Doorkijk
A.H. van Hoorn
Reinoud stond aan de rand van het grasveld, zijn rits hoog dichtgetrokken tot over zijn kin en met zijn handen in zijn jaszakken. Het werd koud, de zon verdween. Het vliegerfeest was afgelopen. Er rende niemand meer over het grasveld, de vliegers werden ingepakt. Alleen de wind hield vol. Hij wilde later ook vliegers gaan maken, zonder staarten. Hij hield niet van die papieren vlindertjes onder elkaar. Vooral één vlieger had veel indruk op hem gemaakt. Hij had er buikpijn van gekregen. Hij lag op zijn rug op het grasveld en keek naar de vliegers en naar de wolken. Op die ene vlieger was een gezicht getekend, met dikke zwarte lijnen en een lachende mond. De ogen en de mond waren er uitgeknipt, het waren gaten. En toen Reinoud één oog sloot en dwars door het oog van de vlieger keek zag hij hetzelfde gezicht in een witte wolk aan de hemel. Het leek wel alsof de vlieger daarop wilde passen. De man die de vlieger vierde rende met de wolken mee. Hij rende over het grasveld en probeerde het touw strak te houden. Toen draaide hij om en rende verder tegen de wind in. Het touw bleef nu gemakkelijk strak staan. Reinoud wist niet of de man het gezicht in de wolk ook had gezien.
Bij de boterham vroeg zijn oma hoe het vliegerfeest geweest was. Reinoud vertelde over de wind en over een ijscoman die z'n pet verloor en over andere kinderen. Over het gezicht in de wolken zei hij niets. Zijn opa draaide de radio aan. Tijd voor het nieuws. Reinoud wist ook niet waarom hij hier woonde. Niemand scheen het prettig te vinden.
Hij stond op en ging naar zijn kamer. Hij tekende een vlieger met een gezicht erop, met zwarte lijnen. De ogen en de lachende mond knipte hij eruit. Toen tekende hij nog een vlieger, en nog een vlieger, en nog één. tot hij er vijfentwintig had. Hij pakte het tafeltje dat naast zijn bed stond en zette het boven op het bureau. Daarboven op zette hij een stoel. Hij klom er op en plakte de eerste vlieger aan het plafond. Hij klom weer naar beneden en pakte de tweede vlieger. Die plakte hij naast de eerste. Toen hij weer beneden was verschoof hij de stellage en klom met twee vliegers in zijn mond weer naar boven. Toen alle vliegers aan het plafond geplakt zaten ging hij op zijn bed liggen. Met zijn vuisten maakte hij een koker en met zijn mond maakte hij het geluid van een gierende wind. Met één oog keek hij door zijn kijker naar de vliegers. En toen hij een beetje duizelig werd van het blazen zag hij ook de wolk met het gezicht.
De volgende dag liet zijn opa een schilder komen om het plafond opnieuw te schilderen. Het plakband had kleine stukjes kalk meegenomen toen de tuinman de vliegers van het plafond verwijderde.
Reinoud liep met zijn handen in zijn zakken en zijn rits hoog dichtgetrokken tot over zijn kin langs het kanaal de stad in. Bij het eerste huis belde hij aan. De man van het vliegeren deed open. Hij vertelde het verhaal over de wolk met het gezicht en de vlieger met de zwarte lijnen. Het hele huis was volgeplakt met vliegers, zelfs de sprei van zijn nieuwe bed was een grote vlieger. Een oude vrouw deed de was en kookte voor de vliegerman. Reinoud kon er blijven wonen. Het eerste wat hij in zijn nieuwe huis deed was het weghalen van alle papieren vlindertjes. De vliegerman tekende wolken op de deuren, de muren en het plafond. En 's avonds lagen ze samen op de grond, hun vuisten als kokers voor hun gezicht. Met hun mond maakten ze het geluid van een gierende wind.