| |
| |
| |
[481]
Dagboek van een lerares
Magda Voorbergen
I
Aan het eind van de les laat ik ze de stoelen omgekeerd op de tafels zetten. Een heidens kabaal. Ze gaan. Ik heb het weer overleefd. De stoelen die niet gebruikt waren zet ik nu op de tafels. Stomme regeling: iedere laatste les de stoelen op de tafels, iedere eerste les ze er weer afhalen. De schoonmaakploeg is dan snel klaar. Was ik maar schoonmaker.
Terwijl ik naar de volgende school fiets, lopen de tranen zo maar over mijn wangen. Gelukkig regent het. Eigenlijk zijn de meeste kinderen wel aardig. Er zitten maar een paar klieren tussen. Ik moet me niet meer zo op de kast laten jagen, ik moet er boven staan. Ik ben de baas.
Bij de tweede school waar ik les geef, zet ik mijn fiets in de kelder. Met een strak gezicht loop ik door de gang naar mijn lokaal. Ik durf mijn gezicht niet te ontspannen, ik voel dat er weer tranen komen. Eerst maar wat schriftelijk overhoren, dan zijn ze tenminste rustig.
Ze doen hun best. Ze willen wel goede cijfers halen, toch leert slechts een klein deel van de klas huiswerk. Dit zijn lbo-kinderen. Op de andere school zitten mavo-kinderen.
Toen ik nog op de school in de binnenstad werkte, hadden al mijn kennissen bewondering voor me. Moeilijk hoor, zo'n lbo, knap van je! 't Was zo eenvoudig: de meeste kinderen hadden een licht- of donkerbruin kleurtje, ze kwamen uit gezinnen waar gezag gezag is. In Nederlandse gezinnen doen we daar al lang niet meer aan. Gevaarlijk, want gezag is gezag, bevel is bevel. Dat is Duits, fascistisch.
Zat ik nog maar in de binnenstad. Ze luisterden tenminste. Ze keken tegen je op. Hoeft niet hoor, maar 't was wel rustig. Ze hadden moeite met de Nederlandse taal. Surinaamse kinderen halen de en het door elkaar en natuurlijk ook die/deze en dit/dat; soms zelfs hij en zij.
Wij hadden niet veel Turkse en Marokkaanse kinderen, maar de Turkse en Marokkaanse kinderen die we hadden waren slim; zaten op het leao vanwege hun taalachterstand. Was niet erg, gingen daarna naar meao of mmo. Komt allemaal vanzelf goed.
Behalve de gewone lesuren had ik toen uren om kinderen bij te werken die een achterstand hadden. Die school kreeg van het rijk én van de gemeente heel veel uren cadeau. Voor de zielige kinderen. De leraren zaten daar goed. De uren werden netjes verdeeld. Als de jongens gymden, was er altijd wel een leraar of lerares met een ‘ovb-uurtje’ (onderwijs voorrangs beleid) bereid om de meisjes op te vangen. Er werd dan ook soms wel met ze gewerkt. Sommige leraren hielden van een communicatieve aanpak: op die uurtjes werd gezellig gepraat. Aan het eind van het jaar maakten we een verslag voor de overheid. We moesten vertellen wat we met die extra uren gedaan hadden. Je mocht ze gebruiken voor mentorschap. Dat deden we. Je mocht ze gebruiken voor huiswerkbegeleiding. Deden we ook. We maakten keurige verslagen. Zeiden altijd dat er meer uren moesten komen. Soms gaf ik les aan twee of drie kinderen. Een mooie tijd. Helpen deed het niet. Dat wist iedereen.
Er kwam toen ook eens een mevrouw op school praten over de noodzaak van het geven van les in taal en cultuur van het land van oorsprong. Kinderen zouden beter Nederlands leren als ze ook les in hun eigen taal en cultuur kregen. Ik snapte dat niet zo goed, maar er was onderzoek naar gedaan, dus het was zo.
Op dat moment hadden we voor het merendeel Surinaamse kinderen met Hindoestaanse, Javaanse, Chinese of Creoolse achtergrond. Daarnaast ook twee Turkse kinderen, één Marokkaans meisje en vier lieve Chinese kinderen die geen woord Nederlands spraken en nog enkele gewone Nederlandse kinderen. Ik moest enquêteformulieren invullen en werd uitgenodigd naar een vergadering te komen. Het was misschien een nieuw banenplan van de overheid. Heel veel mensen hadden er werk door; ze bezochten scholen, typten enquêteformulieren, hielden vergaderingen.
| |
| |
Ik had wel eens gehoord dat migranten die vroeger in de Verenigde Staten aankwamen een spoedcursus Engels kregen, daarna het land in mochten, aan het werk gingen en Amerikaan werden. Ik geloof niet dat ze daar nog les in Nederlandse taal en cultuur kregen. Ze hadden gekozen voor een nieuw vaderland: ze werden Amerikaan.
