Hollands Maandblad. Jaargang 1989 (494-505)
(1989)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
Aletta Jacobs als grand old lady
| |
Laatste levensjarenVijf jaar later, in 1929, overleed Aletta Jacobs. Over haar laatste levensjaren is nog weinig geschreven, ze kwam er ook zelf niet meer toe. Een groot en steeds terugkerend probleem aan het eind van haar leven is dat ze nog wel de ambitie, maar vaak niet meer de kracht had veel te doen en misstanden uit de wereld te helpen. Ze kan echter ‘onmogelijk als een oud-vrouwtje leven’, tot haar dood zal ze blijven werken, gedreven door een sterk vooruitgangsgeloof. Het actief en passief vrouwenkiesrecht was in Nederland in 1919 gerealiseerd, de gelijkberechtiging van vrouwen in bijvoorbeeld de huwelijksen arbeidswetgeving echter nog niet. Het zijn programmapunten voor de Nederlandsche Vereeniging van Staatsburgeressen, die in 1919 werd opgericht en waarin Aletta Jacobs een vooraanstaande rol vervulde. Ze blijft ook lezingen geven over ondermeer geboortenbeperking, schrijft artikelen, ondertekent petities en bemoeit zich met politiek in het hoofdbestuur van de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB). Over de vrouw in de VDB schrijft ze in 1926 samen met kamerlid Betsy Bakker-Nort voor het gedenkboek van de dan 25-jarige bond. Maar haar meeste energie geeft zij aan de vredesbeweging die door de eerste wereldoorlog sterker was geworden dan ooit. Ze bezoekt congressen en leest over de verschrikkingen van de oorlog in Le Feu van Henri Barbusse, Mein Kampf gegen das Militarische und Nationalistische Deutschland van F.W. Förster en in Das Menschenschlachthaus. Visionen vom Krieg van een zekere Wilhelm Lamszus. | |
[pagina 54]
| |
Paul BeerVanuit de Haagse Van Aerssenstraat 46 waar ze in 1919 was komen wonen onderhoudt ze, zoals dat van haar verwacht kan worden, een uitgebreide correspondentie, waarvan gelukkig het een en ander bewaard is gebleven.Ga naar eind2.) ‘Er moeten van daag nog minstens een dozijn brieven geschreven worden’, antwoordt ze in 1926 Fransje Vreede-Broese van Groenou, die haar per brief had voorgesteld Gandhi naar Nederland uit te nodigen. Het is een plan waar Aletta Jacobs, die van Gandhi's ideeën over geweldloos verzet zeer onder de indruk is, geen minuut over hoeft na te denken. ‘Wij moeten Gandhi uitnodigen hier te komen spreken in één of meer steden’, schrijft ze. ‘Niet alleen heb ik van Gandhi gehoord en gelezen, maar ik heb hem met Mrs Catt in 1911 in Johannesburg ontmoet’. Gandhi's bezoek ging overigens niet door, zijn gezondheid liet het niet toe. Wie wel naar Nederland kwam was de Oostenrijkse toneelschrijver en pacifist Paul Beer. Om een opvoering in Nederland mogelijk te maken van zijn A. Ein Theaterstück (1913) werd in 1925 een ‘Ehren-comite zur Auffuerung des Friedenswerkes A’ opgericht waarin ondermeer Carry van Bruggen, Albert van Dalsum, Nico van Suchtelen en natuurlijk Aletta Jacobs zitting hadden. Beer droeg het stuk eerst enkele malen voor, o.a. in Pulchri in Den Haag en in oktober vond onder regie van Louis Saalborn de uitvoering plaats, die overigens slechte recensies kreeg. Beer wilde door zijn toneelstuk fondsen werven om een ‘Menschheitsheim’ te stichten van waaruit de wereldvrede gepropageerd kon worden. Eind 1926 werd hij wegens vermeende malversaties de Nederlandse grens overgezet. ‘Er is schandelijk met hem omgesprongen’ vond Aletta Jacobs in een brief aan Fransjes zuster Miel Coops-Broese van Groenou. ‘Daar zal wel de, militaire geest' achter gezeten hebben.’ Maar ze constateerde ook nuchter: ‘Hij is een geniale geest, maar als alle genieën ging ook bij hem de geest een beetje over de streep. Zijn Menschheitsheim was een hersenschim, waarvoor hij dacht dat de menschen hem wel de millioenen zouden verschaffen. (...) Wat hij wil ligt in den Volkerenbond besloten. Die moet langzamerhand het lichaam worden die alle oorlogen onmogelijk maakt. (...) Laat Paul Beer nu in Oostenrijk zijne vredesidealen propageeren, daar is veel meer behoefte daaraan dan hier’. Over de Nederlandse situatie was ze inderdaad optimistisch. In 1923 was de Vlootwet die een uitbreiding van de oorlogsvloot beoogde in de Kamer verworpen. Twee jaar later schrijft ze aan Jan Addams in Chicago: ‘Here, in Holland, the peace movement is in good hands now. 23 different societies have federated to do all kind of peace-work this winter. On November 11, there will be in all large cities and towns of the country memorial-meetings of the armistice (...) The movement for complete disarmament is constantly growing here’. | |
Reizen naar Amerika en in EuropaNederland is ook deze laatste jaren niet groot genoeg voor haar. De wereld blijft haar werkterrein. De Chinese vrouwen krijgen in 1927 een mede door Aletta ondertekende brief met woorden van medeleven voor de moeilijkheden die China teisterden. Twee keer maakt ze nog een reis naar de Verenigde Staten. Eerst is ze in mei 1924 in Washington voor het vierde congres van de WILPF. Sinds 1915 had ze Amerika niet meer bezocht. Toen ging ze na het Haagse vredescongres met een speciale missie van minister-president Cort van der Linden naar president Woodrow Wilson en vroeg hem te bemiddelen in de oorlog en mee te werken aan een conferentie van neutrale landen. Tevergeefs overigens. Nu ontvangt president Calvin Coolidge haar en de andere congresdeelneemsters op het Witte Huis, zij het niet bijster hartelijk. De president had zijn ‘War Department’ laten uitzoeken of Jane Addams en de Europese gedelegeerden betaald werden door de Russische regering. De redenering daarachter was dat de Russen belang hadden bij een ontwapend Amerika dat ze dan gemakkelijk konden overwinnen. Aletta is somber over de ‘preparing for war’ sfeer die in Amerika heerst. Zij acht het zelfs niet uitgesloten dat pacifisten binnenkort in de gevangenis belanden. In maart 1925 komt ze opnieuw met de boot in Amerika aan. Eerst houdt ze een rede in New York voor het International Congress of Birth Control, ook toen nog een controversieel onderwerp. In mei komt ze na een congres van de Internationale Vrouwenraad in Washington alweer op het Witte Huis. Op de onvermijdelijke receptie is dit keer ook mevrouw Coolidge aanwezig, die enthousiast opmerkt: ‘O, I am so glad to meet Dr. Jacobs personally’. Achteraf vond Aletta het maar beter dat ze niet de kans had gekregen te reageren. Ze had anders ongetwijfeld gezegd dat zij dezelfde Dr. Jacobs was die mijnheer Coolidge vorig jaar nog zo gewantrouwd had. Schijnbaar onvermoeibaar bezoekt ze gewoontegetrouw ook congressen in Europa. Zo is ze in november 1925 in Parijs op een | |
[pagina 55]
| |
voorbereidingsbijeenkomst voor het tiende congres van de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht en Gelijk Staatsburgerschap, in juli 1926 vergadert in Dublin alweer de WILPF. | |
VriendschappenDeze internationale bijeenkomsten hebben voor Aletta Jacobs twee functies. Ze komt er om de goede zaak te dienen en tegelijk om de vriendinnen uit alle delen van de wereld te ontmoeten die ze in de afgelopen twintig jaar had leren kennen. Van de congressen in haar laatste jaren keert ze vaak terug in het besef dat ze velen misschien voor het laatst had gezien. Na een reis naar Dublin schrijft ze aan Fransje Vreede: ‘Ik ben zoo gelukkig weer zoovele oude vrienden ontmoet te hebben en van zoo vele nog eens afscheid te hebben kunnen nemen. Er zijn zoo vele onder die vrouwen die ik oprecht lief heb en waardeer en die ik als eerlijke vrienden beschouw, een vriendschap door geestverwantschap ontstaan’. Na het Washington-congres in 1924 