weest zijn maar mode, of wijn, of autoroute naar Spanje. Het spraakgebruik staat eigenlijk niet toe dat wij dan de term ‘het Frans’ gebruiken, maar het zou toch kunnen: ‘het Frans’ voor alles wat wij aan Frankrijk opmerken, inclusief de enkele honderden woorden die wij nog kennen.
Hoe wij het ook opvatten, in verbale of in algemene zin, de betekenis van de ene cultuur voor de andere is denk ik altijd gering. ‘On aperçoit mal comment une civilisation pourrait espérer profiter du style de vie d'une autre, à moins de renoncer à elle-même,’ staat er in een vroeg essay van Claude Lévi-Strauss, Race et Histoire. Wel is het denkbaar, zegt hij, dat de ene cultuur de andere overweldigt, of dat ervan komt ‘une synthèse originale, mais qui, alors, consiste en l'émergence d'un troisième pattern’ dat iets anders zou zijn dan de twee samenstellende delen.
Dat lijkt mij voorbeeldig doordacht. Beïnvloeding van een cultuur door een andere is gewoonlijk niet meer dan een variant van toerisme. Een toerist ontspant zich in het gezelschap van medetoeristen die ook leven voor de ontspanning, en neemt iets waar van een vreemde samenleving die zijn gewone wereldbeeld onderbreekt als een film. Af en toe bezoekt hij een tentoonstelling of een oud gebouw, maar de indrukken die hij opdoet zijn vluchtig en sluiten zelden aan op iets dat hij voelde of wist.
De toerist treedt enkele weken per keer uit zijn eigen wereld; de lezer van buitenlandse talen verlaat zijn eigen wereld enkele uren per keer. Het verschil is klein, al kan een lezer een vreemde cultuur, als hij er vertrouwd genoeg mee raakt, gebruiken om een derde pattern te maken in de zin van Lévi-Strauss; maar zo weinig lezers van Franse of andere buitenlandse teksten doen het dat er niet gesproken kan worden van een betekenis voor de Nederlandse cultuur, alleen voor die mensen zelf.
Het enige voorbeeld dat in gedachten komt van beïnvloeding van de Nederlandse cultuur door de Franse sinds een jaar of dertig geleden toen Sartre en Camus zich enigszins lieten gelden, is dat van de wijnproeverij. De Nederlander die van wijn weet houdt ook Spanje en Boelgarije en Australië in de gaten, maar de cultus van de proeverij, met geblindeerde flessen en spuugemmers en strikt idioom voor de waarderingen waar niemand van mag afwijken op straffe van genegeerd worden, die is uit Frankrijk gekomen. Althans, het voorbeeld is uit Frankrijk gekomen, en de reizen van de opperproever Hubrecht Duijker voeren hem bijna altijd naar dat land; maar de cultuurvorm die eruit ontstaat lijkt een derde pattern te zijn, waar Franse wijnboeren en de Chevaliers du Tastevin en Nederlandse gezelligheidsmensen en de Horeca en andere groeperingen elementen aan moeten hebben bijgedragen. Absoluut onweerlegbaar zijn conclusies op dit terrein moeilijk te maken, maar de indruk is dat er in Nederland geproefd wordt in een geest waar de Fransen van op zullen kijken; ook heb ik niet gehoord van een wijncursus op de Franse televisie zoals er hier een gegeven wordt.
Dat zou dan een voorbeeld van Franse culturele penetratie zijn, waar de taal niet meer aan toekomt, noch met zijn vorm noch met zijn inhoud. Sommige Nederlanders vinden het maar goed ook, omdat Fransen een zelfvoldane indruk maken en zelden vriendelijk of aardig doen tegen buitenlandse bezoekers. Het zal wel waar zijn dat de Franse hoffelijkheid, hoewel als term nog herkenbaar, als gedragsvorm achteruitgegaan is. De historicus Emmanuel Berl haalde dertig jaar geleden Heine aan die geschreven moet hebben dat hij zich wandelend in Parijs opzettelijk door voorbijgangers op de tenen liet trappen afin d'entendre la douce musique des pardons. Kom daar nu eens om, zei Berl; en het is sinds hij schreef niet beter geworden.
Hoewel dat sommige buitenlanders ergert zouden derde patterns met een Franse poot voor de Nederlandse cultuur nog steeds aanwinsten zijn. Van de Universalité de la Langue Française, waar Rivarol kort voor de Revolutie een Discours over schreef, spreekt haast niemand meer, maar die wordt gemist nu alle talen vervuild raken door het Engels, zelfs de Franse taal nota bene. De moderne mens die het Engels half beheerst gaat liever door met Spaans en misschien ook Japans en binnenkort Russisch dan met Frans: de vraag is waar zaken mee te doen zijn.
De zakelijke redenen waarom het Frans in de verdrukking zit zijn duidelijk te onderscheiden als wij wereldhandelsroutes bekijken. Wat de cultuur, opgevat als kunsten en wetenschappen, of als patronen van algemene bedrijvigheid, ertegen in te brengen heeft is weinig omdat er geen noodzaken in werkzaam zijn, alleen voorkeuren.
Er is dus geen uitzicht op heruitbreiding van de Franse studies in de naaste toekomst. Waarschijnlijk blijven de Franssprekenden een klein gezelschap, onder verdenking van elitarisme, en niet ten onrechte. Denk maar aan Stendhals opdracht aan de gelukkige minderheid - maar het zou uit de toon vallen als mijn laatste woorden zijn Engels herhaalden.
Niet alle toehoorders wisten nadat deze tekst uitgesproken was meteen wat Stendhals Engelse woorden waren, daarom hier:
TO THE HAPPY FEW