Ik dacht en denk nog steeds dat het een smoes was van die mevrouw en haar commissieleden. Niet alleen een smoes om werk voor haarzelf en haar groepje te creëren, maar wat veel erger is ook een smoes om alle immigranten als zodanig herkenbaar te laten blijven. Ze mochten eigenlijk geen Nederlander worden. Je moest over twintig jaar goed kunnen zien dat iemand een Turk was. Eigenlijk mochten ze niet integreren...
Ik vulde dus op het enquêteformulier in dat onze immigranten dit land als nieuw vaderland hebben gekozen, dus Nederlander willen worden, dus Nederlands willen leren. Hun kinderen mochten niet gediscrimineerd worden door hen andere lessen te laten volgen dan de autochtone Nederlandse kinderen.
Gek, ik heb er nooit meer iets van gehoord.
De meeste hebben hun s.o. af. Ik zal zo de blaadjes op laten halen. Deze lbo-kinderen zijn anders dan de binnenstadskinderen. Er zijn er ook bij met een bruin kleurtje, maar de meesten zijn blank. De blanke kinderen zijn bijna allemaal op een mavo begonnen, een enkeling zelfs op een scholengemeenschap van mavo tot vwo en één heeft er zelfs op het havo gezeten. De havo-jongen zit vanwege gedragsproblemen bij ons.
Na de schriftelijke overhoring bespreek ik het huiswerk voor de volgende keer. Ze luisteren echt. Soms is dat eng: dan hoor ik mezelf zo praten.
Dag juf, tot morgen.
| |
II
Vandaag begin ik op de leao-afdeling. De s.o.-blaadjes krijgen ze terug. Veel onvoldoendes. De havo-jongen leert nooit, kijkt zelfs zijn boek niet in, kliert, heeft een tien. Enkele Hindoestaanse meisjes, die stewardess willen worden, kijken bedroefd naar hun werk. Zware onvoldoendes. Zielig, want zij leren hun huiswerk wél. Dat zeggen hun moeders tenminste. Hun moeders vertellen me ook altijd dat er thuis Nederlands gesproken word. In Suriname al, juf. Echt waar juf. Ik weet ook niet waarom ze zulke slechte cijfers halen. Voor de andere vakken zijn de cijfers trouwens ook niet hoger. De gymleraar is wanhopig. Ze zijn wel mooi. Zien er altijd heel verzorgd uit. Veel sieraden, kleine prinsesjes, maar traag...
Er zijn ook veel slimme Hindoestanen, ken ik ook, zitten alleen niet bij mij op school.
De havo-jongen kijkt op, lacht, vertelt dat hij een tien heeft, lacht daarna bulderend om de fouten van zijn Hindoestaanse buurvrouw. Kon ik hem maar een één geven.
Eigenlijk bof ik. Je zal toch maar les moeten geven in een brugklas van een scholengemeenschap voor lbo tot en met vwo. Of zouden ze daar toch stiekem kinderen met lboen mavo-advies bij elkaar zetten en havo- en vwo-kinderen ook bij elkaar? Kinderen die bij ons op het leao terecht komen, zijn meestal niet veel verder gekomen dan het niveau van een vierde klas van een ouderwetse lagere school (tegenwoordig heet dat de zesde groep, ze zitten nu op hun twaalfde jaar in de achtste groep). Vwo-kinderen hebben op de basisschool de leerstof meestal al lang af en zijn al met voorbereidend wiskunde of andere dingen bezig. Die kinderen kun je toch niet nog een jaar of langer bij elkaar zetten?
Met elkaar bespreken we de examenstof. Op deze school kunnen de leao-leerlingen examen doen op B- of C-niveau. In theorie kunnen ze dat ook op D-niveau. Maar dat is theorie. Als ze 't echt konden, dan zaten ze op een mavo, daar kun je examen doen op C-en D-niveau. We hebben ook wel eens een diploma weggegeven met A- of B-cijfers erop, maar dat was omdat het zo'n zielig kind was.
Het zwemdiploma heeft trouwens dan meer waarde.