maakt ze een soort afscheidstournee door Amerika. Ze logeert eerst bij Jane Addams in Chicago, die daar het bekende Hull House had gesticht, een centrum voor maatschappelijk werk voor arme immigranten. Het maakt diepe indruk op Aletta en ze bedankt Jane Addams met de woorden: ‘I feel sure that often when I will sit alone in my house in The Hague, your faces will come before me and make me feel happy again for the benefit to have learned to know you and your own surroundings and your daily work’. Dan gaat ze naar Lucy E. Anthony in Pennsylvania, vriendin van wijlen Rev. Anna Howard Shaw, oud-voorzitster van de National American Woman Suffrage Association, en vandaar naar het landhuis aan de Hudson van Mrs Villard, een millionaire die een grote rol speelde in de kiesrecht- en vredesbeweging en wier echtgenoot de Pacific Railroad van Oost- naar West-Amerika had aangelegd. In een brief aan Miel Coops beschrijft Aletta de weelde waarin Mrs Villard leeft. Er werkten alleen al dertig tuinlieden op haar landgoed, het aantal bedienden binnenshuis is navenant. Tot slot komt ze op het buitenhuis van mrs Catt. ‘Het is (...) voor mij een zeer groot genot hier te zijn, Catt en ik hebben zoo vele herinneringen uit te wisselen, niet alleen van onze groote reis maar ook van onze vele reizen in Europa en onze jarenlange intieme briefwisseling’. | |
[pagina 56]
| |
OuderdomNa Dublin krijgen Aletta's reizen vaak noodgedwongen een ander doel dan het bezoeken van congressen. In augustus-september 1926 zoekt zij genezing in het Duitse Bad Nauheim en in december 1928 - januari 1929 gaat ze voor rust en het aangename klimaat naar Nice. In Sanatorium Groedel in Bad Nauheim wordt ze behandeld voor ‘hersenspasmus als gevolg van nervenerschütterung’. Over de behandeling is ze zeer te spreken. ‘Ik krijg hier geen medicijnen, alleen om den anderen dag een electrisch en een bronbad. Na het bronbad moet ik twee uur in bed rustig liggen en ik word er in een vaarstoel heen en teruggebracht’. (...) Dit alles schijnt op mij een verrassend kalmeerende uitwerking te hebben, zoodat ik wel mijn leeftijd, maar niets van mijne kwalen voel’. In de trein op weg naar Nauheim had ze de indruk gekregen dat Duitsland de gevolgen van de oorlog te boven was gekomen, maar Nauheim leed nog onder de naoorlogse economische malaise die heel Europa trof. Er kwamen 30.000 vreemdelingen per jaar, iets meer dan de helft van vóór de oorlog.
Een bekende persoonlijkheid als Aletta Jacobs, die regelmatig in de hoogste kringen in Europa en daarbuiten heeft verkeerd hoeft niet bang te zijn in chique kuuroorden en badplaatsen geen aanspraak te hebben. Al de eerste avond in Sanatorium Groedel verheffen zich in de eetzaal twee dames van hun tafeltje: de zusters McMurtrie uit Philadelphia bij wie Aletta in 1925 nog twee dagen logeerde. ‘Een paar zeer intelligente en zeer advanced women. Zij waren op weg naar Rusland, waar zij de toestanden wilden gaan studeeren, maar de jongste (57 jaar) werd in Frankfurt ziek en de doctor daar raadde haar in plaats van naar Rusland naar Nauheim te gaan’. Ze ontmoet zoveel mensen dat ze vaak invitaties voor autotochtjes en wandelingen af moet slaan. ‘Bovendien zijn hier in andere hotels en Sanatoria verscheidene Hollanders, die mij kennen en met wie ik nu kennis heb gemaakt zoodat ik mij hier heelemaal niet eenzaam kan gevoelen’. Maar gezelschap alleen is haar niet genoeg, de gesprekken moeten wel ergens over gaan en argumenten die in haar ogen niet steekhoudend zijn, zal ze zeker trachten te weerleggen. Met groot plezier schrijft Aletta, die met godsdienst weinig affiniteit voelt, over haar contact met een Haagse dame van Christelijk-Historische huize: ‘Wij maken soms lange wandelingen samen en dan is zij het ten slotte altijd met mij eens en verbaast