Hollands Maandblad. Jaargang 1988 (482-493)
(1988)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |
dit gedichtopent zich opeens het
heelal: zon, maan en sterren
in het licht dat zich
neervlijt in voren van het veld:
louter mensenwerk
| |
ballade van het licht en de armoePure lyriek, hoe het herbegint:
de ondergaande zon,
stralend
op de armen, de ogen
van de tedere afwezige.
Hoe de dichter weerkeert.
| |
idylleVerblijf op het veld, de zon
op mijn hand, de zon
die niet wil dalen.
Hoe mijn handen illusies
levend houden:
hoe
de zon niet daalt, het
geschrevene blijft bijna
ongeschreven.
| |
[pagina 43]
| |
nu, nu ik dit schrijfNu, nu ik dit schrijf zie
ik wat ik voor me zie
ontstaan: in
een licht dat
ontstelt, dat
zich de herfst in-
spuwt, een marmeren
omarming zoals je
daar staat.
| |
het verborgen gezicht van mannaje kijkt en je ogen
vertederen zich:
zulke milde steunpunten -
- je blik:
halfwilde
tulpen
hoe iemand zijn
laatste wals danst
of zijn eerste
zacht licht op
je schouder
al dat
voor de ogen
| |
[pagina 44]
| |
identificatiesEen hond.
Of een ander dier.
En hoe men tegen het licht blaffend
stuiptrekkingen transformeert
tot stilte.
De stilte
van de ochtend.
De stuiptrekkingen van de slaap.
Hoe men bijna niet tegen het licht
bijna de adem niet inhoudt.
| |
begrotelijke individualiteitDe stem, de steen die zich niet
breken laat:
wat schilfers,
de lamme pols van een ander.
Het verweerde, weerbare.
Handen. Ogen.
| |
[pagina 45]
| |
identiteit, continuïteitHoe men het beeld bezit dat men een
naam gaf: - mijn tere,
mijn zeer beminde.
Het is zeer fantastisch vandaag.
Niemand is een kind meer.
Men spiegelt zich in het licht.
Zoals men ooit de stilte betrad,
vol van oogverblinding
in het lichte, stille
en
alles is mooi.
| |
tropisch tafereelhoe hij gaat is hoe hij beweegt
is de mens
de hagedis die over het water schiet
van heel ver her: en dan die rivier
die stroomt
zo mechanisch:
de windmachine van de zee die stuurt de wereld?
de windmachine van de zee die stuurt de wereld
wie slaagt slaagt misschien halverwege
de tijd legt zich neer: je hoed als je thuiskomt
de kat langs je broek
je kijkt ernaar en bijna ongeboren
val je bijna stil
je weet: nu kantelt mijn foto
en dan kantelt je foto.
|
|