Hollands Maandblad. Jaargang 1988 (482-493)
(1988)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
zo zwijgend liepen wijde velden waren bruin en leeg
in de verte werd het uitgestrekte, kraailoze
landschap omzoomd door nog kaal
geboomte waar hier en daar
een zweem van groen door schemerde
weet je, sprak de heer die
mij vergezelde, wat ik graag es
zou willen
ik knikte, ja
dat wist ik wel
niet lang en ook niet bij
voortduring, mijmerde mijn metgezel
moed vattend verder, één keertje slechts
en héél even maar
maar wat, zei ik, als je nou ineens
de smaak te pakken krijgt?
en vroeg ik mij af of je
als je eenmaal je hoofd in mijn
warmkloppende hals begraven
had en met een voorzichtige hand onder
mijn kleren mijn volle zachte
vlees gevonden had, of je ooit,
of je mij ooit, ooit weer
los laten zou
zo zwijgend liepen wij verder
op wat grasland stonden drie stevige
ijslandse paardjes die ik terstond
in hun landstaal toesprak:
hoe mooi ze waren en wat of ze
in hemelsnaam deden in streken die voor
wezens van vlees en bloed in ieder
opzicht te gematigd zijn
de paarden hoorden mij
aandachtig aan
bij één die zich over de neus
wrijven liet rolde een warme traan
over zijn wang op mijn hand
| |
[pagina 45]
| |
waarmee ik mij in het voorbijgaande ballonvaarder vertrekt ook niet
zonder baro- en hygrometer, zijn logboek,
warm wollen ondergoed en ruim
voldoende mondvoorraad
en natuurlijk, als je voor
langere tijd naar noordelijke streken
vertrekt, natuurlijk moet je dan,
dat snap ik heus wel, jas & laarzen &
kussen & kleurpotloden & pennen
& papier met je mee
torsen in een valies dat
tijdens de ontberingsvolle tocht steeds
zwaarder & zwaarder wordt
(niet voor niets droomde ik
toen herhaalde malen hoe jij mij
in het holst van mijn overwintering besloot
op te komen zoeken: elke keer
weer viel me op hoe bleek
je zag tot ik met schrik
konstateerde dat je helemaal
geen bagage bij je had)
bovendien, op reis
neem je alles mee, ook dat
wat je dacht veilig thuis
te hebben achtergelaten
haakjes heb ik
waarmee ik mij in het
voorbijgaan heb gehecht
in jouw vacht
| |
[pagina 46]
| |
Agnesk AlfabetA is Afschuwelijk
en ruikt ook niet fris
B is het Been
dat net afgezet is
C is Chapeau!
dat is chiquer dan hoed
D is de Dode
die blijft niet lang goed
E is uw Einde
door niemand betreurd
F is de Foto
die zij fijntjes verscheurt
G zijn de Gaten
in een goed vergiet
H is het Haasje
dat haalde het niet
I is mijn Id
in gevecht met mijn Ik
J dat ben Jij
en je bent in je schik
K dat is Kanker
dat is heel ongezond
L is erg Lekker
geeft u mij maar een pond
M is mijn Moeder
met een vreemde meneer
| |
[pagina 47]
| |
N is het Nijlpaard
waarmee ik jongleer
O is een Oeuvre
obscuur en obsceen
P is de Piano
die spoorloos verdween
Q is een Quibus
die drinkt koude kwast
R is de Raaf
die goedgestemd krast
S is een Stuk
dat drinkt hij in zijn kraag
T is de Theemuts
die ik af & toe draag
U is een Uurtje
met U in het bad
V is de Viool
waar jij bijna op zat
W is Waanzinnig
wat ook wel weer went
X is de Dader
schoon niemand hem kent
Y dat is IJsland
dat hangt in de lucht
Z is een diepe
onhoorbare Zucht
|
|