Hollands Maandblad. Jaargang 1989 (494-505)(1989)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] In het achterhuis Marijn Backer I Op harde stoelen in het wit van de dag, ogen van binnen; van stokje op stokje hipt de kanarie, hipt het gesprek. Haar kraagje van kant halfrond haar jurk met zorgvuldige plooien, ze zegt dat hij zingt als niemand het hoort, soms 's nachts, handen in haar schoot, kan ze hem zingen horen. II De tafel staat groot in het midden. Ze vertelt een verhaal dat je door en door kent. Iets nieuws klinkt rood, maar je ziet van haar lippen het bleek, ze verzint een zuurtje op haar tong, het trillend opwindend dichtbij van wat bestond, bestaat. ‘Nee het was anders, nog anders’. Rood denk ik, laat het rood zijn. [pagina 10] [p. 10] III Ik zou een huis bewonen met daglicht in de ramen en de vloer zou glanzen van de rust in mijn oog. Niets stoorde, niets vroeg, de vlag op het dak wees de wind en ik rimpelde weg met de zon op het water alsof ik een boek las dat ik regel voor regel al droomde, alsof ik mijzelf zag, mijn eigen gezicht. Lente rook het het huis waar ik woonde en de avond klonk laat het geluid van de stemmen op straat, wat kinderen schreeuwen en vrouwen, moeten zij binnen komen, ik zat in de deur in het donker, alles wordt stil, vervuld. En 's nachts, zei ze, 's nachts maakt het niet uit. IV Het is zo'n dag denk ik dat aarde haast blauw is en de wind van het licht de bomen witwaait en het gras nog stug, een moment dat het stilmaakt, het weiland weer trilt; Als jij er dan bij was, spreken we af, en je had ook je blokfluit, je speelde je floot heel hoog, als een leeuwerik kan en ik hoorde je soms. [pagina 11] [p. 11] V Land dat geen juwelen telt. Afkomst van ogen tegen de hemel houdt. Doorzichtig heet land van het midden waar het altaar het offer aanvaardt. De zon staat er op met de pijn van het bloed, de grond giet je nat met de spier van het hart. Vorige Volgende