Ik heb niet opgelet. De havo-jongen zit brood te eten. Hij maakte me er zelf op attent door met volle mond te zeggen dat Martin, een jongen die aan het andere eind van de klas zit, zit te eten. Ik zeg hen beiden het brood weg te doen. Martin had nog geen hap genomen. De havo-jongen neemt nog een hap. Ik pak zijn brood en zijn tas, doe het brood in de tas en zet de tas naast mijn tafel. Hij pakt de tas weer terug. Ik stuur hem de klas uit. Hij weigert aanvankelijk. Ik wil de directeur gaan halen. Hij gaat nu, gooit met een dreun de deur dicht. De klas is zeer luidruchtig. Enkelen lachen, ik schreeuw. Ik moet niet schreeuwen.
Het volgende uur heb ik klas twee. In deze klas zitten Surinaamse kinderen die al sinds
| |
| |
de peuter/kleuter leeftijd in Nederland zijn. Ze zijn even brutaal als de Nederlandse kinderen. Ze maken zelfs fouten met kennen/kunnen, liggen/leggen. Ze hebben zich goed aangepast.
Ik fiets naar de andere school, mavo-leerlingen krijg ik nu. Luidruchtig komen ze binnen. Eén kind wordt achterna gezeten door twee anderen. Een paar wensen eerst nog naar de w.c. te gaan. Eindelijk heb ik iedereen op een stoel gekregen. Soms door ze voorzichtig bij hun schouders te pakken. Heel voorzichtig, heel zacht hoor, anders mishandel je ze. We gaan ontleden. Saai, vervelend. Weet ik, ik ben nog ouderwets. Ik wil graag dat ze weten wat een persoonsvorm en wat een voltooid deelwoord is. Misschien kunnen ze dan later als ze zelf kinderen hebben een foutloos briefje schrijven als hún kind niet op school was wegens ziekte.
Er wordt gegiecheld. Ik onderschep een briefje: ‘Mark, Simone wil met je neuken, heb je al een stijve?’ Dit is de eerste klas, ik doe net of ik het niet gelezen heb, reageer niet.
‘Maarten zit weer te scheten, gatverdamme juf, ik wil op een andere plaats zitten.’
‘Mond houden, aan het werk.’ Maar dat gaat niet meer, de hele klas lacht en schreeuwt al. Ik probeer ze tot bedaren te brengen zonder er overheen te schreeuwen. Lukt niet, moet er toch overheen schreeuwen. Probeer verder te gaan met de les. Ronald en Karin hebben hun boek nog dicht. Ik vraag ze om mee te doen. Kijken me heel verbaasd aan. Ronald gooit weer een briefje. Ik pak het af, gooi het ongelezen in de prullenmand. We gaan verder. Ronald draait zich om, pakt de agenda van zijn achterbuurman, bladert er in. Ik loop er naar toe, pak de agenda af, geef hem terug aan de eigenaar.
Na de persoonsvorm zoeken we het gezegde... Ronald vraagt en pakt een vlakgum van zijn buurvrouw. Ik stuur hem de klas uit. Met grote lichtblauwe onschuldige ogen kijkt hij me aan. ‘Maar mevrouw, hoe kunt u mij nu hiervoor de klas uitsturen, ik vroeg alleen een vlakgum.’ De klas ligt in een deuk. ‘Ronald verdwijn.’ ‘Eerst moet u me vertellen waarom ik voor zoiets weggestuurd word.’ En daar ga ik weer. Ik begin uit te leggen dat hij de hele les al vervelend was. Hij begint te gieren van de lach. Hij heeft gewonnen. De klas is nu compleet wild. ‘Moet ik je laten halen of ga je.’ Ik loop naar de deur. ‘Ga nou maar.’ zeggen de anderen. Als ik al op de gang loop, komt hij naar buiten. Ik probeer weer les te geven. Gaat niet. Ik laat ze iets onnozels overschrijven. Het is stil.
's Avonds zie ik ze in gedachten allemaal voor me. De hele ld-groep: de zenuwachtige Boris, de twee stille lieve domme meisjes Ella en Maaike, Ronald met z'n kleine gestalte, z'n blonde piekhaartjes en z'n onschuldige ogen, Pepijn met z'n eeuwige lach op z'n gezicht, een humpie eigenlijk nog.
| |
III
Vandaag alleen leao-kinderen. Eerst de derde klas. In het lesje over meervoudsvormen staat het woord gymnasium. Een kind vraagt wat dat is. Ik vraag de klas of iemand het kan uitleggen. Men zegt het niet te kunnen. Een jongen steekt dan aarzelend zijn vinger op. ‘Daar kun je naar toe als je van deze school af komt’, meent hij.
Vorige week heb ik deze klas een opstel laten schrijven waarin ze hun toekomstplannen moesten vertellen. Heel boeiend. Een meisje wilde dierenarts worden, een jongen advocaat, een andere accountant. Ze waren er heilig van overtuigd dat je na het leao ‘een cursus kon volgen voor dierenarts of advocaat’. Accountant was je al met een leao-diploma op zak.
