tochtelijke experimenten om toch buiten de grenzen van het eigene te treden, komt dan weer de meest letterlijke autobiografie terug, de ongeremde ikbeschrijving, in de roman en in de poëzie.
Romanschrijvers van nu zijn veel minder in staat of bereid om zich over te geven aan de wereld van één fictieve hoofdpersoon. Hun verbeelding wil dat niet meer. Romans in de negentiende eeuw heetten Madame Bovary, Moby Dick, Anna Karenina, Eline Vere, Max Havelaar, Effi Briest, Middlemarch - eigennamen van personen of plaatsen dus. Zulke onversierde naamtitels hoor je zelden meer.
Men vergist zich als men daarbij te gemakkelijk en denigrerend zou spreken van narcisme - of van narme, zoals Jan Hanlo het noemde toen hij lang genoeg geaarzeld had tussen narcissisme en narcisme. Het is niet een verliefdheid op het zelf, lang niet alleen maar tenminste, maar ook een teleurstelling, een kwelling. Het maakt moedeloos en verbitterd om steeds weer te moeten toegeven dat het wijde universum dat wij verkennen en beschrijven de vorm heeft van een kooi zonder deurtje.
Wat is, onder die ongezegende omstandigheden, echt en wat is vals? Of beter: wat vind ik echt en vals, want echtheid of valsheid is een oordeel over waarde. Die oordelen bedenken mensen zelf en ze kunnen verschillen van tijdvak tot tijdvak.
Vals, heeft Marita Mathijsen gezegd, in haar beschouwing over de negentiende eeuw (zie HM november 1988), is een woord dat bestaat bij de gratie van echt. Het omgekeerde geldt natuurlijk ook: echt bestaat bij de gratie van vals. Wij zouden geen reden zien ons over echtheid en authenticiteit het hoofd te breken wanneer wij ons niet bewust waren van de mogelijkheid van het valse. Het is een begrippenpaar uit de wereld van het wantrouwen. Alleen daar waar de kans op valsheid, op vervalsing, als een dreiging wordt ervaren, heeft het zin aan iets of iemand het diploma van echtheid uit te reiken.
Wat vanzelf spreekt heeft dat diploma, dat certificaat, niet nodig.
Valsheid houdt altijd knoeien in: men verbergt iets voor een ander dat niet verborgen mag worden. Wie iets vervalst en als echt aanbiedt hoopt dat een ander zich zal vergissen. Dat is niet alleen in strijd met de goede trouw tegenover anderen, het is ook een breuk in de goede trouw tegenover jezelf.
Naast het gevoel van ‘die daar dat ben ik’ is er nog een ander gevoel dat op het ogenblik het denken en de verbeelding beheerst. Ook daarvoor is een toepasselijke Latijnse zin beschikbaar, een klassieke stelregel uit het recht: audiatur et altera pars, laat ook de andere partij gehoord worden.
Het is een gevoel - en een beginsel - dat niet alleen het juridische en het politieke leven kenmerkt, maar ook het wetenschappelijke en het persoonlijke. Wij zijn ons ervan bewust dat onze meningen verband houden met standpunten, en dat er verschillende standpunten denkbaar zijn. Na iedere conclusie, ieder besluit, iedere roman komt het besef: het kan ook anders, een andere opvatting valt ook te verdedigen.
Het is een beginsel dat passies afremt - de kostbare passies inbegrepen.
Het idee dat er verschillende standpunten denkbaar zijn maakt de roman - net als het toneel en de film - tot een dankbare uitdrukkingsvorm. In een veelheid van personages en een veelheid van situaties komt de altera pars, de andere partij, tot zijn recht op een manier die ons niet voor het blok zet van een keuze, voor het blok van rechtspraak. Het was niet voor niets de jurist Huib Drion die er laatst, in een stuk over de Ilias, nog eens de aandacht op vestigde, dat Homerus niet alleen de Grieken en hun helden verheerlijkt. Hij wekt ook begrip en sympathie voor de Trojanen.
Het besef van tragedie rust op diezelfde gedachte van een verdedigbare tegenpartij. Wie de mensen alleen indeelt in goed en slecht, wij en zij, hemelgangers en helgangers, heeft van tragiek, en van komedie, weinig begrepen, en hij heeft er ook meestal weinig waardering voor. In het ontragische Christendom bijvoorbeeld is de duivel, de Judas, de zondaar altijd de verliezer, dat weet je van tevoren. Alleen als hij nog op het laatste moment het standpunt van de prediker kiest, van de tolk Gods, maakt hij kans op vergeving, en op het cadeau van het paradijs.
Er zijn over de keurige twijfel aan het eigen gelijk en de blijvende nieuwsgierigheid naar andere standpunten ook ongunstige dingen te zeggen. Ik noemde er al één: de rechtvaardige, liberale, verdraagzame, democratische en evenwichtige scepsis remt de hartstochten. Het gevoel voor goed en kwaad verliest aan belang en daarmee aan uitgesprokenheid. Het wordt lastiger bergen te verzetten, het is zelfs al ongebruikelijk überhaupt nog met die mogelijkheid rekening te houden.
Wat is vals en echt in dit verband? Wanneer ik helemaal vertrouw op mijzelf, mijn eigen standpunt, wanneer ik me met alle concen-