Humanisten en homoseksuelen
R.A.P. Tielman
‘Het zal bij literatuur altijd moeilijk blijven vast te stellen wat echt is en wat vertoon’, schrijft K.L. Poll in het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad van 14 april 1989. Het zullen ongetwijfeld literaire redenen geweest zijn die hem als redacteur van het Hollands Maandblad ertoe gebracht hebben het lasterlijke en beledigende artikel ‘Humanisten en homoseksuelen’ van P. Bordewijk op te nemen in het nummer 1989-3. Zou hij daarbij immers wetenschappelijke of journalistieke normen gehanteerd hebben dan zou hij gezien het grote aantal evidente onjuistheden in dat artikel moeilijk tot plaatsing ervan hebben kunnen overgaan. Ik noem slechts de belangrijkste onwaarheden.
1. Ik heb de vrijheid van wetenschappelijk onderzoek geen moment bestreden, maar er wel op gewezen dat die vrijheid wetenschappers niet ontlast van de ethische verantwoordelijkheid voor de keuze van te bestuderen onderwerpen, de wijze waarop zij met te onderzoeken mensen omgaan, en de manier waarop die resultaten naar buiten worden gebracht. Collega D. Swaab heeft op al deze punten onzorgvuldig gehandeld. Ik beschik heden (15 april) ondanks herhaald aandringen nog steeds niet over bewijzen dat hij de nadrukkelijke toestemming van de betrokkenen heeft verkregen, noch over een wetenschappelijk verslag van zijn bevindingen. Door zijn onzorgvuldig handelen heeft hij (ongetwijfeld onbedoeld) aanleiding gegeven tot meer uitingen van homo-discriminatie, werden vertrouwensrelaties tussen homo's en de medici geschaad en is de voortgang van het AIDS-onderzoek onder homoseksuele mannen in gevaar gebracht. Het feit dat ik AIDS-onderzoek een grotere prioriteit toeken dan onderzoek naar de oorzaak van homoseksualiteit is een legitieme afweging die iedereen mag maken en die geen verbod inhoudt. Suggereren dat ik voor een dergelijk verbod ben, is pure laster en een belediging van iemand die op de bres staat voor wetenschappelijke vrijheid en verantwoordelijkheid. Als Bordewijk naast de oratie van Van Praag ook de mijne had gelezen dan had hij mijn visie daarop kunnen weten.
2. Zoals uit mijn proefschrift blijkt, heb ik geen enkel probleem met een mogelijke biologische oorzaak van homoseksualiteit noch met het verwerpen van superioriteitsgevoelens van wie dan ook. Het is alleen, gezien het homovijandig verleden van het medisch onderzoek naar het ontstaan van homoseksualiteit, op zijn minst naïef om de gevaren van mogelijk misbruik van dergelijk onderzoek niet te onderkennen.
3. Homoseksuelen werden en worden (zeker in Iran) ter dood gebracht. Kritiek op Swaab, of een homo-demonstratie voor zijn deur vergelijken met de dodelijke terreur van dogmatisch islamitische zijde getuigt niet alleen van ‘weinig fantasie’ maar ook van weinig begrip voor het leed dat homoseksuelen is en wordt aangedaan. In dezelfde tijd dat Van Praag zijn door Bordewijk aangehaalde woorden schreef, werden homo's nog door de Nederlandse overheid gecastreerd en werd van katholieke zijde op TBR voor homo's aangedrongen. Bordewijks vergelijkingen zijn arrogant, grof en beledigend: het zijn niet homo's die boeken hebben verbrand, maar het zijn hun boeken en zelfs hun eigen lichamen die zijn verbrand.
4. In mijn interview in NRC Handelsblad van 18 februari heb ik geen afstand genomen van eerdere opvattingen zoals Bordewijk suggereert, maar breng ik correcties aan in de volstrekt vertekende beeldvorming die rond mijn opvattingen in een deel van de media is ontstaan en waar Bordewijk ook weer lustig aan mee doet zonder eerst bij mij of mijn eigen teksten te rade te gaan. Ook hier geldt dat de regels van wetenschap en journalistiek door vele beeldvormers zijn overtreden, waarvan zowel Swaab als homoseksuelen het slachtoffer zijn geworden. Dit rondzingen der media dreigt de nieuwsvoorziening steeds meer onbetrouwbaar te maken.
5. Noch het Humanistisch Verbond noch ikzelf claimen ‘heel buitenkerkelijk