Ik besluit te proberen ons onderwijs-systeem uit te leggen. Ik vertel hoeveel klassen elke school heeft, leg uit dat je met een lbo-C-diploma naar de vierde klas mavo kunt gaan en dat je met een mavo-D-diploma naar de vierde klas havo kunt en tenslotte dat je met een havo-diploma naar vijf atheneum mag. Naar het gymnasium kun je alleen direct vanaf de basisschool omdat je daar vanaf het begin Latijn en Grieks krijgt, het niveau van alle andere vakken ligt wel gelijk aan dat van het atheneum, je moet daar hetzelfde leren in minder uren en in de overige uren krijg je dan Latijn en Grieks.
Men is stil en lijkt geïnteresseerd. De bel gaat, de kinderen lopen de klas uit. Ik vang een gesprek op tussen twee meisjes. De één zegt tegen de ander: ‘Dennis, die jongen die vorig jaar voor mij zat, zit nu op het gymnasium, die zit dáár nu in de derde klas.’ ‘Bah, dan moet hij nog drie jaar op school zitten,’ zegt het andere meisje, ‘wij doen gelukkig volgend jaar al examen.’ Ze lopen de klas uit.
Dennis was de domste jongen van de klas; zat twee jaar in de eerste en twee keer in de tweede klas van het leao, is inmiddels zestien en zit op het deeltijd-kmbo.
En ik, grote gek, dacht dat de klas geluisterd had. Ik dacht dat ze mijn uitleg begrepen hadden.
Eigenlijk is het niet zo raar dat de leerlingen
| |
| |
(en hun ouders!) niets van ons onderwijssysteem snappen. Het is ook knap ingewikkeld.
De veelzijdigheid van ons onderwijs is prima en uniek in de wereld, denk ik. Men zou alleen meer met het begrip niveau moeten werken.
Het A-niveau voor leerlingen van iboscholen (bv. ihno, ito) bestaat al. In het lager beroepsonderwijs kunnen leerlingen A-, B-, C- of D-niveau halen. Het mavo kent een C-en D-niveau. Zou het dan niet logisch zijn om havo, vhbo en mbo E-niveau te noemen en het vwo en de onderbouw van het hbo F-niveau?
Nu is het zo dat een leerling die bijvoorbeeld op het lhno centraal schriftelijk examen Engels op C-niveau doet exact hetzelfde examen voor haar neus krijgt als een leerling van een mavo die Engels-C doet. Een havo-leerling krijgt precies hetzelfde examen Engels voor zijn neus als een vhbo-leerling. Waarom wordt dit examen dan niet met een niveau aangeduid?
Aan het eind van de derde klas havo/vwo moeten de leerlingen enkele vakken ‘laten vallen’. Ze zouden dan examen moeten doen in alle vakken op C- of D-niveau. De vakken die ze dan laten vallen hebben ze tot dat niveau behaald. Aan het eind van de vierde klas laat een vwo-leerling weer drie vakken vallen. Ook nu zouden de leerlingen examen moeten kunnen doen, nu op D-of E-niveau. Aan het eind van zes vwo doet men examen op F-niveau en net als de leerlingen van mavo en lbo zouden vwo-leerlingen de kans moeten krijgen voor enkele vakken op een lager niveau (= E-niveau) examen te doen.
Te lastig? Waarom?
Nu moeten de leerlingen aan het eind van elk schooljaar zwoegen tijdens de repetitieweken. Laat ze in plaats daarvan steeds niveau-examens doen. Zielig? Wel nee. Het is veel eerlijker! Een vwo-leerling die nu in de vijfde klas struikelt heeft niets, helemaal niets. Dat is pas zielig!
Te veel werk? Wel nee, het meeste gaat toch in de computer van het CITO en al deze examens bestaan al, men zou ze alleen op meer scholen moeten geven.
Schoolonderzoeken moeten afgeschaft worden. Er mag wel een schoolcijfer naast het cijfer van het centraal schriftelijk examen staan, maar dan moet dat schoolcijfer eenvoudig het normale gemiddelde van de rapporten zijn waarbij het ‘kerst’ rapport éénmaal telt, het ‘paas’ rapport twee maal en het derde rapport drie maal.
Omrekeningstabel voor het schoolcijfer van E naar D en van F naar E kan dezelfde zijn als de thans gebruikte tabel van D naar C op mavo en lbo, namelijk D-cijfer maal 0,8 plus 2 is C-cijfer.
Een lbo-getuigschrift krijg je met A- of B-niveau. Een lbo-diploma krijg je alleen als je van de zes examenvakken minimaal vier op C-niveau hebt behaald. Een mavo-diploma alleen als van de zes examenvakken minimaal vier op D-niveau zijn behaald.
