten. ‘Ik kom straks nog wel even kijken of het goed is.’ ‘Prima. Bedankt.’ Karin verliet de slaapzaal. Tanja was het liefst op de stoel bij haar bed gaan zitten, maar Laura kwam al op haar afgelopen met een gedeeltelijk opengevouwen onderlaken in haar handen. Toen ze vlak naast haar stond deed Tanja bijna instinctief een stapje achteruit: Laura stonk als een dakloze alcoholist. Oud zweet. De twee vrouwen begonnen het bed op te dekken, ieder aan een lange zijde staand. | |
[pagina 26]
| |
Laura deed het meeste werk en gaf op licht dwingende toon aanwijzingen. Tanja gehoorzaamde gedwee en enigszins afwezig. Na enige aarzeling stelde ze een vraag. ‘Zeg Laura, vandaag of morgen moet ik waarschijnlijk ongesteld worden, en ik heb niets bij me. Heb jij misschien een tampon voor me te leen?’ ‘Nee. Ik gebruik nooit tampons.’ Ze keek niet op van haar werk. ‘Nee? Wat dan? Maandverband?’ Tanja kon het zich moeilijk voorstellen. Ze kende zo gauw niemand van haar generatie die nog maandverband gebruikte. Hooguit inlegkruisjes voor het eventuele doorlekken of voor de laatste dag. ‘Ik word nooit ongesteld.’ ‘O’, zei Tanja. Ze wilde doorvragen: hoezo niet?, maar ze hield haar mond.
Nadat Laura de slaapzaal plotseling verlaten had ging Tanja alleen verder met het opmaken van het bed. Een beetje mistroostig in het begin - iedereen laat me maar aanklooien - maar het ging eigenlijk wel met één hand, al ging het langzaam en omslachtig. Ondertussen vroeg ze zich af of ze misschien iets verkeerds tegen Laura gezegd had. ‘Vind je dat ik gek ben?’ De vraag stellen was hem beantwoorden, misschien. Maar het leek meer de vraag van een kind. Misschien had ze een hormoonstoornis of gebruikte ze zware medicijnen. Gelukkig heeft ze niet naar mijn pols gevraagd. Nadat ze het bed opgedekt had was ze er het liefst in gaan liggen met het bedgordijn dichtgeschoven en de dekens over haar hoofd getrokken en had ze zich voorlopig aan niemand meer vertoond. In plaats daarvan keerde ze haar plastic tas om boven het bed. Twee schone slipjes en een gebruikte. Ziekenfondskaart. Beha. Drie T-shirts. Verder niets. Eén paar kousen had ze slechts, het paar dat ze aan had. Ze voelde in de zakken van haar jas: huissleutels, portemonnee en een kassabon van een supermarkt. 17,90. Dank u en tot ziens. Ze opende de portemonnee. Eén tientje slechts en wat munten. Ik hou het hier niet lang uit, dacht ze. Ze besloot toch maar in bed te gaan liggen en ze trok langzaam haar jas, haar laarzen en haar spijkerbroek uit. Haar kousen die een beetje vochtig waren legde ze op de lauwe verwarmingsradiator. Ze stonken enigszins, maar alleen van dichtbij. Daarna kroop ze onder de dekens met de kussens in haar rug zodat ze half zat half lag. Ze had zich nog maar net geïnstalleerd toen Karin terugkwam met een bordje met brood en een stapeltje handdoeken en washandjes. ‘Ga je nu al slapen?’ ‘Ik heb het koud.’ Karin legde handdoeken op het voeteneinde van het bed en zette het bord met brood op de zitting van de stoel boven op Tanja's spijkerbroek. Twee in vieren gesneden sandwiches. ‘Ik heb tampons nodig, en een tandenborstel, tandpasta, zeep en zo.’ ‘Er is een winkeltje op het terrein waar je dat soort dingen kunt kopen. Is geloof ik morgenochtend open. Je moet maar aan iemand van de verpleging vragen om even mee te lopen. Het je geld bij je?’ ‘Ja, maar niet veel. Ook heb ik nauwelijks kleding bij me.’ ‘In noodgevallen kun je hier wel wat lenen.’ Tanja had weinig trek in ondergoed dat al door anderen gedragen was. ‘Hoe gaat het hier verder in z'n werk?’ ‘Nou, het bezoekuur straks. Tot 8 uur. Om 11 uur wordt iedereen geacht op de slaapzaal te zijn, maar we kijken niet op een half uurtje, en morgen tussen 7 en 8 is er ontbijt en om half 9 sociogroep.’ ‘Sociogroep?’ ‘Een groepsgesprek met de dokter en de maatschappelijk werkster erbij. Kun je vragen stellen en dingen kwijt. Je ziet morgen vanzelf wel hoe het in z'n werk gaat.’ Korte stilte. ‘Goed. Kom je straks weer even bij de anderen zitten?’ ‘Ja, da's goed.’ Ze had er totaal geen zin in. ‘Als je nog wat te vragen hebt?’ ‘Op het moment zou ik het niet weten.’ ‘Goed. Red je jezelf, denk je.’ ‘Ja hoor. Bedankt.’ Karin ging weer weg. Sociogroep, dacht Tanja, ‘socio’ betekent toch al ‘groep’? PTT-post. ABN-bank. Morsdood. Ze keek naar het bord met brood op de stoel rechts naast haar. Een dubbele witte boterham met kaas en een dubbele bruine met dood dier, beide in vieren gesneden, lagen haar aan te staren. Ze wendde haar blik af.
