| |
| |
| |
De complementariteit van wetenschap en kunst
W.F. Wiersma
Stel je wordt uitgenodigd voor de opening van een expositie. De kunstenaar is aardig en hij neemt je persoonlijk mee langs de tentoongestelde werken; hij vertelt over zijn creaties, wat ze voorstellen en hoe het proces van het maken zich heeft voltrokken. Je hoort het aan en zegt: ‘ja interessant, erg interessant’.
Stel een vriendin nodigt je uit voor een bezoek aan haar laboratorium voor biogenetisch onderzoek. Ze neemt je mee naar een koelcel en laat je een aantal van haar kweken zien waarin ze klonen heeft van aardappelplanten. Ze vertelt over het groeiproces, over veredeling en over de talloze varianten die ze heeft gemaakt. Je hoort het aan en zegt: ‘ja interessant, erg interessant’.
Twee ontmoetingen in twee verschillende werelden, de wereld van kunst en de wereld van wetenschap. Twee gescheiden werelden, want iemands werkzaamheden behoren tot de ene en niet tot de andere wereld. Een kunstenaar kan analyserend en logisch te werk gaan, maar wetenschappelijk onderzoek is het niet. Een wetenschapper kan esthetische beleving nastreven, zijn werk zal geen kunst opleveren. Er is sprake van een gespleten cultuur.
Gegeven deze constatering, hoe vindt een mens de weg tussen fysische en economische opvattingen enerzijds, en literaire, muzikale en filmische anderzijds? Leven wij in een schizofrene samenleving?
| |
1. Vier visies
Vier verschillende visies zijn mogelijk om de verhouding tussen wetenschap en kunst weer te geven. Allereerst is er de visie die stelt dat de wetenschap veel belangrijker is dan kunst. Overal in onze twintigste eeuwse cultuur manifesteert zich de prioriteit van natuurwetenschappelijke kennis. In deze optiek is kunst een bijverschijnsel.
Een andere visie stelt dat kunst en wetenschap in principe identiek zijn. Beide zijn uitingen van menselijk denken en handelen, die uitsluitend verschillend georiënteerd zijn. Dat wetenschap zo'n prominente plaats heeft, doet niets af aan de waarde van kunst: een roman, een symfonie of een film kan ons evenveel zeggen als een fysische theorie.
De derde variant die mogelijk is, stelt dat kunst superieur is aan wetenschap. De wetenschappelijke rationaliteit leidt tot niets anders dan de ondergang van de menselijke soort, en alleen kunst is in staat de menselijke waardigheid en de kwaliteit van het bestaan te garanderen. Vaak wordt verondersteld dat deze visie van recente datum is, maar zij is al aanwezig in het werk van o.a. Coleridge, Carlyle, Dickens en Rousseau.
Tenslotte is er de opvatting dat wetenschap en kunst tegengesteld zijn, en dat ook altijd zullen blijven. De één levert soms ideeën aan de ander, en de ander kan af en toe hulp en uitkomst bieden, maar er is geen wederzijdse bemoeienis. Zo ontleent de moderne architectuur veel aan wetenschappelijke vondsten, terwijl de architectuur zelf, door haar praktijk, impulsen geeft tot onderzoek naar betere bouwmaterialen.
Deze laatste visie is de meest belangrijke. Zij reduceert de één niet tot de ander en laat zonder een voorkeur te uiten, ieder onderdeel het eigen karakter behouden. Wat betekent dat voor de verhouding tussen kunst en wetenschap? Hoe gaan wij om met deze dichotomie? Betekent het dat we van bepaalde gebeurtenissen een wetenschappelijke verklaring geven, en van andere gebeurtenissen een artistieke? Ik vermoed dat we dat inderdaad doen, in cultureel opzicht zijn we schizofreen.
| |
2. Complementariteit
Hoe zien wij het onderscheid tussen wetenschap en kunst? Ik zal dat nagaan door een beschrijving te geven van de complementariteit van de beide gebieden. Om dat te doen is het noodzakelijk aandacht te besteden aan de asymmetrische verhouding tussen wetenschap en kunst. Waarom heeft de natuurwetenschap zo'n prominente positie in de twintigste eeuw? Deze vraag zal ik (in paragraaf 3) in een historisch perspectief behandelen.
| |
| |
Daarna (paragraaf 4) zal ik het karakter specificeren van de complementariteit. Tot slot wordt aandacht besteed aan de wijze waarop de complementariteit te beschrijven valt.
