Zingend op Tuvalu
A.L. Schneiders
Van al onze ‘hoofden van missie’ heb ik het grootste ressort, miljoenen vierkante kilometers. In mijn ressort gaat de zon niet onder. Het is toch mooi dit bereikt te hebben; ik kan volgend jaar met een gerust hart met pensioen gaan. Weliswaar bestaat het voor 99.99 procent uit zout water, diep blauw op kaarten, maar toch. Bedenk eens wat er allemaal in kan zitten; vis, vis en nog eens vis, mangaanknollen, drenkelingen oud en nieuw, duikboten vijandig of verdwaald.
Verschillende staten vallen in mijn ressort, zoals Kiribati, de vroegere Gilbert-eilanden. Tuvalu, vroeger de Ellice-groep, West Samoa en Tonga, middelgrote mogendheden vergeleken bij die eerste twee, Fiji, al bijna een reus in de Stille Zuidzee en niet te vergeten superpower Nieuw Zeeland.
Aan al die staten moeten Geloofsbrieven worden aangeboden. De Geloofsbrief is een boodschap van onze koningin aan het staatshoofd in kwestie, waarin zij haar ambassadeur introduceert als een betrouwbaar, door en door fatsoenlijk mens en alle steun en medewerking voor hem vraagt. De tekst, afgedrukt op ons mooiste geschept papier, is gesteld in archaisch, Zonnekoning-Frans en gezet in zwierige letters, de enveloppe gesloten met een prachtig lakzegel. We mogen maar blij zijn dat in een tijd van moord en brand, kapingen en vliegtuigbommen, dit soort hoffelijkheden gewoon doorgaat, al geloof ik niet dat de Brieven werkelijk worden gelezen. Het overhandigen aan het staatshoofd heeft iets feestelijks, soms gepaard gaande met inspectie van erewachten, vaandels groeten, in de houding staan voor volksliederen, waarvoor ik tranen in de ogen krijg, niet alleen voor het onze, maar allemaal.
Ik heb dan wel niet de belangrijkste posten gehad, maar wel veel. Dertien maal ben ik opgetreden, trouw als een circuspaard. De laatste maal was op Tonga geweest, in de hoofdplaats Nuukalofa. Het paleis van de koning, wel honderd jaar oud, van donker gebeitst hout, is in Duitse chaletstijl opgetrokken. Het kon zo uit het Schwarzwald zijn aangekomen. Jammer dat een paar jaar geleden een cycloon een torentje had beschadigd; het leunde gevaarlijk naar voren. Jammer ook dat de koning er zelf niet was, hij was in Auckland, om gezondheidsredenen. Dat is wel te begrijpen want zo omvangrijk is hij dat hij net nog maar in drie vliegtuigstoelen past. Maar het gaat vooruit met hem; op doktersadvies probeert hij het gewicht eraf te fietsen, een uur per dag in fietskostuum en met een stofbril op. De leden van zijn hofhouding moeten achter zijn fiets aan hollen; ze doen hun best maar vallen toch geregeld af en om. Zelfs in de namiddag is het daar bloedheet.
Omdat de koning er dus niet was, moesten de Brieven worden overgereikt aan de Prins-Regent, een broer van de Koning. Een broze oudere man is dat, eerder mager dan dik. Misschien had in hun jeugd de jonge koning zo geschrokt dat er niet genoeg voor de ander was overgebleven. De Prins-Regent, mijn vrouw en ik stelden ons op, goddank in de schaduw van het bordes, om de in prachtige rode tunieken geklede militaire kapel in de ogen te zien. Wat moesten die kerels het warm hebben onder hun zwarte bontmutsen; het was nu pas tien uur maar de zon scheen al genadeloos neer op het grasveld en de muzikanten. De volksliederen, het onze wat aarzelend en zacht gebracht, meer een klacht uit het diepst van de Stille Zuidzee dan een ferme psalm. We gingen naar binnen en namen plaats, onze gastheer op een hoge troonstoel. Ook hier binnen was het nogal Schwarzwald, met een paar koekoeksklokken en figuurzaagwerk. In een grijze blouse was de Prins gekleed en een grijze labalaba - een rok - en zijn dunne blote benen staken in kolossale zwarte soldatenlaarzen, die naar we later hoorden dienden om zijn zwakke voeten ruimte te laten. Hij scheen er sterk mee vergroeid te zijn; ieder moment dat onze conversatie stokte boog de Prins voorover alsof hij van onderuit die laarzen nog wat inspiratie kon putten. Inmiddels leek het tijdstip gekomen voor het voorlezen van mijn toespraak, maar ik wist niet of ik daarbij moest staan of maar blijven zitten. In andere gevallen is er wel publiek omheen, zodat je