zich, dat zij al die meeningen niet uit zich zelf gevonden heeft’. Bridgen heeft Aletta Jacobs altijd met hartstocht gedaan, thuis, in Creisau met de adellijke gasten van gravin Von Moltke bij wie ze in 1921 logeerde, in de eersteklas lounges van de oceaanstomers die haar in 1911 naar Zuid-Afrika en Indië brachten en ook in Nice en Nauheim is het een goede tijdpassering. In Nice laat het niveau van haar mede-gasten in Grand Hotel O'Connor trouwens te wensen over. ‘Verreweg de meesten zijn banale menschen die van feminisme en pacifisme niet het flauwste begrip hebben’. Even leek met één dame het gesprek goed op gang te komen. Zij had een zoon in de oorlog verloren en wilde alles doen om in 't vervolg oorlogen te voorkomen. Maar al het geld dat ze voor pacifistische doeleinden had bestemd bleek ze te geven aan... zendelingengenootschappen. Reden voor Aletta van verdere gedachtenwisseling af te zien. ‘Die verduivelde godsdienst geeft toch vele menschen een rare kronkel in de hersenen. Konden wij die heele boel eens de wereld uitwerken, wat zou het er dan rustiger en vreedzamer uitzien’. | |
DepressiesDoor haar slechte gezondheid ontbreekt Dr. Jacobs in de zomer van 1926 op de Parijse conferentie die ze had helpen voorbereiden en in januari van dat jaar volstaat zij met haar naam te verbinden aan het erecomité voor het congres ‘Modern methods of warfare and the protection of the civil population’ dat in Frankfurt werd gehouden. Uit de brieven die zij uit Nice en Nauheim schrijft blijkt duidelijk dat zij zich er niet bij neer kan leggen dat haar rol is uitgespeeld. ‘Ik zou toch zoo graag weder hard aan het werk gaan dezen winter, er is nog zooveel te doen op de wereld, maar ik weet niet of ik het zal kunnen’ schrijft ze uit Nauheim. En zonder werk heeft het leven weinig zin voor haar. ‘Ik gevoel mij hier met den dag beter. Soms vraag ik mij af, moet ik mij er over verheugen? Ik had voor mij zelf wel gaarne gewild dat er nu een eind aan kwam’. Uit Nice schrijft ze aan Miel Coops: ‘Het is beroerd als men, zooals ik, nog de lust in zich voelt om geestverwanten in hun strijd voor een beter bestaan bij te staan en deel te nemen aan het opbouwende werk, en zich in eens gehandicapt te voelen door... ouderdom. “Ik kan niet meer”, komt dan heel pijnvol in mij op. En er is zoo heel veel te doen in dezer tijd van hervorming op elk gebied’. Voor lezen heeft ze alle tijd. Ze doet het | |
[pagina 57]
| |
veel en met een opmerkelijke interesse voor socialistische schrijfsters: de brieven die Rosa Luxemburg uit de gevangenis schreef, het werk van Henriëtte Roland Holst en Die Wege der Liebe, een pleidooi voor de vrije liefde van Alexandra Kollontay. Maar ze leest ook psychologische studies en als verstrooiing Van Peking tot Moskou van de wereldreiziger Sven Hedin. Weemoedig is haar brief aan Miel Coops uit Hotel Witte Brug waar ze in 1926 de Kerstdagen en de jaarwisseling doorbrengt. Ze had daartoe besloten omdat alle vrienden en kennissen de stad uit waren en ook haar dienstbode Marie had de Kerstdagen vrij gevraagd. ‘Dat ik de behoefte (aan waardeering) sterk gevoel, ondervond ik de laatste dagen hier. Ik was een langen tijd zeer melancholiek, ik gevoelde zoo zeer dat ik oud ben en niet meer van waarde voor de menschheid in 't algemeen en de vrienden in 't bijzonder en verlangde sterk dat er toch maar een einde aan mijn leven zou komen’. In het hotel herkennen veel families haar. Ze hoeft zich maar in de hall te vertonen of ze wordt aan een tafeltje genood. Ook twee Amsterdamse meisjesstudenten spreken haar aan. ‘Wij hebben een paar uur samen gepraat en toen die jonge dingen weg gingen, bedankten zij mij zoo hartelijk voor het onderhoud dat hen een anderen kijk op zoovele zaken gegeven had’. Enkele dagen later kreeg ze van hun club het verzoek om in januari een lezing te houden. ‘En ook vele oudere heeren en dames die hier logeeren gaven mij blijk van waardeering, niettegenstaande ik dwars tegen hunne opvattingen in totaal andere theorieën verkondig, die hen dikwijls een anderen kijk gaven op de dingen dan zij voorheen hadden. Dan krijg ik weder 't gevoel dat ik nog niet geheel aftandsch ben en toch nog in bescheiden kring wel iets kan presteeren’. | |