Er was een vrouw met grijs haar de kamer binnengekomen, slordig gekleed. Ze was een jaar of veertig, vijftig en ze droeg een flodderige blauwe broek en ruimvallende bloes van indiakatoen. Een kleine grijsleren schoudertas hing op haar heup. ‘Dag. Je bent nieuw, hè? Ik zag je net binnenkomen. Lig je nu al in bed?’ Tijdens het praten was ze tot naast Tanja's bed gelopen en ze stak haar hand uit. Tanja gaf haar een hand. | |
[pagina 27]
| |
‘Mevrouw Temming.’ Tanja had even de neiging om ‘mevrouw Hendryckx’ te zeggen, maar zonder zelfspot kreeg ze die woorden niet over haar lippen. ‘Tanja Hendryckx.’ ‘Nou het eten is goed hier. En de zusters en broeders zijn aardig. Volgende week ga ik waarschijnlijk weer naar huis. Wat heb je aan je hand?’ ‘O’, zei Tanja op zo onverschillig mogelijke toon, ‘een snijwond.’ De ogen van mevrouw Temming werden twee keer zo groot. ‘Toch niet...’ ‘Ik ben bang van wel.’ Ik ga er niet om liegen, dacht ze. Mevrouw Temming sloeg haar hand voor haar opengevallen mond. ‘Ach meisje toch, wat erg! Dat is toch nergens voor nodig? Knappe jonge meid zoals jij.’ Lelijke ouwe kerels mogen het zeker wel, dacht Tanja. Ze zon op een manier om van gespreksonderwerp te veranderen. ‘Heeft u misschien een tampon voor me te leen tot morgen? Ik moet misschien ongesteld worden en ik heb niets bij me.’ Mevrouw Temming keek Tanja een paar seconden zwijgend aan. Toen zei ze: ‘Ja, ik geloof van wel, en ze haalde net zo'n houten peer met sleutel uit haar schoudertas te voorschijn als Tanja even tevoren van Karin overhandigd had gekregen. Vervolgens liep ze naar één van de kasten en opende deze. Propvol. Na enig rommelen haalde ze uit een toillettas een lichtgekleurd rechthoekig doosje te voorschijn, keek er even in, deed het doosje weer dicht en kwam het Tanja brengen. O.B. zag ze. Avec bout arrondi et surface plus lisse. Dankuwel.’ | |
[pagina 28]
| |
Ze opende het doosje: drie stuks. Ze nam er één uit en wilde het doosje weer teruggeven. ‘Nee, hou maar. Ik ga toch naar huis, volgende week.’
Nadat mevrouw Temming de slaapzaal verlaten had - ze kwam alleen maar een nieuw pakje Caballero Filter uit de slof uit haar kast pakken - besloot Tanja om voor de zekerheid meteen maar een tampon in te brengen. Veel zou het waarschijnlijk niet zijn, vanwege haar recente aderlating, maar ze moest zuinig met haar ondergoed zijn. Ze had de handeling eventueel in bed kunnen verrichten, maar koos voor het toilet omdat ze nog iets anders moest doen. Ze klom uit bed, stapte met haar blote voeten in haar laarzen en verliet even later de kamer met het bord met brood in haar rechterhand en één tampon tussen het verband van haar linkerhand geklemd. Zin om haar spijkerbroek voor die paar meter aan te trekken had ze niet. Bovendien nam ze aan dat ze op de damesafdeling was.
