hoord. Als ik u, wildvreemde, mee zou nemen naar onze gezellige doorzonwoning en ik zou haar zeggen dat we samen geilbekkend naar de harde porno willen gaan kijken, heeft zij begrip. Absoluut, ze is het zonnetje in ons huis.
Mijn dochter is anders. Ik heb er twee. De oudste is het huis uit. Mijn jongste slaat door naar de andere kant. Sinds enige tijd slaat ze mij gade met een blik alsof ik incestplannen zou koesteren. Ze is te stom om zich voor te kunnen stellen hoe het moet voelen een chemicus te zijn, die twee jaar en twee maanden zonder werk is. Misschien vindt ze mij wat eigenaardig af en toe, maar ze zou kunnen weten... Proost!
Ik zou u iets moeten aanbieden. Maar ja. U begrijpt het? Nog een glaasje. Volgaarne! Werkloos maakt schaamteloos, wist u dat? Dat wil zeggen, als die ontstane toestand maar lang genoeg duurt.
Ze heeft een vriend. Een “verloofde”. Een aardige knul. Heel schrander, maar liefde maakt blind, want mijn dochter koejeneert hem en hij merkt dat niet. Ik stelde hem voor, mannen onder mekaar, zeg maar, om samen eens van zo'n ondeugend filmpje te genieten. Inderdaad, ik vind sex belangrijk. Als het je niet impotent maakt, dat langdurig werkloos zijn, bedoel ik, lijkt het wel alsof je libido, hoe moet ik het zeggen...
Wat doet die sufferd. Sufferd zegt het tegen mijn dochter. Weet je wel dat jouw vader mij voorstelde etcetera. Woedend werd de jongedame. Razend. Een vuurspuwend monster. Ronald is sedertdien niet meer in ons pand gesignaleerd. Ze doen het nu bij zijn ouders.
Sex en werkloosheid, daar heeft de doctor in Leiden het niet over, voor zover mij bekend.
Wat ook op mijn lachspieren werkt, zijn de brieven van de Gemeentelijke Sociale Dienst. De aanhef alleen al is zeer vermakelijk. Geachte cliënt! Wie zou dat hebben verzonnen. Stomme steuntrekker, lijkt me een veel betere aanhef. Als je met ze praat, met lui van die Dienst, geven ze je bijna de indruk dat je een nuttig lid van de samenleving bent. Hoe is dat zo gekomen, dat u werkloos geworden bent? Inkrimping van het bedrijf, waarschijnlijk. Nee, ik heb de directeur een schop onder z'n reet gegeven, is het nou goed? Die had hij overigens best wel verdiend. Onbegrijpelijk dat zo'n klootzak op zo'n stoel kan zitten. Inkrimping van het bedrijf, jawel. Een treurige zaak, meneer de Vries, maar we zijn genoodzaakt ook voor u, een bekwaam medewerker, een ontslagaanvraag in te dienen. Gelukkig komen mensen van uw kaliber wel weer aan de slag.
Voor de oorlog, in de crisisjaren, stonden er juristen op de tram. Wist u dat? Wel, het lijkt me best aardig een tram te besturen. Het zou m'n hobby kunnen zijn. Probeer maar eens trambestuurder te worden. Dat lukt je niet. In geen honderd jaar.
Het is al laat. U moet ook weer eens verder? Nog één glas dan. Ik hou er van door het donker naar huis te lopen. Het is een fikse tippel. Eerst volg ik hier de oude kade, met z'n mooie huizen - er zijn zeventiende-eeuwse gevels bij - dan loop ik over de charmante ophaalbrug, volg de rivier nog een eindje en zie mij dan helaas genoodzaakt rechtsaf te slaan, de Energielaan in. Zo heet die laan, waaraan de lelijkste flatgebouwen van Nederland staan. Ik kan daar ook niks aan doen. Het leukst is het natuurlijk om langs de ontmoedigende eengezinswoningen te lopen. Ik deel de verbazing van de buitenlanders: waarom doen de Nederlanders hun gordijnen niet dicht? Omdat ze niks te verbergen hebben? Nou, ik heb wel degelijk iets te verbergen.
Ik heb een vent gekend, die zei dat hij ging biljarten, maar hij ging helemaal niet biljarten. Hij verborg zich in z'n voortuintje en ging van daaruit zijn vrouw beloeren. Meestal zat het mens gewoon voor de televisie. Maar ze stond ook wel eens op om fris of chips te halen, of ze moest een plas doen. Dat bewégen van zijn vrouw bracht hem in opwinding, en als hij bedacht dat ze nu werkelijk op de bril van de wc zou zitten, werd hij bloedgeil in de koude voortuin. Men noemt zoiets een afwijking. Hoe dan ook, werkloos was hij in ieder geval niet. Langdurig werkloos zijn, noem ik een afwijking.
Die doctor in Leiden volgde twee jaar lang een groep van zevenhonderdvijftig langdurig werklozen en zevenhonderdvijftig werkenden. Hoewel ik mij er niks bij voor kan stellen, vind ik het een hele prestatie. Weet u wel hoeveel werklozen hun positie als negatief ervaren? Geen vijftig procent, geen zeventig, maar tachtig procent! Had u dat verwacht? Wel, het is mooi dat we het nu proefschriftelijk weten. Ik hoor dus bij de tachtig procent negatieven. Zeer zeker.
Ik heb geen gewelddadig karakter. Ik ben er te beschouwelijk voor. Te flegmatiek ook. Misschien zou er een eind aan mijn slechtere gezondheid komen, als ik bijvoorbeeld iemand finaal inelkaar zou slaan. Een willekeurig iemand. Op straat of in een park. Of een hengelaar onverwachts het water induwen. Het komt voor dat ze iemand vermoorden puur voor de kick. Het geweld op straat neemt schrikbarend toe, zegt men. Misschien zou het interessant zijn uit te