Wat is complementariteit? Complementariteit is de verhouding tussen twee begrippen die tegengesteld zijn, maar waarvan de tegenstelling opgeheven wordt op een hoger niveau. Zo zijn ‘man’ en ‘vrouw’ tegengestelde begrippen, maar vormen op een ander niveau de eenheid ‘mens’. Het begrip ‘mens’ kan ook als complementair worden gezien, in de verhouding tot ‘dier’: ze vormen samen ‘zoogdier’. Complementariteit manifesteert zich bij diverse andere concepten: leven vs. dood beschrijft een biologische eenheid, winst - verlies een economische, warmte - kou, orde - chaos, verdriet - geluk, licht - donker enz.
Complementariteit brengt tegengestelde begrippen samen. Dat geldt niet alleen voor begrippen, maar ook voor activiteiten, zoals landbouw en industrie om een economische eenheid te vormen, of talige uitdrukkingen en nonverbale uitdrukkingen die samen een communicatieve eenheid vormen. Hoe kunnen wetenschap en kunst als complementair worden beschouwd? Waaruit bestaat hun gemeenschappelijke niveau?
Op het eerste gezicht is het paradoxaal om kunst en wetenschap als complementair te beschouwen. Hun wederzijdse verhouding is niet symmetrisch, want zo als wetenschap tegenover kunst staat, zo staat kunst niet tegenover wetenschap. Wij vinden het acceptabel dat een geneticus zich met schilderkunst bezighoudt en een astronoom met poëzie. Maar omgekeerd, hoe staan we tegenover een kunstschilder die experimenteel onderzoek verricht of een dichter die over astronomie publiceert?
Waarom zijn laatstgenoemde varianten ongeloofwaardig? Reden daarvoor is dat wetenschap een zodanige plaats in de samenleving heeft, dat niet iedereen zomaar toe kan treden. Er gelden voorwaarden: studie aan daartoe bevoegde instituten, het accepteren van werkwijzen en modellen, het respecteren van tradities, het afzien van twijfel, het stellen van juiste vragen, het doen van objectieve uitspraken en het maken van verifieerbare analyses. Het vereist een jarenlange disciplinering om binnen wetenschap geaccepteerd te worden; inauguratie is noodzakelijk.
Voor kunst is dat niet het geval, zij is toegankelijk voor iedere belangstellende, kennis en vaardigheid zijn wenselijk, maar niet vereist. Kunst pretendeert subjectief te zijn, er is sprake van artistieke vrijheid en men streeft naar schoonheid, vermaak en diversiteit.
Hoe valt er tussen de moeilijk toegankelijke wetenschap en de zo plooibare kunst een complementariteit te zien? Is er niet uitsluitend sprake van contrariteit? Nee, de complementariteit bestaat, en om die inzichtelijk te maken wil ik een historisch perspectief schetsen van de wijze waarop de hedendaagse verhouding tussen kunst en wetenschap is ontstaan.
| |
3. Cognitieve diversiteit
Hoewel de ontwikkeling van wetenschap niet eenvoudig is weer te geven, is het niet zo, dat er in de 16e/17e eeuw een wisseling van prioriteiten heeft plaatsgevonden. Het is onjuist, zoals vaak gesteld wordt dat de natuurwetenschappen in dit tijdvak de filosofie, literatuur en kunst van de voorste rij hebben verdrongen. Dat wetenschap tegenwoordig een overheersende positie inneemt, is niet uitsluitend haar eigen verdienste geweest.
In de middeleeuwen worden de culturele centra gevormd door de hoven van burchtheren en bisschoppen. Dit zijn de ontmoetingsplaatsen van mensen met verschillende meningen, ervaringen en ambten; er zijn kunstenaars, schrijvers, handwerklieden, alchemisten, filosofen, jongleurs, wiskundigen en theologen. Het hof is een ontmoetingsplaats van heterogene groeperingen, die elkaar beïnvloeden.
In deze diversiteit heerste geen prioriteit. De astronoom kon zijn werk uitvoeren, omdat men geloofde (hoewel de kerkvader daar tegen was) dat uit veranderingen aan de hemel de toekomst kon worden bepaald. Voor zijn beloning was hij, net als de dichter, afhankelijk van zijn mecenas. De dichter maakte lofdichten, de schilder verfraaide de luister van zijn heer, de wiskundige rekende de feodale vorst voor hoe hij nog rijker kon worden, de alchemist probeerde goud te maken en als de situatie zich voordeed, probeerde hij met de chirurgijn (of rondtrekkende kwak) de vorst te genezen.
