Hollands Maandblad. Jaargang 1989 (494-505)(1989)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] De wil van de natuur K.L. Poll Rare vogelmuziek, vrolijke schaduwen bewegen, de slaven van het licht, in harmonie met zichzelf, onvochtig water, buiten de substantie, verlegen, onvermurwbaar vrolijk. Wee, wee, de Oresteia in de diepten van de vijver, het aflopend uurwerk, de wanorde en de waanzin, er kent zich niemand, niemand ook die dat wil, daar is een mens niet voor bestemd. Ik geef mij over aan de lelies. Er zijn, zo in het wit, geen onderhuidse holtes meer, geen reserves voor nu net, geen wijkplaatsen - waar zich de spreuken laten proeven. Er zijn geen andere ogen meer om in te wonen, geen haven met een ouderwetse meester. Er is alleen, ja, wat er is laat zich op die manier niet isoleren door een naam. Er is, zo in het witte begin, alleen maar wit. [pagina 55] [p. 55] De muurtjes van de golven slieren over het speelplein, worden wit van de lach en breken bescheiden op de dansvloer van het strand. Opvolgers zijn gelijken, beurtschippers, ik kies voor het feest van de zeevaart. De grote passen verraden ongeduld en afwezigheid - straks komen de herinneringen aan het ware vroeger, de tragedie van het ongemerkte, de tuinmussen in doodsnood - er klampt zich iets vast aan de wanden, de intieme vergaderzaal vraagt ritueel, rechterlijke besluiten als vruchtbaar sijpelend water om de tirannie te verdrijven van processen en gewassen. Angst en beven, fear and trembling, het fundament dat trilt, dat weg zal spoelen als plastic lappen met het water van een beek, of misschien nog wat langer, een seizoen of wat, blijft hangen op een wortel van een oeverboom of een behulpzame steen, totdat ook dat, totdat ook die, totdat de zee. Je weet het nooit, er staat een late rood met witte dahlia achter in de tuin, donker blad, iets voor het eerste jaar van de eeuw hierachter - zelfs de kippen zijn opgetogen. Wat een ruwe, onbedekte moed! Vorige Volgende