De BroesesAletta's vrienden dicht bij huis worden in haar laatste levensjaren extra belangrijk voor haar. De Vrijzinnig-Democrate Betsy Bakker-Nort, met wie ze in 1906 in Groningen al propaganda maakte voor het vrouwenkiesrecht, Rosa Manus, vice-presidente van de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht en, heel opvallend voor Aletta Jacobs, ook twee Katholieke vrouwen: haar huisarts Cato van der Pijl en Clara Mulder van de Graaf-de Bruyn, inspectrice van een levensverzekeringsmaatschappij. Maar met haar raakte Aletta later gebrouilleerd. Ze was nu eenmaal niet altijd gemakkelijk. De familie Broese van Groenou neemt onder haar vrienden een zeer bijzondere plaats in. Het eerste contact met hen dateerde van het congres van de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht in juni 1908 in het Amsterdamse Concertgebouw. Daar waren enkele dochters van Wolter Broese van Groenou. Hij had als suikerplanter fortuin op Java gemaakt en was in de jaren negentig met zijn vrouw Jeanette Wieseman en hun kinderen naar Den Haag gekomen. In veel opzichten had het echtpaar Broese vooruitstrevende denkbeelden. Zo vonden ze het vanzelfsprekend dat ook hun vijf dochters een beroep leerden. Hun oudste dochter Wilhelmina (‘Mien’) volgde een opleiding aan de Amsterdamsche Tooneelschool en werkte aan het toneel tot aan haar huwelijk in 1903 met Richard van Wulfften Palthe, een directeur van de NV Almelosche Ververij en Chemische Wasserij. Emilie (‘Miel’) deed onderwijzeresexamen en studeerde zang aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en later in Berlijn, Rome en Milaan. Ze had al vroeg belangstelling voor de theorieën van Maria Montessori en Aletta deelde die sympathie. In 1909 huwde Miel J.W.G. Coops, chef van de Afdeling Scheepvaart van het Ministerie van Waterstaat. Ook de andere drie dochters San, Fransje en Nettie waren actieve vrouwen, met wie Aletta bevriend was.Ga naar eind3.) | |
Een markttentje en de kiesrecht-chauffeurDe progressieve opvattingen van Wolter en Jeannette Broese blijken ook uit hun pacifisme en hun steun aan de strijd voor het vrouwenkiesrecht. Soms heel concreet door hun auto met chauffeur ter beschikking van de dames te stellen. Hun kinderen waren al even enthousiast. Van de dochters trad Mien het meest op de voorgrond. Als presidente van het Propaganda Comité van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht maakte ze met haar zusters in een markttentje reclame voor het kiesrecht. Na het Vrouwenvredescongres in april 1915 vergezelde ze Aletta Jacobs en enkele anderen op haar reizen langs de paus en de regeringen van oorlogvoerende en neutrale landen om op vrede aan te dringen. Meer dan twintig jaar was Mien penningmeesteres van de WILPF. Zelf was ze zeer bescheiden over haar werk. Ze noemde zich de ‘hofdame’ van Aletta Jacobs, en ‘een schilfer cement’ om de stenen van het gebouw der vrouwenemancipatie te helpen voegen.Ga naar eind4.) Miel werkte meer achter de schermen, ze had het ook druk met de opvoeding | |
[pagina 58]
| |
van haar drie dochtertjes, maar ze onderhield contact met veel prominenten uit de vrouwenbeweging. Montessori was haar gast, ze ontmoette Mina Kruseman en ontving in 1933 Emma Goldman. | |