Er is sprake geweest van verschillende vormen van kennis die deels benut zijn voor vermaak, deels als beroepsuitoefening, deels als manier om de natuur te begrijpen en deels om zich te verdedigen tegen vijanden en natuurrampen. Toch is er een vorm van kennis die aanspraak maakt op prioriteit: de kennis die door de kerk vertegenwoordigd wordt. Het is echter de vraag of de kerk er in geslaagd is met haar voorschriften en openbaringen het dagelijks leven van de middeleeuwer te beheersen. Historici zijn geneigd invloed van theologische kennis te accentueren. Natuurlijk is deze kennis aanwezig,
| |
| |
maar zeker niet alleen; voor leven en overleven in de middeleeuwen gaat het niet uitsluitend om theologische kennis.
De meest juiste karakterisering van middeleeuwse kennis is dat ze symbolisch is. De kennis van allerlei zaken wordt niet alleen aangewend om het onbegrijpelijke te begrijpen, maar vooral om het onbegrijpelijke van een onmiddellijke betekenis te voorzien. De werkelijkheid is voor de mens in de middeleeuwen een directe afspiegeling van zijn kennis. De architectuur van zijn leven weerspiegelt zich in het heelal, het heelal weerspiegelt het innerlijk van de mens, de ziel weerspiegelt zich in natuur, kathedralen en eeuwigheid.
Er ontwikkelt zich een periode van cognitieve diversiteit, waarvan het hoogtepunt bereikt wordt tijdens de Renaissance. In deze periode zijn verschillende individuen in staat de kennis van de uiteenlopende terreinen zich eigen te maken en deze tot nieuwe en zinvolle eenheden te vormen.
Ondanks de diversiteit van de kennis is er wel degelijk sprake van coherentie. De kennis is verschillend, maar men ervaart dat niet als problematisch. Pas na de Renaissance zullen er scheuren komen in deze coherentie, die door de Verlichting bevorderd worden. Dan begint het proces dat uiteindelijk zal leiden tot een epistemologische scheuring. Een scheuring die zich manifesteert in de twintigste eeuwse dichotomie van kunst en wetenschap.
Hoe heeft wetenschap uiteindelijk haar prioriteit verkregen? Ongetwijfeld zijn de specifieke eigenschappen van wetenschap daar verantwoordelijk voor geweest, bijvoorbeeld dat wetenschap voorspellingen kan doen die succesvol blijken te zijn en dat sommige vondsten een belangrijke toepassing hebben. Maar zijn deze kenmerken van wetenschap voldoende om een zo ingrijpende verandering in het menselijk denken te verklaren? Nee, het zijn vooral de filosofen geweest die de dichotomie tot stand hebben gebracht, m.n. de filosofen die zich hebben laten inspireren door de natuurwetenschappen.
Veel filosofen hebben belang gehecht aan de natuurwetenschappelijke methode. Zij verwachtten belangrijke resultaten van deze vorm van onderzoek voor de mens en zijn welzijn. Van Leibniz is bekend dat hij liever luisterde naar wat mensen als Van Leeuwenhoek zagen, dan dat hij luisterde naar wat zijn medefilosofen dachten. Niet alleen Leibniz is gefascineerd geweest door de resultaten van de wetenschap, dat geldt ook voor Descartes, Kant, Hegel, Marx (die een enorme adoratie heeft voor Darwin), Mach, Duhem, Russell, Carnap, Popper (die de werkwijze van Einstein als voorbeeld stelt voor iedere vorm van wetenschappelijk onderzoek).
De filosofie heeft ervoor gezorgd dat wetenschap op de troon van de samenleving kon plaatsnemen. Dat is ten koste gegaan van de kunst. De filosofie heeft de afgelopen eeuwen wel een sympathie voor artistieke uitingen gehad, maar primair was haar aandacht gericht op de wetenschap. Ze heeft de wetenschappelijke werkwijze zodanig verdedigd en geïdealiseerd, dat deze zelfs het voorrecht heeft gekregen op epistomologische en ontologische uitspraken.
| |
Creativiteit
De waarde van de kunst wordt filosofisch ondergewaardeerd. De huidige stand van zaken tussen wetenschap en kunst is onjuist. Wetenschap is niet de enige vertegenwoordigster van kennis en waarheid. Niet alleen wetenschappers doen beweringen over mens, natuur en kosmos, ook kunstenaars doen dat. Zowel kunstenaars als wetenschappers proberen de ons omringende werkelijkheid te beschrijven. Beide groepen zijn voortdurend bezig met het vernieuwen van de visie op de werkelijkheid.