Voor een havo-diploma moet men vijf van de zeven examenvakken op E-niveau hebben en op het vwo minimaal zes van de acht examenvakken (thans kent het havo nog slechts zes en het vwo zeven eindexamenvakken).
Toelating tot het hbo met minimaal zeven vakken op E- of F-niveau; toelating tot de universiteit met minimaal acht vakken op F-niveau.
Ik zou het wel weten te regelen daar op onderwijs. Helaas, dan zou ik met veel ambtenaren moeten werken, want het is heel groot in Zoetermeer. Ik denk wel eens dat daar meer ambtenaren zitten dan er leerkrachten in het onderwijs zijn.
| |
IV
De laatste les voor vier leao; maandag begint het examen. Ik ga de rij langs en vraag elk kind wat het na het leao-examen gaat doen. Patrick wordt pooier of inbreker, zegt hij. Marcel en Suresh denken dat ze ook wel een dergelijk vak kiezen en anders gaan ze naar kantoor. Ik probeer hun duidelijk te maken dat ze dan eigenlijk nog een meao-opleiding of een andere kantooropleiding hierna moeten volgen, maar dat is niet verstandig. ‘Als ik niet op kantoor kom, dan ga ik wel naar de sociale dienst. Ik heb niet voor joker op deze school gezeten!’ Sharida is het met Marcel eens. ‘Nou juf, wij hebben toch een opleiding voor kantoor gehad en we kunnen typen, dan ga ik toch zeker niet in een winkel staan of bejaarden verzorgen.’
Gladys is nu 19 en zegt dat ze tot haar 23ste op school wil zitten. ‘Mijn moeder heeft gezegd dat ik zo lang studeren mag als ik wil.’ Het is overduidelijk dat ze zakt. Op haar twintigste zit ze dus straks nog op het leao. Daarna wil ze naar de analiste-opleiding, maar eigenlijk wil ze dokter worden.
Stiekem zeggen we in de docentenkamer wel eens heel zacht tegen elkaar dat eigenlijk de leerplicht afgeschaft moet worden. Nou vooruit tot en met het zestiende levensjaar dan, maar als je dan nog geen A- of B-niveau gehaald hebt, dan ga je verplicht werken. Ben je langer dan zes maanden werkloos, dan ga je - net als in het oostblok - de gevan-
| |
| |
Zelfportret als François Villon
genis in. Wie weet, misschien gaan ze dan wel leren en wordt er niet zo achterlijk veel geld verknoeid aan onderwijs. Als er werkplicht is en er geen uitkeringen meer gegeven hoeven te worden, heeft de overheid meer dan genoeg geld om iedereen een baan te geven. In de dienstverlenende beroepen is werk genoeg. Men vindt het alleen mensonwaardig om als dienstmeisje, bejaardenverzorgster of schoonmaker te werken. Daarvoor zaten ze - zeggen ze - niet op het lbo.
Er zouden ook niet zulke hoge salarissen betaald moeten worden: in het oostblok kun je toch ook niet met z'n tweeën van één salaris leven. Soms kunnen we heel erg links denken.
| |
| |
Gladys vindt dat ik discrimineer als ik zeg dat het niet erg waarschijnlijk is dat ze dokter wordt. ‘U denkt altijd maar dat we stom zijn.’ ‘Je bent niet dom, Gladys, ik denk alleen dat het een beetje te lang duurt voordat je dokter bent. Je moet na het leao naar het mavo, dan havo, dan vwo en dan studeren. Dan ben je wel wat jaartjes verder.’ ‘Ja, ja, u moest eens wat meer vertrouwen in ons hebben.’
Misschien moest ik dat ook wel. Ik héb er alleen geen vertrouwen meer in. Dat zeg ik niet hardop hoor, ik ben niet helemaal gek. Ik vind het alleen zo jammer dat de kinderen aan het eind van de onderbouw van het lbo, dus bij de overgang van klas twee naar klas drie, absoluut niet meer hebben geleerd dan de wat slimmere kinderen die op hun twaalfde jaar van de basisschool komen.
Het verschil is alleen dat deze lbo-kinderen het gevoel hebben dat ze aan het studeren zijn.
| |
V
Klas drie leao is tegenwoordig een echt gezellige klas. Nu de vierde klas de school verlaten heeft, voelen zij zich kennelijk de oudsten en ze proberen zich daar ook naar te gedragen.
Ik ben daardoor wat minder op mijn hoede. Carlo vraagt of hij naar de w.c. mag. Normaal sta ik dat niet toe, want anders wil de hele klas, maar dit keer geef ik toestemming.
