de vrijheid en de welstand die vanzelf verwezenlijkt zullen worden als de betweterige Marxisten verdreven zijn.
Geen ontwerp voor een betere wereld: alleen een idee dat er een aangename samenleving zal ontstaan als de theoretici de kans benomen wordt om er zich mee te bemoeien. Dat is het meest verbluffende van deze revoluties. Sinds de Putney debates van 1647, of anders in ieder geval sinds de Franse revolutie is het niet meer voorgekomen dat iemand een staatsinrichting probeerde te veranderen zonder er een nieuwe leer tegenover te stellen.
De Middeleeuwse praktijk van ontevreden groepen was dat zij zich beriepen op oude rechten en vrijheden die met voeten getreden werden en die zij hersteld wensten te zien; de praktijk van de moderne geschiedenis is geweest om de verwezenlijking te eisen van een modelmaatschappij waarin iedereen zich betrokken voelde, behalve de alleronaangenaamsten uit de oude school.
En zou de moderne geschiedenis in deze zin nu afgelopen zijn? Is de huidige theorie dat de hooggestemde regels in de wind geslagen moeten worden zodat de maatschappij zich kan richten op de simpele vervullingen die het reclamewezen ons sinds lang voor ogen houdt: leuk, lekker en relekst? Het is moeilijk te geloven dat alle functionarissen van Tsjechoslowakije, Roemenië, Bulgarije en tenslotte ook Rusland voortaan zullen praten in termen van zo-kon-het-niet-langer en hebben - jullie - al - een - afspraak - met - McKinsey. En ook ons in het leuke Westen zal het een vreemde denkwereld invoeren, waar het verschil tussen links en rechts niet groter meer is dan tussen Democraten en Republikeinen in de Verenigde Staten.
Over een jaar of tien zullen veel mensen zich op deze manier moeilijk meer voor kunnen stellen wat voor een vast punt het communisme was in de politieke ideeënwereld van bijna de hele twintigste eeuw. Het was ideaal en schrikbeeld als de leer die het eigenbelang overwonnen had ter wille van de gemeenschap. Het was schrikbeeld en ideaal als het systeem dat de waarheid in pacht had en de oppositie opsloot of uitmoordde. Het was bovendien het vaste punt aan de uiterste linkerzijde van de scala van politieke mogelijkheden. Aan het rechtse uiteinde mocht iedere gewetenloze geldwolf de markt naar zijn hand zetten; aan het linkse eind verdween geen dubbeltje in een broekzak zonder de sanctie van de samenleving. Er tussenin doseerden gematigd links en rechts hun vrijheden en gebondenheden, onder verwijzing naar de extremen die zij wilden vermijden.
En nu is een van die twee extremen niet meer in het zicht. Uiterst rechts blijft altijd over, daar is een enkele geldwolf genoeg voor. Uiterst links bestaat alleen bij de gratie van een leer. Tweehonderd jaar geleden maakte het idee opgang dat de mens verlost van priesters en andere dwingelanden vanzelf goed zou worden, en Lenin's idee dat de staat op den duur zichzelf zou opheffen was daarvan afgeleid. Communistische machthebbers lieten er zich allang niet meer door in de war brengen. Voortdurende waakzaamheid was geboden, en voortdurend toetsen van de leer; maar nu is er geen leer meer. Alle historische karakteristieken van het communisme, de heroïek, de wreedheid, de onpersoonlijkheid en de gezelligheid blijven achter in het vorige hoofdstuk.
En aan het eind van de twintigste eeuw is er geen beeld meer over van een heilstaat waarnaar de mensheid zou kunnen opstijgen. Alle zaken zullen van dag tot dag geregeld worden, en niemand maakt zichzelf meer wijs dat er een soort samenleving kan bestaan waarin de voorheen verdrukten waarlijk vrij zullen zijn. Zij kunnen misschien wat minder verdrukt worden; daar valt over te praten, er zijn allerlei regelingen mogelijk. De fictie van de waarlijke vrijheid, daar zijn wij uitgegroeid.
Of zou dit alleen de visie zijn van rechtse rakkers en labiele liberalen, die zich verkneukelen nu de betere wereld waar zij niet in zouden passen uit het zicht verdwijnt? Zo is het niet. E.B. Hobsbawn, de historicus die sinds 1931 lid is van de communistische partij, werd onlangs in de Independent geïnterviewd over het verbleken van de Marxistische visie. Waarom blijft u na dit alles communist? vroeg Paul Barker hem, en het antwoord was ‘This is a biographical question, essentially,’ en iets verder, ‘I don't wish to be untrue to my past or to friends and comrades of mine, a lot of them dead, some of them killed by their own side, whom I've admired and who in many ways are models to follow, in their unselfishness and devotion.’
Daar gaat de twintigste eeuw; of daar gaan wij, en laten de twintigste eeuw achter. De mannetjes met hoeden, en de vrouwtjes met lage tailles, die iets te snel door het beeld benen in de filmjournaals van 1920, zijn bijgezet in de archieven. Wij weten alles beter, en het zit in de computer. Misschien kunnen wij een periode inluiden zonder strafkampen en massagraven, dat zou verheugend zijn; maar waar moeten de mensen heen die de wereld in één vorm willen denken? Of zijn er niet meer van die mensen?
Zij zijn er waarschijnlijk nog, en zullen iets nieuws moeten vinden. Voorlopig zul-