De grote familieAletta voelde zich in de eerste plaats tot de Broeses aangetrokken omdat zij stonden voor dezelfde idealen als zijzelf. Maar ze boden haar aan het eind van haar leven ook geborgenheid, onderdak en financiële steun. Ze hield van de grote familie met veel kinderen en kleinkinderen. Zeer geroerd was ze toen het derde dochtertje van Miel dat in 1921 werd geboren haar petekind werd en de namen Aletta Henriëtte kreeg. Ze informeerde regelmatig naar haar en haar zusjes, kocht cadeautjes voor hen en schreef hun briefjes. Aletta Jacobs en haar man Carel Victor Gerritsen hadden ook zelf graag kinderen gehad. De dood van hun zoontje dat vele jaren daarvoor op 9 september 1893 geboren werd, maar slechts één dag leefde, had haar erg aangegrepen. Het was toen een uitkomst voor haar geweest dat zij een jaar later haar zesjarig neefje Charles, zoon van haar oudste broer Julius die in Nederlands-Indië werkte, in haar huis in de Amsterdamse Tesselschadestraat 15 op kon nemen. Met tussenpozen bleef Charles bij haar tot 1909 en later woonde hij met zijn vrouw Anna Overduin nog een jaar bij haar op de Koninginneweg 158, waar Aletta in maart 1914 naar toe was verhuisd. Onwillekeurig maakte Aletta vergelijkingen tussen de familie Broese en haar eigen familie. Ze kwam immers ook uit een groot gezin. Maar liefst elf kinderen hadden huisarts Abraham Jacobs en zijn vrouw Anna de Jongh. In de Herinneringen zegt ze dat ze zich aan de leden van de familie Broese ‘meer gehecht gevoelde dan aan menig eigen familielid’Ga naar eind5.) Ze doelde hierbij waarschijnlijk niet op haar zusters, maar wel op enkele van haar broers die allen, verre van pacifistisch, voor een militaire loopbaan in Nederlands-Indië hadden gekozen. Simon (door Aletta ‘Sam’ genoemd) werd apotheker in het KNIL, Johan Rudolf en Herman luitenant (kolonel), Julius, haar oudste broer, arts. Maar op hem was ze erg gesteld, omdat hij haar destijds had gesteund in haar wens ook arts te worden. Ook Eduard, gehuwd met de dochter van zijn oudste zuster Marianna, begon zijn loopbaan als officier in het KNIL, maar hij kwam in 1885 naar Nederland terug en werd later burgemeester van Almelo. Ook met hem kon Aletta goed overweg, misschien juist omdat hij het leger vaarwel had gezegd. Op 28 april 1892 was hij getuige bij haar huwelijk. Aletta, de achtste van de kinderen Jacobs, overleefde al haar broers en zusters. Bij haar zeventigste verjaardag was ze ‘plotseling bevangen door de innig weemoedige gedachte, dat noch mijne ouders, noch een van mijn vele broeders en zusters, die zoo dikwijls angst en bezorgdheid hadden getoond over mijn toekomst, getuigen hadden mogen zijn van dien voor mij grooten dag!’.Ga naar eind6.) De familie Broese nam zo de plaats van haar eigen familie in en hielp haar zo nodig. | |
FinanciënAanvankelijk was Aletta mede door haar huwelijk met Gerritsen welgesteld geweest, zozeer zelfs dat ze in 1904 haar artsenpraktijk op kon geven om zich geheel aan de ‘vrouwenzaak’ te wijden. Gerritsen had in 1881 samen met zijn twee jaar jongere broer David de graan- en fouragehandel van zijn vader in Amersfoort overgenomen. In 1891 trok Carel zich uit de firma terug, maar behield er financiële belangen in. De zaak floreerde, in 1904 behoorde David tot de 167 hoogstaangeslagenen voor de directe belastingen in de provincie Utrecht. Bij zijn huwelijk met Aletta Jacobs vertegenwoordigde het aandeel van Carel Victor in het bedrijf f 120.000 (te vergelijken met anderhalf miljoen nu). Hij bezat bovendien een collectie schilderijen van onder anderen Maris, Mesdag en Henriëtte Ronner.Ga naar eind7.) Toen Gerritsen eind 1903 zijn sociaal-economische bibliotheek aan de John Crerar Library in Chicago verkocht deed hij dat ook niet uit geldgebrek zoals ik vroeger veronderstelde, maar omdat hij de opbrengst ter beschikking van de verkiezingskas van de Vrijzinnig-Democratische Bond wilde stellen.Ga naar eind8.) Na Gerritsens