Peter wil nu ook naar de w.c. Vooruit Peter dan ook maar. Nog geen vijf minuten later beginnen er nog drie jongens te zeuren om naar de w.c. te mogen. Had ik dus toch niet goed moeten vinden dat Carlo ging. Louis beweert dat hij in zijn broek plast als hij niet mag gaan. Onderdrukt gegiechel. Hij gaat nu demonstratief als een kleuter op zijn stoel zitten wiebelen. Niet alleen de klas lacht, ook ik sta te lachen. Toch geef ik hem geen toestemming.
‘U moet het niet bij de één goed vinden dat hij naar de w.c. gaat en bij de ander niet.’
‘Ik dacht dat jullie nu wat volwassener waren, daarom gaf ik Carlo wel toestemming.’
‘Joh, dat kan toch niet juf, dat snapt u toch zelf ook wel?’
Ja, maar toch snap ik veel dingen niet: Kinderen eisen dat je als een autoriteit boven ze staat. De kinderen eisen orde, regelmaat en gezag. Ze waarderen je pas als je orde houdt. Als je één kind toestaat om naar de w.c. te gaan, dan houd je je niet aan de schoolregels en dus heb je geen gezag, geen orde meer.
Misschien voelt iedereen zich pas veilig in een omgeving waar regels zijn, juist wanneer de meeste regels vervelend zijn. Je kunt je dan boos maken over die regels, zeggen dat de school een concentratiekamp is, je kunt proberen eronder uit te komen, maar... je kunt er tenminste tegen schoppen en aan schoppen hebben kinderen een geweldige behoefte. Misschien dat ik daarom niet zo geschikt ben voor het onderwijs. Ik voel me echt niet de leider. Toch moet ik het zijn: ik ben een schoolleider. Ik wil graag de kinderen als gelijken zien. Dat is dom.
Goed ik wil nog wel begrijpen dat de kinderen orde, regelmaat en gezag op school willen, maar in onze hele maatschappij bestaan deze begrippen niet meer. Hoe kan ik er dan op school mee werken?
Op de basisschool bestaan die begrippen trouwens ook niet meer. Of zouden de kinderen die begrippen juist graag in de maatschappij terug willen zien?
Deze jonge generatie is rechts zegt men.
Eng?
| |
VI
Ik ben heel erg aan vakantie toe. Ik mijn agenda tel ik de (les-)uren af die mij nog resten tot aan de zomervakantie.
Klas ld heb ik duidelijk gemaakt dat ik het nog wel red tot aan die vakantie. De wetenschap dat het nog maar voor een korte periode is, houdt me ook wel op de been.
De ouders van de leao-leerlingen die vermoedelijk blijven zitten zijn uitgenodigd om vanavond over hun kinderen te komen praten.
Eerst komt mevrouw Jansen. Yvonne is een lief meisje. Maar ja, haar cijfers zijn te laag. Ik weet eerlijk gezegd niet of ze béter zou kunnen werken. Daarna komen de ouders van Ernst-Jan. Ik moet hun zoon beter begeleiden, meer complimentjes geven, daar is hij gevoelig voor. Ze vragen me ook of ik hem niet een paar keer wat extra les kan geven. Goed dat zal ik doen. De moeder van Gita vindt dat ik haar dochter niet goed aanpak. Ze vindt ook dat haar dochter hier geen goede opvoeding krijgt. ‘In Suriname zouden ze zo niet tegen hun leraren praten als ze hier doen, juf. Daar kenden ze hun plaats. Mijn oudste kinderen, die daar op school gegaan hebben, zijn heel beleefd. De jongsten begrijp ik zelf niet meer, juf, ik kan ze hier niet goed opvoeden en een Surinaamse vrouw moet alles altijd alleen doen. Soms zou ik wel weer in Suriname willen wonen,
| |
| |
maar ik kan daar nooit meer naar terug. Alleen voor vakantie.’
‘Ja, het lijkt me daar niet leuk nu met Bouterse en Brunswijk en er is daar ook niet veel meer te koop.’
‘Ja juf, ik stuur iedere maand pakken met boodschappen naar Suriname: olie, kaarsen, Surinaamse (!) rijst, kleding en nog veel meer. Maar daar gaat het niet om. Politiek interesseert me niet en ook als alles weer normaal zou zijn, dan ging ik toch nooit meer terug omdat je daar gemeen behandeld wordt. Kijk, als ik mijn kinderbijslag wil hebben, moet ik naar Paramaribo, anderhalf uur met de bus en dan lang wachten in de rij voor het loket. Als het een uur of één is, gaat het loket dicht. Je hebt niets te vertellen, staat dagen in de rij voor hetzelfde loket. Soms drie dagen achter elkaar, als het loket dicht gaat, dan ga je weer met de bus naar huis en probeert het de volgende dag weer. Dat was nog voor dat hele gedoe met Bouterse hoor juf. Zo gaat het daar nu eenmaal, met alles. En daar zou ik nu niet meer tegen kunnen.’
