Gedichten van Wang Jiaxin
Maghiel van Crevel
In tegenstelling tot bijvoorbeeld zijn illustere voorgangers Bei Dao en Duoduo heeft de Chinese dichter Wang Jiaxin (1957) uitgebreid onderwijs genoten. Weliswaar werd hij van 1974 tot 1977 naar het platteland gestuurd en onderworpen aan ‘socialistische heropvoeding’, maar voor die tijd had hij de kans gekregen zijn middelbare school af te maken, en daarna kon hij verder studeren aan de universiteit van Wuhan. In diezelfde periode begon hij gedichten te schrijven. In 1982 studeerde hij af bij de vakgroep Chinees; inmiddels is hij als redacteur werkzaam bij een maandelijks verschijnend poëzietijdschrift in Peking, en sinds het midden van de jaren tachtig geldt hij als een vooraanstaand dichter.
Wang Jiaxin hoort niet bij de dichters van het eerste uur, die in de politiek woelige jaren vanaf 1978 luidkeels hun artistieke rechten bevochten en aan de wieg stonden van de nieuwe Chinese literatuur. Hij is een van de velen die zich aandienden in de jaren ná die eerste pogingen tot ‘vrijmaking van het denken’ en die duidelijk hebben gemaakt dat de nieuwe Chinese dichters na langdurige onderdrukking door een gemeenschappelijke vijand gelukkig nog steeds zeer verschillend schrijven.
De binnenlandse Chinese literatuurkritiek heeft in een tijdsbestek van ruim een decennium ontelbare ‘generaties’, ‘-ismen’ en ‘stromingen’ in het leven weten te roepen. Nu en dan lijkt een microscoop nodig om dergelijke minutieuze indelingen zichtbaar en zinvol te maken; desondanks zijn, zoals gezegd, wel degelijk duidelijke verschillen aan te geven binnen de poëzie van pakweg de afgelopen tien jaar.
Wang Jiaxin schrijft gedichten die aanmerkelijk minder intuïtief en hermetisch aandoen dan het werk van bijvoorbeeld Bei Dao. Hij drijft niet op de stortvloed van beelden die de nieuwe Chinese poëzie soms uit haar eigen voegen lijkt te laten barsten en soms (zoals bij Duoduo) een bijzonder herkenbaar en ontzagwekkend stemgeluid geeft. (Wél is af en toe de Chinese maatschappelijke situatie van de Culturele Revolutie en daarna net als bij zijn tijdgenoten voelbaar aanwezig: in De rivier zoekt de dichter, daarin tegengewerkt door grote en onmenselijke krachten, naar vrijheid en geluk voor zichzelf en een geliefde - naar de kans om een eigen huis te bouwen en ongehinderd wortel te schieten.) Zijn werk speelt zich af op een afgebakende en ook voor buitenstaanders overzichtelijke ruimte, waarin eenvoudige gegevens uit het dagelijks leven en een hanteerbare hoeveelheid gedachten en fantasie vermengd worden. Zijn eenvoudige woordkeus en de rustige weloverwogen toon van zijn gedichten dragen sinds het midden van de jaren tachtig bij aan het rijk geschakeerde uiterlijk van de nieuwe Chinese poëzie.
Werk van Wang Jiaxin zal opgenomen worden in Een onafzienbaar ogenblik, een keuze uit de gedichten van tien hedendaagse Chinese dichters die in juni van dit jaar bij Meulenhoff verschijnt.