De werkwijze van wetenschappers en kunstenaars is vergelijkbaar. Dit gegeven is belangrijk voor de complementariteit van wetenschap en kunst. Dit betekent dat er, ondanks de tegenstelling, een overeenkomst bestaat tussen beide. Een overeenkomst die zich manifesteert in hun creativiteit.
Uitgaande van complementariteit als de mogelijkheid om een aanvankelijke tegenstelling op een hoger niveau op te lossen, valt het volgende te constateren. Via creativiteit is het mogelijk artistieke en wetenschappelijke arbeid als identieke processen te beschrijven. Hoewel kunst en wetenschap tegengesteld zijn, is er sprake van complementariteit omdat er op creatief niveau tussen beide een eenheid bestaat.
Over creativiteit is veel geschreven, maar er is zelden systematisch onderzoek naar gedaan. In dit verband is er een taak voor o.a. de wetenschapsfilosofie, maar zij zal dan anders te werk moeten gaan. Tot op heden heeft de wetenschapsfilosofie zich beziggehouden met paradigmatische studies. Dat wil zeggen ze heeft zich er op toegelegd om wetenschappelijke activiteiten als systemen te beschrijven, waarbij ze op zoek gaat naar normen en regels binnen zo'n systeem. De wetenschapsfilosofie heeft zich geconcentreerd op het vaststellen van wetenschappelijkheid, rationaliteit, waarheid, op wat als
| |
| |
experiment, hypothese of methodologie kan gelden. Dat heeft geleid tot belangrijke inzichten, maar daarmee is wel steeds de dichotomie benadrukt.
In plaats van paradigmatisch zal de wetenschapsfilosofie syntagmatisch te werk moeten gaan. Ze moet zich niet langer beperken tot onderzoeken binnen wetenschappelijke activiteiten, maar wetenschappelijke activiteigen gaan vergelijken met andere activiteiten. Syntagmatisch onderzoek richt zich op het beschrijven van processen binnen verschillende systemen, om vervolgens de beschrijvingen met elkaar in verband te brengen. Daarbij gaat het niet alleen om regels binnen wetenschappelijke of artistieke systemen, maar om regels die zowel voor kunst als voor wetenschap geldig zijn; bijvoorbeeld hoe komt een wiskundige tot een oplossing en hoe een componist; hoe creëert een beeldhouwer zijn produkt en hoe een polymeerdeskundige?
| |
Syntagmatisch onderzoek
Er zijn slechts weinig studies die op een zinvolle manier aandacht besteden aan creativiteit. In de meeste gevallen beperkt men zich tot anekdotes en psychometrische onderzoeksresultaten. Toch valt er meer over te zeggen en één onderzoek kan daarvoor illustratief zijn. Het is een studie die creativiteit op een syntagmatische wijze beschrijft, waarbij wetenschappelijke en artistieke activiteiten als identiek worden beschouwd.
In The Emerging Goddess werkt de filosoof/psycholoog Albert Rothenberg de stelling uit dat er twee verschillende soorten creatieve processen zijn, ongeacht of het over poëzie of proefondervindelijk onderzoek gaat. De ene soort valt te karakteriseren als tegengesteld denken, de andere als gelijktijdig denken. Hoewel de beide cognitieve processen verschillend zijn, gaat het in beide gevallen om het combineren van concepten.
Van tegengesteld denken is sprake wanneer complementaire concepten samengevoegd worden tot een nieuw en ander concept. Dit is een plotselinge gebeurtenis die de oorspronkelijke tegenstelling doet verdwijnen. Rothenberg laat zien dat deze vorm van creatief denken zich manifesteert bij weten- | |
| |
schappelijk onderzoek, bijvoorbeeld bij het DNA-onderzoek van Watson en Crick. Tevens memoreert Rothenberg het volgende relaas van een dichter als één van de vele voorbeelden van tegengesteld denken.
De dichter is bezig met een gedicht, maar het werk wil niet vlotten. Het gedicht-in-wording concentreert zich rond twee verschillende thema's: ongebondenheid en vertrouwdheid. De dichter erkent dat beide thema's hem bevallen, maar dat hij niet over poëtische beelden beschikt om ze op een zinvolle manier te verenigen. Hij vertelt dat hij uiteindelijk een oplossing heeft gevonden door de tegenstelling te unifiëren. Door het grootse en het ontembare te combineren met het bekende, vindt hij de metafoor die hij nodig heeft: het paard. Dit beeld geeft hem de mogelijkheid het gedicht te voltooien.