We praten nog even over haar kinderen en over het feit dat een Surinaamse vrouw meestal niet afhankelijk wil zijn van een man.
‘Die kinderen kan ik zelf wel opvoeden hoor juf. In Suriname heb ik altijd bij een mevrouw gewerkt en hier heb ik ook dames die ik help. Ik moet er hard voor werken, maar ik ben mijn eigen baas. Ik hoef niet mijn hand op te houden bij een man.’
Eigenlijk zijn Surinaamse vrouwen rasfeministen, bommoeders voordat het woord bestond. Nederlandse vrouwen zijn inderdaad maar afhankelijke wezentjes als je hen met deze Surinaamse vrouwen vergelijkt.
Alleen die mannen daar, wat voeren die dan uit, vraag je je af.
| |
VII
Klas drie komt binnen. De meeste kinderen hebben hun jas nog aan. Veel leerlingen proberen regelmatig met hun jas aan in de klas te zitten, dat schijnt stoer te zijn. De regel is dat we dat moeten verbieden, de leerlingen terugsturen naar de gang en de jas daar op laten hangen. Dat er zoveel proberen met hun jas aan in de klas te gaan zitten, is me zelden overkomen. Ik zeg hun de jassen naar de gang te brengen. Onmiddellijk begint iedereen te schreeuwen dat men dat niet doet. Er schijnt gisteren een jas van een leerling uit een andere klas gestolen te zijn. Wat nu? Ik probeer hen nog een keer te bewegen de jassen op te hangen. Sabiet kijkt me woedend met haar koolzwarte ogen aan. ‘Weet u wel hoe duur die jas van mij is? Betaalt u hem als hij gestolen wordt?’ Ik weet niet hoe duur die jas van Sabiet is, ik schat hem wel op enkele honderden guldens: een leren jas met prachtige bewerkingen erin. Ik weet wél dat Sabiets moeder de huur van de schoolboeken niet hoeft te betalen en dat ze behalve het geld van de gewone studietegemoetkoming ook geld van een of ander fonds krijgt. Over dat soort dingen mag ik niet nadenken. Ik zwicht. ‘Goed, maar dan doe je je jassen wel uit en je hangt ze over je stoel. Ik zal straks aan de directeur vragen wat de nieuwe regel is.’
Men trekt de jassen uit en hangt ze over de stoelen. Op mijn verzoek pakt men daarna boek en schrift voor zich. Er zijn een kleine tien minuten verstreken. We gaan aan het werk. Men is stil. Ik zie dat er een paar meisjes kauwgom kauwen. Ook dat is verboden. Ik kan de kauwgom uit laten spugen, straf geven of ik kan net doen of ik het niet zie. Ik kies voor het laatste. Een opmerking over de kauwgom betekent weer rumoer en onderbreking van de les. Ik heb daar nu geen zin meer in.
Mijn straf komt nog want als na klas drie klas twee op de stoelen plaats neemt, begint een meisje hard te gillen. Eén van de lieve leerlingen van klas drie heeft de kauwgom op de stoel geplakt toen ze wegging en het meisje is er bovenop gaan zitten.
| |
VIII
Heerlijk, geen les meer, alleen nog maar een weekje vergaderen. De rapportvergaderingen zijn achter de rug, elk kind werd besproken. De planningvergadering van het leao is vandaag. Er ligt een voorstel op tafel. Schoolonderzoeken, repetitieweek, schoolavonden, docentenvergaderingen, kortom alles wordt voor het volgend jaar vastgelegd. De schoolleiding heeft bericht ontvangen van het ministerie over de data van de centraal schriftelijke examens. We noteren ook deze data. De directeur is boos. Op het overzicht van de centraal schriftelijk examens voor volgend jaar staat niet meer lbo, mavo, havo, vwo, maar: c/d examens, havo, vwo.
‘Dat betekent’, zegt hij, ‘dat eigenlijk lbo en mavo in de ogen van het ministerie al verdwenen zijn. We hebben het nog alleen maar over niveaus.’ Ik vind dat niet zo erg, maar ik durf dat niet te zeggen, want nu blijkt dat iedereen boos is.
‘Ze beginnen stiekem die basisvorming in te voeren. Uiteindelijk hebben we niets te vertellen. Ze begrijpen daar op het ministerie
| |
| |
niet dat je een lbo-kind niet in zoveel vakken les kunt geven,’ zegt een collega.
