Hollands Maandblad. Jaargang 1989 (494-505)(1989)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Marijn Backer Apen Het zijn de kleine mannen niet met ongeschoren kop. De vrouwen niet die handophouden in de straat. Die al de vezels van hun lijf verbinden aan één doel, ze zijn het niet. Of zij, op klein gebaar verliefd zoals een kat zijn ogen sluit. En zij, van zichzelf vergeten, die doen en doen en dan zijn afgedaan. Van wie je maar wilt hopen dat zij het zijn met groter hart met beter bloed: Ja Aapje lach, ik weet wij minnen redeloos de ander wel de ene niet. Einde dag Zolang ik niet mijn hand ophou als een kreupele wagen: geen passagier. Zolang ik mijn pijnen niet aan ouderdom wijt. Zolang ik sterk ben denk ik en bomen kap en haardhout hak; zoete jongen zolang je rug doorveert, rust je niet knakt: Kijk dan, de winter valt in, de wind draait. Kijk, de geheven wenkbrauw van het westen, schoon voorhoofd, het mooie oog verwondering kijk het na tot je doorzichtig wordt en grijsheid oprijst, zwarte huizen zwarte wegen, strak de hemel geknoopt om de knoop van de maan. Zolang ik niet moe ben bijna als een woning met zorgen, gordijnen toe. Vorige Volgende