dood in 1905 kon Aletta als erfgename makkelijk leven. Toch verkocht ze in 1911 een kostbaar schilderij en schreef ze ‘Reisbrieven’ voor De Telegraaf om haar wereldreis met Carrie Chapman Catt te financieren. In de eerste wereldoorlog verloor ze veel geld door de slechte economische omstandigheden en in de naoorlogse crisisjaren verslechterde haar financiële situatie nog verder door verkeerde beleggingsadviezen van haar neef Charles. Het greep diep in haar leven in en leidde tot een breuk met haar neef. Het waren de Broeses die het leed voor haar verzachtten door met enkele anderen haar financieel te steunen.Ga naar eind9.) | |
[pagina 59]
| |
In oktober 1928 vroegen Richard en Mien van Wulfften Palthe haar bovendien bij hen te komen wonen in hun ruime huis ‘Tubantia’ aan de Haagse Tobias Asserlaan 5. Aletta nam het aanbod dankbaar aan. ‘Mijn leven is toch zooveel mooier geworden sinds ik hun huisgenoot ben geworden’, schrijft ze aan Miel. | |
‘De ziel der gansche vrouwenbeweging’Ondanks haar eigenzinnigheid en uitgesproken meningen ondervond Aletta Jacobs in wijde kring waardering en erkenning. Ze was een bekende Nederlandse geworden wier foto op haar verjaardag in De Telegraaf werd geplaatst. Ze ontving daardoor veel felicitatiebrieven ook van onbekenden en ze beantwoordt ze met enige tegenzin toch allemaal. Op 8 maart 1929 wordt haar door ondermeer de Vereeniging van Vrouwen met Academische Opleiding in een restaurant aan de Lange Vijverberg in Den Haag een groot feest bereid vanwege haar vijftigjarig doctorsjubileum. Aan de Curatoren van de Groningse universiteit die een gelukwens zonden laat ze weten dat de universiteit haar ‘in den tijd op zoo welwillende wijze als eerste vr. student (heeft) ontvangen en (...) nimmer eenige hinderpaal in den weg (heeft) gelegd’. Twee maanden later, op 2 mei 1929 onthult de Amsterdamse afdeling van de Nederlandsche Vereeniging van Staatsburgeressen in Aletta's aanwezigheid een gedenksteen in de gevel van het huis aan de Tesselschadestraat waar ze zoveel jaren had gewoond. Kort daarop gaat ze weer op reis. In juni 1929 is ze in Berlijn op het congres van ‘Open Door International’, een organisatie ‘for the economic emancipation of the woman worker’ en aansluitend woont ze, ook in Berlijn, de viering bij van het 25-jarig bestaan van de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht. Als om afscheid te nemen bezoekt ze begin augustus haar geboortedorp Sappemeer en Groningen, de stad van haar studententijd. Voor het congres van de World League for Sexual Reform on a Scientific Basis in september 1929 in Londen stond Aletta aangekondigd als spreekster over ‘birth control’. Maar op 10 augustus 1929 overlijdt ze plotseling in het Bad-Hotel in Baarn, vlakbij het huis van haar vriendin Rosa Manus, waar ze vermoeid van haar reisje naar Groningen was aangekomen. ‘De ziel der gansche vrouwenbeweging’ was heengegaan.Ga naar eind10.) Aletta werd gecremeerd op Driehuis-Westerveld en haar as werd bijgezet in het mausoleum van de familie Broese van Groenou op hun landgoed bij Loenen op de Veluwe. In 1926 had ze aan Miel geschreven: ‘Na jou brief, voelde ik toch heel sterk den wensch om dicht bij jelui allen te blijven, ook na mijn dood’. Al vroeg waren Aletta Jacobs en Carel Gerritsen voorstanders van cremeren, ook toen dat in Nederland nog niet mogelijk was. De crematie van Gerritsen in 1905 vond nog in Hamburg plaats. In 1931 werden hun twee urnen overgebracht naar het columbarium van Driehuis-Westerveld. Mien van Wulfften Palthe herdacht haar in 1954 bij haar honderdste geboortedag met de woorden ‘Zij was een buitengewone vrouw met een vurig hartstochtelijk temperament, strijdvaardig en moedig, onverzettelijk, maar ze kon ook heel zacht zijn voor hen van wie ze hield’.Ga naar eind11.) |
|