terminis. Hélemaal verliefd of helemaal niet, zoals je ook altijd helemaal dood gaat en nooit een beetje, verkleinende termen als doodjesgaantjes ten spijt.
En hoe zat het nu eigenlijk met dat ieder-een, was de hele wereld inderdaad een dansfeest en een grote flirtpartij op mij na? Dan was ik blij dat ik geen stukje van die wereld was. Maar als ik van die wereld geen stukje was, van welke wereld was ik dan wel een stukje?
Hier kwam nog bij dat mijn moeder me bijna dagelijks voor STUK VERDRIET uitmaakte. Dit was niet prettig en om mijzelf te troosten had ik er een hele redenering omheen gebouwd. Elk mens bevat nu eenmaal zijn eigen portie potentieel verdriet. Het is iets abstracts, maar je kunt het je toch heel goed voorstellen, bijvoorbeeld als een enorme zwarte kluit. Iemands kluit verdriet bestaat dan uit die mensen, dieren en dingen die in staat zijn hem mateloos droevig te maken. Ikzelf had de pech nu net een stukje te zijn van het Totaal-verdriet van mijn moeder. Zelf kon ik dat natuurlijk niet helpen, al vroeg ik me wel af waarom ze het zo nodig steeds onder woorden moest brengen.
Nog vreemder dan mijn moeder zat mijn leraar Nederlands in elkaar. Van hem mocht ik stuk nooit gebruiken als adjectief, dus in de zin van kapot. Nooit: mijn jas is stuk, maar: mijn jas is kapot. ‘Want’, zei hij, ‘stuk betekent altijd een deel van een geheel en daarvan is bij deze jas geen sprake’.
‘Maar’, zei ik, ‘wat ik dan niet begrijp, is dat het tegenovergestelde van stuk, heel is. Een jas die niet stuk is noemen we immers heel?’
‘Als je zo ingewikkeld doorgaat’, zei hij, ‘verziek je niet alleen mijn les, maar zal je nog meemaken dat je op een gegeven moment zelf niet meer heel bent. Daar draait zulk geredeneer meestal op uit. Ineens val je domweg uit elkaar in duizend stukjes en ik zal het niet zijn die je opraapt’.
Zulke leraren doen echt niemand plezier en bovendien heeft hij geen gelijk gekregen, want niet ikzelf viel in stukjes uiteen maar mettertijd de hele wereld om mij heen, wat veel erger is.
- Misschien begint het nu langzamerhand duidelijk te worden waardoor ik me op het ziekelijke af voor de stukjes en beetjes ben gaan interesseren. Waarom zien de mensen toch zo dolgraag alles groot en breed, terwijl het juist gaat om de details?
Niets kan ik meer in handen krijgen of ik denk onmiddellijk: waar is dit een stuk van. Iemand zegt: ‘Hierzo, een reep chocolade’. Meteen vraag ik me af waarom het ding reep heet. Waar mag die wel van afgesneden zijn? Ligt de moederreep van alle chocoladerepen soms heel alleen in Parijs te pronken onder een glazen stolp?
- Voor de stukjes en de beetjes komt haast niemand op en toch valt het geheel meestal in het niet vergeleken bij de delen. Weg met het grote gebaar! Ik zal opkomen voor de stukjes, de beetjes, de splinters, de likjes, de partjes, de fracties, de tikkeltjes, de scherven, de snuifjes, de snippers, de lutteltjes, de brokken, de schilfers, de vlokjes, de segmenten, de speldeknopjes, de sneetjes, de flietertjes, de toefjes, de plukjes, de ziertjes, de repen, de schijfjes, de moten, de plakken.
Een mussebekje vol doet voor New York niet onder.
- Een vis bestaat uit twee stukken: kop en staart. De kracht van de vis is dat je niet weet waar zijn staart begint en zijn kop eindigt (menige roman zou daar een voorbeeld aan kunnen nemen). Is er dan helemaal geen sprake van een lichaam? Nee, en dit betekent uitkijken bij de visboer, want wie een staartmoot bestelt, zit voor hij het weet opgescheept met de hele vis minus de kop, terwijl iemand die een staartstuk bestelt bij de slager nooit bang hoeft te zijn dat hij thuiskomt met een onthoofde koe.
- Dit brengt ons op het thema decollatie of onthalzing. Hierbij is nooit duidelijk of nu het hoofd wordt onthalsd of de hele mens m.a.w. of het grootste stuk hals straks zal zitten aan de afgeslagen kop of aan het levenloze lichaam. Weten we daar een antwoord op, dan weten we ook wat gedecolleteerd betekent en of het de vrouw is die gedecolleteerd is of haar japon.
Gehoord: ‘De gastvrouw droeg een beeldschoon décolleté tot aan haar navel’. Niet om het een of ander, maar deze vrouw draagt dus iets wat er niet is. Dit lijkt een beetje op het oeroude verhaal van de man die opdracht kreeg een groot gat te graven, het op zijn vrachtauto te laden en het naar elders te transporteren. Van deze man hebben we nooit meer gehoord, want hij is met auto en al in het gat verdwenen.
- Terug naar de moot. Wat de vis met de mensen gemeen heeft, is dit: alleen vissen en mensen worden in mootjes gehakt. Het was dan ook logisch geweest dat Jezus, die nu eenmaal dolgraag als vis en als mens door het leven wou gaan, niet voor de kruisdood had gekozen, maar voor de bijl. Dat had bovendien heel wat bossen gespaard, want