Boerenwormkruid
H. Drion
‘Dat's onmogelijk!’
Het was eruit, voordat ik me de onzinnigheid van mijn reactie realiseerde: reactie van het kind van acht jaar dat ik geweest was, en niet van de vrouw van twee-en-dertig, die nu aan haar geïrriteerde tafelbuurman moest uitleggen, waarom ze het onmogelijk vond dat de gele bloemetjes op de schaal op tafel boerenwormkruid zouden heten, zoals mij was medegedeeld toen ik mijn buurman met plotselinge heftigheid naar de naam had gevraagd.
Het wás niet goed uit te leggen; in ieder geval had ik er geen zin in, tegenover deze man die ik nog maar net kende en die me niet zo erg aansprak. Maar ik wist wèl waarom ik zo gereageerd had, eerst op het zien van die bloemen op het schaaltje, en daarna op de mededeling dat die de prozaïsche naam van boerenwormkruid droegen.
Vier-en-twintig jaar geleden had ik die bloemen voor het eerst, en voor zover ik me kan herinneren, ook voor het laatst gezien. Het was een zomer in de Veluwe, waar mijn ouders voor een maand een huisje in Elspeet hadden gehuurd. Op een van mijn eerste eenzame expedities was ik een zandweg niet ver van ons huis opgelopen. Ik zie die weg nòg voor me liggen, in de zon van een augustusdag: links weilanden met wat zich traag voortbewegende roodbonte koeien, rechts eikenhakhout en bramenstruiken. Aan beide kanten van de karreweg waren droge greppels met wilde planten en bloemen.
En dan was er, een eindje de weg op, links die toef van platte gele bloempjes, bossen van gele knoopjes, en dat bleek dus nú, meer dan twintig jaar later, boerenwormkruid te heten.
Dat ik me die massa van gele bloemen nog zo scherp herinner, is niet omdat ik ze toen zo prachtig vond, maar omdat ze een teken waren voor iets anders, veel belangrijkers. Precies op de plaats van die bloemen, maar aan de overkant van de weg, lag namelijk de ingang naar een door mij ontdekt geheim paradijs. Die ingang werd gevormd door een smalle opening in het dichte eikenhakhout, waardoor ik - in een lichte roes van angst en avontuur - naar binnen was gekropen. Het gat was niet groot, maar op mijn knieën kruipend kon ik er doorheen komen, vol spanning wat ik aan de andere kant zou vinden. Dat was dan een klein zonnig grasplekje, naar alle kanten afgesloten door struiken. Toen ik er binnendrong, hoorde ik iets wegritselen, griezelig en fascinerend. Ik heb eerst een tijdje stil gezeten, en ben toen het plekje gaan exploreren. Er klonk een voortdurend gezoem van insecten, en toen ontdekte ik ineens aan de rand een paar mooie frambozen. En ik ontdekte nog iets anders: een tweede uitgang uit het plekje, ongeveer tegenover die waardoor ik er binnen was gekomen. Aan de andere kant van die tweede uitgang bleek de natuur een veel grotere kamer te hebben ontworpen, en nu hóórde ik niet alleen, maar zág ik ook iets wegschieten. Het leek me een klein konijntje, dat ik een tijdlang betoverd heb nagekeken. In deze tweede grote kamer van mijn paradijs bleken nog veel meer frambozen te staan, en bovendien waren er hier aan één struik al vrij veel rijpe bramen. Ik heb er een paar van geplukt, want ik was van plan hier nog veel terug te komen, en dan moesten er frambozen en bramen overblijven.
Hoe lang ik daar gezeten heb, weet ik niet. Op een gegeven ogenblik werd ik ineens een beetje bang, en ben gauw de twee doorgangen van de grote en van de kleine ‘kamer’ doorgekropen. Voorzichtig in de droge greppel opduikend, zag ik de toef van gele bloemen, en die heb ik in mijn herinnering geprent, om te weten waar ik mijn geheime schatkamer later weer terug zou kunnen vinden.
Toen ik thuis kwam, had ik het gevoel heel lang weg te zijn geweest, en ik rekende op een standje, maar mijn moeder zei alleen: ‘Zo, heb jij een wandeling gemaakt?’ Dat was natuurlijk een totaal inadequate beschrijving van wat ik had meegemaakt, en ik heb dan ook niets van mijn geheim verraden.
Helemaal zeker dat dat eerste bezoek aan mijn geheime paradijs zo is verlopen als ik nu net heb beschreven, ben ik niet. Want dat eerste bezoek is volledig overschaduwd door het tweede, of was het het derde? Hoe dan ook, kort na de ontdekking van mijn verborgen tuin, kregen we een tienjarig vriendje van mijn nog weer wat oudere broer Koert te