stap de firma in langdurige processen zou verwikkelen.
De gehele geschiedenis maakt tot zover de indruk van een uit de hand gelopen vete; twee sterke karakters die ieder van mening waren de wiskunde voor de ondergang te moeten behoeden, waarbij ieder van hen die aanstaande ondergang in de ander personifiëerde. Als de zaak zo eenvoudig was geweest had de Duitse wiskundige gemeenschap niet zo schrikachtig gereageerd. Misschien hadden de betrokken redactieleden Hilbert, ondanks zijn ziekte, geraden eerst eens af te koelen. De situatie werd echter gecompliceerd doordat er genoeg conflictstof van velerlei aard lag om de wiskundige wereld aan een regelrechte burgeroorlog bloot te stellen. Daar was in de eerste plaats een latente animositeit tussen Berlijn en Göttingen, een ondergrondse strijd die terugging tot ver in de negentiende eeuw. De afgunst van de hoofdstedelijke geleerden op het succesvolle Göttingen en de wat arrogante superioriteit van de Göttingers was te bespeuren bij tal van gelegenheden, bijvoorbeeld bij het beroepen van hoogleraren. Het succes van Brouwers intuïtisme in Berlijn kan wellicht voor een deel toegeschreven worden aan de bewondering voor de Hollandse David die de Göttingse Goliath uitdaagde. Een niet minder belangrijk gegeven was het ressentiment dat gevoed was door de algemene boycot van de Duitse wetenschap en haar beoefenaren. Direct na de eerste wereldoorlog werd onder aanvoering van Frankrijk een nieuwe internationale organisatie van de wetenschap opgezet, met uitsluiting van Duitsland. De retoriek van die dagen hield menige vernedering voor de Duitse geleerden in, zonder twijfel als wraak voor de niet minder schokkende uitspraken die tijdens die oorlog aan Duitse zijde gedaan werden. Brouwer had al vroeg gewezen op de onrechtvaardigheid van de internationale boycot van Duitsland, en hij had met de hem typerende emotionaliteit partij gekozen voor de underdog.
De internationale boycot werkte vooral de sympathie voor de Deutschnationalen in de hand, deze groepering (die overigens niet georganiseerd was) protesteerde bijzonder fel tegen de Duitse deelname aan het Internationale Wiskunde Congres van 1928 in Bologna, met als motief dat de Duitsers daar slechts als waarnemers en niet als volwaardige deelnemers toegelaten werden. Brouwer was, met enkele anderen, bijzonder actief in de campagne tegen de Duitse deelname. Hilbert nam (ook) in deze aangelegenheid een tegenovergestelde positie in; hij was van mening dat de Duitse deelname een stap was op de weg naar een normalisering van de verhoudingen in de wiskundige wereld. Zijn gezag bracht een aanzienlijke Duitse delegatie naar Bologna, maar hij vergaf Brouwer zijn inmenging in deze Duitse aangelegenheid niet.
Vandaar dat het Annalen-conflict de kiemen in zich droeg van een veel groter conflict waarin de scheidslijnen tussen politiek, lokale trots en wiskunde nauwelijks te onderscheiden waren. Zo'n groter conflict had de Duitse wiskundige gemeenschap gemakkelijk kunnen opsplitsen in elkaar bestrijdende stammen.
In het licht van de latere ontwikkelingen kan men eerst recht zien hoe kritiek de situatie was; een krakelende wiskundige gemeenschap was een gemakkelijke prooi geworden van het Derde Rijk. De betrekkelijke eenheid onder de wiskundigen heeft hen behoed voor het lot van andere beroepsgeroepen. Met al deze feiten in gedachten zag een aantal wiskundigen dat het van het grootste belang was om het conflict op te lossen.
Onder deze omstandigheden vond een aantal juridische raadplegingen plaats, die duidelijk maakten dat aan een ontslag in de zin van Hilbert niet te denken viel. Langzamerhand ontstond het idee om dan maar de hele redactie, ter gelegenheid van het verschijnen van het honderdste deel, op te zeggen en een nieuwe te vormen. Harald Bohr stelde voor om deze ingreep te motiveren als reorganisatie van het oude concept: geen ‘Mitarbeiter’, alleen een kleine redactie.
Deze oplossing vond algemene bijval, zelfs Hilbert, die intussen Bohr en Courant gemachtigd had om hem te vertegenwoordigen, juichte het voorstel toe - het zou de persoonlijke aspecten uit het conflict elimineren. Het doet natuurlijk wat naïef aan om te denken dat Brouwer door een zo doorzichtige manoeuvre om de tuin te leiden was.
Brouwer was zich van deze onderhandelingen niet bewust; op aandringen van Carathéodory had hij zijn antwoord op Blumenthals beschuldigingen uitgesteld in de hoop dat een compromis bereikt zou kunnen worden. Toen dan ook in een rondschrijven meegedeeld werd dat Hilbert een nieuw contract met de uitgever gesloten had waarbij de redactie beperkt werd tot... man (zonder Brouwer!) liep hem de gal over. De leden van de oude redactie kregen een gedetailleerd verweerschrift, waarin alle aantijgingen weerlegd werden, maar waarin hij als klap op de vuurpijl Blumenthal beschuldigde van onbehoorlijk beheer als Geschäftsführer van de Mathematische Annalen.
De hele affaire was echter al voorbij, in