lang niet zo ver dat men daar uitspraken over kan doen; de discussie gaat erover, of onderzoek daarnaar wel geoorloofd is.
Er is een tweede reden die het citaat interessant maakt in verband met de recente rel, en die ligt in de auteur. Het is niet ontleend aan de rubriek ‘Margriet weet raad’, maar aan de brochure Humanisme en sexualiteit uit 1964, door Dr. J.P. van Praag, toenmalig voorzitter van het Humanistisch Verbond, en vanaf 1965 de eerste hoogleraar in de Humanistiek. Het citaat is te vinden op blz. 20/21 van de brochure, die weliswaar het persoonlijke standpunt van de redacteur weergaf, maar die wel door het Humanistisch Verbond was uitgegeven. Dat is daarom zo interessant, omdat een van de prominentste tegenstanders van het onderzoek van prof. Swaab een tegenwoordige hoogleraar in de humanistiek is, dr. R. Tielman. Tielman is bovendien eveneens voorzitter van het Humanistisch Verbond geweest, maar treedt vooral naar buiten als universitair docent Homostudies, al is hij daar, gelet op zijn rang, niet zo knap in als in de Humanistiek.
De reakties die het onderzoek van Swaab heeft opgeroepen hebben mij ernstig verontrust. Er is een Kamerlid, weliswaar van de afgescheiden KVP-splinter PPR, maar toch, die midden in de nacht schriftelijk aan de Minister van Onderwijs en Wetenschappen vraagt, of hij zich eens wat meer wil bemoeien met de inhoud van wetenschappelijk onderzoek. Er is een belangenorganisatie ‘verbijsterd’. Er vindt persoonlijke intimidatie plaats van de betrokken onderzoeker door een demonstratie voor zijn huis. Er is weinig fantasie voor nodig om je voor te stellen dat, wanneer Swaab zijn onderzoek in boekvorm publiceert, de homobeweging een boekverbranding zal organiseren. Er is nog geen prijs op Swaabs hoofd gezet en hij heeft nog niet hoeven onder te duiken, maar de verontwaardiging in homokringen over Swaabs onderzoek lijkt even intens als die van fundamentalistische Christenen over The last Temptation of Christ, en van fundamentalistische Islamieten over Rushdie's The Satanic Verses.
In een dergelijke situatie zou een oppervlakkige buitenstaander verwachten dat een voorman van het Humanistisch Verbond opkomt voor de rechten van de wetenschap om na te gaan hoe de dingen in elkaar zitten, zonder dat eerst wordt nagegaan in wiens belang welk resultaat van het onderzoek is. Ook zou men verwachten dat humanisten de laatste zijn om vast te houden aan de autonomie van de geest ten opzichte van het lichaam. In plaats daarvan blijken hedendaagse humanisten juist als pleitbezorgers van het obscurantisme op te treden. Dat is niet de eerste keer: ook in de discussie over de volkstelling bleken de verbondshumanisten de voorkeur te geven aan niet-weten boven weten.
Nu gaat het misschien wat ver om Tielman op één lijn te stellen met Ayatollah Khomeiny, al zijn zij als geestelijk leiders collega's. In een interview in NRC Handelsblad van 18 februari heeft Tielman ook weer wat afstand genomen. In dat interview dringt zich niet zozeer de gelijkenis met Khomeiny op, als wel met de Jezuieten. ‘Ik behoor in het debat binnen homostudies tot degenen die geneigd zijn de biologische component nadrukkelijk heel serieus te nemen.’ Toch vindt hij dat het onderzoek van Swaab geen prioriteit heeft. Dat klopt dus niet. ‘Geen prioriteit’ wordt hier gebruikt om een ander te verbieden zich bezig te houden met een probleem waar men zelf ook in geïnteresseerd is, maar waar men de argumenten van een ander niet op prijs stelt. Dat is een onaanvaardbare vorm van wetenschappelijke intolerantie. Ook de uitspraak ‘De demonstratie voor het huis van Swaab vind ik niet verstandig’ is van een grote lafhartigheid. Tielman durft zich niet achter die demonstratie te stellen, maar wil hem ook niet veroordelen. Echt iemand met de ruggegraat die nodig is voor de functie van minister van Onderwijs en Wetenschappen die Tielman zegt te ambiëren.
Die humanistiek, die zowel door Van Praag als door Tielman onderwezen kon worden, wat moeten we ons daar nu eigenlijk bij voorstellen? De inaugurele rede van Van Praag heette niet voor niets ‘wat is humanistiek?’ Toch blijft het antwoord onbevredigend, ook wanneer men het boekje dezer dagen herleest. In dat opzicht is er een groot verschil met het in dezelfde tijd verschenen boek Wat is pornografie? van het echtpaar Kronhausen. De vraag is actueel nu er in september een Universiteit voor Humanistiek van start gaat, niet te verwarren met de ‘Universiteit voor Zelfstudie’ uit vroeger dagen. Aan die universiteit voor humanistiek worden maar liefst vijf leerstoelen gecreëerd. Wie de standpunten over homoseksualiteit vergelijkt die hoogleraren in de humanistiek in verschillende perioden innemen kan tot geen andere conclusie komen dan dat zij de waan van de dag volgen: kleinerend naar homoseksuelen in de jaren zestig, onderzoek verbieden in de jaren tachtig. Niets menselijks is humanisten vreemd, en hoogleraren in de humanistiek al evenmin.