oermens die zich met vanzelfsprekende gebaren van zijn anachronistische bedekking ontdoet brengt haar van haar stuk. Zo vreemd is hij ineens, deze zware man met de verongelijkte kinderwangen, die haar weliswaar intrigeert vanaf het moment dat ze op dat nors lijkende gezicht een overrompelend innemende glimlach heeft gewekt, maar die toch middelbaar is en ontzagwekkend en nu nog zo behaard ook! Ze durft niet te kijken hoe hij zich verder uitkleedt en maakt verward haar eigen kledingstukken los.
Maar in zijn armen, met die kriebelende pels tegen haar tepels, vervliegt die verwarring. Ze streelt zijn schouders, zijn massieve rug en laat haar handen vanzelf afdwalen naar zijn bekken. Zijn geslacht laat een bloedgolf door haar hoofd slaan.
De man naast haar fluistert iets en kust haar er onhandig bij op het oor. Ze antwoordt niet direkt, is een beetje geschrokken van zijn plotselinge stem. Er klopt iets niet, maar wat?
- Ja, zegt ze.
Hij lacht en trekt haar stevig tegen zich aan. Als ze haar arm om hem heen slaat staat hij stil en kust haar voortvarend op de mond. Er staan twee manen aan de hemel.
Zo ver heen is ze nog niet of ze behoedt bij binnenkomst het kasteel voor instorten door hem er net op tijd attent op te maken.
- Heb je kinderen?, vraagt hij meteen.
- Eén, zegt ze kortaf.
Daar moet hij nu niet over beginnen.
In de slaapkamer pakt hij haar wat aarzelend beet en lacht, niet helemaal op zijn gemak. Een bol, wat roodachtig gezicht, dun grijs haar, van boven kaal, vriendelijke ogen, tanden van kunststof. In het vertrouwde lamplicht van de kamer ziet ze hem plotseling heel scherp.
Dan legt hij resoluut één hand op haar billen en duwt haar wat dichter tegen zijn buik, trekt met de andere haar blouse los, schuift haar bh omhoog en begint te hijgen.
- Wacht even, ik haal er een drankje bij.
In de voorkamer staat de fles cognac nog naast de stoel. Even bukken, ho ho, niet vallen, en twee schone glazen erbij pakken.
Met de fles als een zuigeling tegen zich aan, de glazen tussen de vingers, staat ze in de half duistere kamer een moment voor het raam. Er valt weer wat regen rond de straatlantaarns. Het is heel stil, van buiten komt geen geluid en vanuit het huis ook niet. Toch staat er in de slaapkamer een man die op haar wacht.
Het valt nog niet mee om zo rechtop op de plaats te blijven staan.
In de slaapkamer blijkt hij al in zijn overhemd en met z'n schoenen uit op de rand van het bed te zitten. Ze zet de glazen naast elkaar op een kastje, trekt de stop van de fles en giet een plas cognac over het kastje uit. Wel godverdomme! Maar hij lacht, komt overeind van het bed, slaat zijn armen van achter langs om haar heen en grijpt haar borsten vast. Hij zegt dingen in haar hals die ze niet verstaat en perst zo gretig een hand tussen haar rokband dat er een naadje knapt.
Ze maakt zich los, trekt haar kleren uit en loopt naar het bed, waar hij intussen zijn broek zit uit te trekken. Dunne blauw dooraderde benen steken schriel uit een grote witte onderbroek, die hij tenslotte ook uitdoet, zittend, en op de wat besmuikte manier van iemand die op een vol strand zijn onderbroek voor zijn zwembroek verwisselt. Overhemd en sokken wil hij blijkbaar aanhouden.
Hij laat zich naar haar toe vallen en geeft direkt kreunend zijn handen de kost. Maar ze peutert de knoopjes van het overhemd open, laat hem weer overeind zitten om het kledingstuk van hem af te halen en trekt ook het onderhemd over zijn hoofd. Een zware kogelronde buik puilt over de bovenbenen, een roede is onzichtbaar. De glanzend gladde borsten hangen op de buik. De armen zijn slap, wit en in verhouding dun.
Ze laat zich met dichte ogen achterover vallen. Hij lacht weer, streelt met zenuwachtige handen over haar lijf en drukt haar tegen zich aan. Ze duwt voorzichtig verkennend een been tussen de zijne. Maar er is niets te voelen.
- Je moet op me gaan zitten, zegt hij. Wil je dat? Op je knieën.
Hij draait zich op zijn rug. Ze komt overeind en werpt een korte blik op het lijf op haar sprei. De buik is nu gelijkmatig over het hele lichaam verspreid. In een grauw klisje haar ligt het zieligste mannelijk deel dat ze ooit gezien heeft, paars, slap en gerimpeld.
Ze zet haar knieën aan weerskanten van hem, haar handen op zijn schouders en speelt paardje, langzaam en met de ogen dicht, doodmoe opeens. Hij houdt haar heupen omvat, steunt en wriemelt af en toe een hand tussen haar dijen om zijn geslacht te verschikken - dat nog steeds onbespeurbaar blijft. Ze krijgt pijn in haar rug en gaat voor de verandering eerst recht zitten, het hoofd in de nek en laat zich dan naast hem vallen om uit te rusten.
Weer begint hij haar te betasten op de haastige gulzige manier van iemand aan wie het hapje ieder moment ontstolen kan worden. Hij fluistert er gejaagd bij. Lekkere dit en lekkere dat. Nog eenmaal voelt ze of er