De andere vorm van creatief denken, gelijktijdig denken, wordt gebruikt bij het gelijktijdig ervaren van verschillende concepten. Rothenberg illustreert dit aan de hand van een ontdekking van James Watt. Tijdens een wandeling door Glasgow passeert Watt het washuis waar grote ketels staan voor de was. Er wordt niet gewerkt, maar Watt stelt zich voor hoe de wasvrouwen bij de ketels aan het werk zijn. Ineens ziet hij de ketels als cilinders, veronderstelt hoe stoom van de ene ketel naar de andere gaat, ziet tegelijkertijd hoe stoom van de ene cilinder naar de andere vacuümcilinder gaat, en hij heeft de oplossing gevonden voor de gebreken aan zijn stoommachine.
Natuurlijk is het gelijktijdig denken niet alleen aanwezig bij het doen van wetenschappelijke ontdekkingen. Rothenberg constateert het gelijktijdig denken ook bij kunstenaars als Klee en Moore, en bij Beethoven en Schönberg met hun polyfone muziekstukken. Resumerend, creativiteit volgens Rothenberg bestaat uit twee verschillende processen die gebruikelijk zijn in wetenschap en in kunst.
Wanneer er meer van dergelijke syntagmatische studies komen, zullen we meer inzicht krijgen in de complementariteit van wetenschap en kunst. De onderzoeken moeten zich dan niet beperken tot beschrijvingen van creativiteit in termen van intuïtie en verbeelding, of in een opeenvolging van stadia (: oriëntatie, voorbereiding, analyse, hypothesevorming, incubatie en synthese). Globaal gezien moet er rekening worden gehouden met drie verschillende verschijningsvormen van creativiteit: proces, persoon en produkt.
Het minst problematische van deze drie is het creatieve proces, dat voor wetenschappers en kunstenaars gelijk is. Maar zou de overeenkomst in mindere mate gelden voor creatief persoon? Een chemicus is geen dichter, en evenmin is een dichter chemicus, maar voor beiden geldt dat als hun werk stokt, dat ze gaan zoeken, fantaseren, moedeloos worden, uit het raam staren enz., totdat een inval hen op het juiste spoor brengt.
Voor creatieve produkten geldt dat bijvoorbeeld een roman geen medisch handboek is en een handboek geen roman, maar waar ligt hun verschil? Voor een filosoof als Michel Serres is er geen verschil. In zijn publicatie Feux et signaux de brume. Zola laat hij zien dat Zola met dezelfde concepten werkt als de fysici Carnot en Boltzmann.
Bij Zola vinden we een methode, hypothesen en een epistemologie die van een zelfde nauwkeurigheid zijn als de wetenschappelijke onderzoeken van zijn tijd. Het verslag van zijn onderzoek in de 31-delige romancyclus Les Rougon-Macquart, is niet zomaar een relaas van een familie. Het is een beschrijving van een systeem, een systeem dat onderworpen is aan wetmatigheden van open vs. gesloten, dood-wanorde, entropie, degeneratie en irreversibiliteit.
| |
6. Ter afsluiting
De geconstateerde complementariteit heeft consequenties, zij werkt door in andere kwesties rond kunst en wetenschap. Onderzoek naar de verhouding tussen beide zal zich niet moeten beperken tot creativiteit, maar een begin maken met de volgende vragen:
- | hoe cultureel afhankelijk is wetenschap? |
- | hoe wetenschappelijk is kunst en hoe artistiek is wetenschap? |
- | wat is artistieke rationaliteit? |
- | bestaat er, analoog aan het l'art pour l'art, ook een la science pour la science? |
- | wat is de rol van de esthetica in wetenschap? |
- | bestaat er een zinvol onderscheid tussen wetenschapper en kunstenaar? |
- | wat is de overeenkomst in de betrekking kunst-realiteit en wetenschap-realiteit? |
Deze vragen besteden op een onconventionele manier aandacht aan de verhouding tussen kunst en wetenschap. Dat is noodzakelijk, want de verhouding is steeds veranderd en zal ook altijd veranderen. Wetenschap ontwikkelt zich, kunst ontwikkelt zich, zo ook hun onderlinge verhouding. En helaas hebben wij nog onvoldoende kennis van de creativiteit die zo kenmerkend is voor deze verhouding. Bezoeken aan musea, laboratoria en concertzalen zullen dat voortdurend illustreren.
|
|