Nadat ze de toiletruimte betreden had en de deur met haar laarspunt achter zich dichtgeduwd had bekeek ze zich even in één van de spiegels. Ze zag nog steeds lijkbleek. Ze vermeed haar spiegelbeeld toen ze vervolgens het bord op de wastafel zette, een flinke teug water uit de kraan dronk, haar mond spoelde en de wastafels inspecteerde. Vrij schoon. Alleen hier en daar een onvermijdelijke haar of zeep- of tandpastarest.
Nadat ze één van de toiletcabines binnengegaan was zette ze het bord in wankel evenwicht op de WC-bril, draaide haar bovenlichaam en deed de deur dicht en op slot. Daarna pakte ze het bord van de bril en hield het schuin boven de toiletpot. Dat luchtte op. Ze zette het lege bord langzaam door haar knieën zakkend rechts naast haar op de grond en richtte zich weer voorzichtig op. Ze trok haar rechterbeen een stukje op en schudde haar laars uit die op de grond viel. Ze ging op de schacht staan en trok haar slipje tot onder haar knieën naar beneden. Daarna schoof ze het rechtergedeelte van het slipje over haar rechtervoet, met haar linkeronderarm steunend tegen de muur, en schoof het langs haar linkerbeen in haar linkerlaars. Weer behoorlijk krap hier, dacht ze. Hoe stellen die architecten zich voor dat een vrouw een tampon inbrengt? Rechtopstaand zeker? Na enig denkwerk zouden ze er toch achter kunnen komen wat de gewenste beenstand is om een voorwerp - dead or alive - in een vrouw in te brengen. Probleem met mannen is dat ze niet ongesteld worden. Probleem met vrouwen is dat ze geen... Ze veegde met een stukje toiletpapier over de bril, hoewel ze wist dat het nutteloos was, gooide het papier bij het brood, draaide zich om en ging zitten, met haar rechtervoet op de schacht van haar laars. Ze bleef een poosje voor zich uit zitten staren, probeerde te ontspannen, maar ze hoefde niet te plassen, geen druppel. Daarna trok ze de tampon tussen het verband van haar linkerhand vandaan en verwijderde met behulp van haar tanden het cellofaan dat ze op haar schoot liet dwarrelen. Ze stroopte de linkermouw van haar trui tot boven haar elleboog op terwijl ze de tampon met het lichtgroene koordje tussen haar tanden geklemd naar beneden liet bungelen. Daarna klemde ze de top van de tampon in de vouw van haar elleboog en duwde met haar wijsvinger tegen de achterkant zodat er een holtetje ontstond en de tampon daar breder en pluiziger werd. Ze ging staan met de tampon op de punt van haar wijsvinger, op z'n plaats gehouden door het tussen duim en middelvinger strakgetrokken koordje. Met haar rechtervoet schoof ze haar laars over de vloer naar de rechter cabinewand. Haar andere voet zette ze zo ver mogelijk naar links en ze liet zich langzaam door haar knieën zakken totdat haar bovenbenen een stompe hoek maakten. Na enig wurmen duwde ze de tampon op de top van haar wijsvinger tot achter in haar kut. Je eigen taal zegt dat je vies bent, dacht ze, en ze ging weer zitten. Ze had geen goed woord voor dat gedeelte van haar geslachtsorgaan. ‘Vagina’ was te medisch, te afstandelijk. ‘Schede’ was eufemistische beeldspraak. Koosnaampjes als ‘poesje’, ‘tummetje’ stond ze zichzelf niet toe en ‘kutje’ was een hybridisch gedrocht, geen mooie halfbloed. ‘Doos’ wat te belachelijk voor woorden en de rest was ook al niks. Slijkput, dacht ze, afvoerpijp, doodlopende tunnel, cunnus. Eran raakte haar met geen vinger aan als ze ongesteld was. Het was alsof hij het rook. Hoefde geen cirkeltjes in de datumstaatjes van zijn agenda te zetten. Ik ben vies, dacht ze, onrein, niet kosjer, ongenaakbaar. Nadat ze de toiletcabine verlaten had, het bord in haar hand, ging ze voor één van de spiegels staan en keek zichzelf enige tijd strak in de ogen. Tenslotte zei ze tegen haar spiegelbeeld: ‘Ug, bleekgezicht, wij vredespijp gaan roken?’ en ze draaide zich abrupt een kwart slag om, zonder antwoord af te wachten. Ze liep in de richting van de deur. |
|