Ik houd mijn mond. Ik denk dat het namelijk wel kan als je op de basisschool eindtermen vraagt. Nu vertonen kinderen die van de basisschool afkomen onderling een gigantisch verschil in kennis. Ik heb het ook eigenlijk altijd maar raar gevonden dat kinderen op het lbo zo weinig algemene ontwikkeling krijgen. Wat krijgen ze nu bijvoorbeeld bij ons op het leao in de eerste klas? Exact dezelfde vakken als in de laatste klassen van de basisschool, namelijk Nederlands, Engels (is tegenwoordig ook op de basisschool verplicht), wiskunde (is eigenlijk rekenen, want wiskunde is nog veel te moeilijk voor ze), aardrijkskunde, geschiedenis (bij ons heet dat wereldoriëntatie), biologie, muziek, tekenen, handvaardigheid en gymnastiek. In klas twee vervalt muziek en krijgen ze er een echt nieuw vak bij: Duits. In klas drie vervallen aardrijkskunde, geschiedenis, biologie en wiskunde en daarvoor in de plaats komen dan handelsvakken, kantoorpraktijk en typen.
Aan het eind van de tweede klas leao heeft men ongeveer het eindniveau van een goede basisschoolleerling en in de derde en vierde klas heeft men daar beroepsvoorbereidend onderwijs bijgekregen.
Ik vind het echt niet erg als deze leerlingen wat meer algemene ontwikkeling bijgebracht zou worden.
Misschien moet je dan wel met die basisvorming van veertien vakken pas in drie lbo beginnen. Of je moet die eerste twee jaar van het lbo aan het basisonderwijs vast plakken (aan de oude lagere school dus). Aan havo en vwo hoeft nauwelijks gesleuteld te worden, daar wordt in genoeg vakken onderwijs gegeven. Eigenlijk valt het op de mavo ook nog wel mee; ze krijgen daar toch wel in alle vakken tot en met de derde klas les. Pas in de vierde klas volgen ze alleen de examenvakken. Het verschil tussen lbo en mavo is veel groter dan ik vroeger dacht. Zouden ze op het ministerie eigenlijk wel weten hoe het in elkaar zit?
Ik kan me dat niet zo goed voorstellen.
Als de vergadering is afgelopen, drinken we met elkaar nog een glas wijn. Dan begint het ritueel van afscheid nemen. Wie zoen je wel en wie zoen je niet en zo ja, hoeveel keer zoen je.
Hans, de wiskundeleraar is één van de laatsten die ik een prettige vakantie wens. Hij geeft behalve op deze school toevallig ook op dezelfde mavoschool les als ik. Hij vertelt me dat hij geen prettige vakantie krijgt. Zijn vrouw en hij zitten beiden bij het onderwijs en werken allebei zestien uur per week. De verzorging van huis en kinderen doen ze beiden. In mijn ogen was dit altijd het volmaakte gezin. Ik heb zijn vrouw een paar maal ontmoet en het was nog een mooi en leuk mens ook. Hij heeft nu ruzie met zijn vrouw vertelt hij me. Ze stopt met werken en dat is tegen de afspraak. Als wiskundeleraar kan hij op elke mavo zo full-time, dus 28 uur, lesgeven. Om leraren wiskunde zit men te springen. Hij doet het ook wel, zegt hij, maar hij vindt het tegen de afspraak.
Zijn vrouw geeft op een andere lbo-school les in naaldvakken op de lhno-afdeling. Ze kan er niet meer tegen, zegt ze. Het merendeel van de kinderen verstaat haar niet.
Ze is boos omdat de Turkse leerlingen die ze heeft wel les in eigen taal en cultuur krijgen, maar geen spoedcursus Nederlands. Ze krijgt in het geheel geen contact met hen en ze geeft het na achttien jaar lesgeven op. Hans wil haar niet geloven en ik begrijp het eigenlijk ook niet, want de paar Turkse kinderen die wij op school hadden, deden het juist bijzonder leuk.
Hij blijft me net zo lang zijn leed vertellen tot we uiteindelijk de laatsten zijn die vertrekken.
Ik moet even meegaan een pilsje pakken in ‘De Tap’. Ik zie het gezicht van zijn vrouw voor me. Ze begint vragend en daarna verontwaardigd naar me te kijken. Toch ga ik met hem mee en na het tweede pilsje kijkt zijn vrouw al even chagrijnig naar me als hij vertelde dat ze was. Bij het derde pilsje is haar gezicht verdwenen en langzaam worden we samen ontzettend dronken.
|
|