Hollands Maandblad. Jaargang 1987 (470-481)
(1987)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
1Het gedrag van de mensen moet worden verklaard, dat staat wel vast, maar wie zou dat het beste kunnen? De psychologen misschien? Sinds ze de ziel hebben afgeschaft hebben ze het gedrag als object van hun vak, maar een echt gesloten theorie van het gedrag - dat vinden ze zelf meestal te hoog gegrepen. Ze begrijpen misschien het verkeersgedrag, of ze zijn gespecialiseerd in neurotische eigenaardigheden, of ze hebben verstand van het maken van begrijpelijke zinnen, of van emotionele uitingen; maar een algemene theorie van het gedrag dat is de meeste psychologen net iets te veel. De neurologen wellicht? Die zijn erg medisch ingesteld, hoewel de cognitieve neurologie essentialia heeft mee te delen die ieder beschaafd mens behoort te weten - over waarnemen en over het opbouwen van een waarneembare wereld van binnen uit. Een echte gedragstheorie kan ik daar echter niet in ontdekken. De biologen dan? Die leren ons veel over agressie, paargedrag, het leven in een kudde, maar dieren laten zich niet merkbaar beïnvloeden door de rentevoet en de koers van de dollar, en dus vertoont de biologische benadering toch wel hier en daar een leemte. Sociologen hebben zich gespecialiseerd op de invloed van normen en waarden, op hiërarchie en mobiliteit, maar een echte sluitende theorie van het gedrag, zover gaat hun ambitie niet. Nee, de enigen die de pretentie staande houden van een sluitende theorie van het menselijk gedrag, dat zijn de neoklassieke micro-economen. Psychologen, neurologen, biologen, sociologen mogen op de grensvlakken hand- en spandiensten leveren. Dat idee lijkt mij interessant genoeg om er iets over te zeggen, te meer daar de economische gedragstheorie op een opmerkelijke wijze kan worden samengevat. Namelijk aldus: een individu beschikt over een interne huishouding - behoeften, capaciteiten, emoties, normen, mogelijkheden om de buitenwereld waar te nemen en te interpreteren - en in die binnenwereld doen zich een aantal krommingen voor. Het gedrag van het individu wordt nu het beste begrepen door het te beschrijven als een voortdurend streven, deze krommingen in overeenstemming te brengen met soortgelijke krommingen, waarmee het individu in de buitenwereld wordt geconfronteerd. Dit klinkt raar, maar er zit wat in. De vraag is alleen wat. | |
2Enige tijd geleden heb ik in het Hollands Maandblad beweerd dat de micro-economie lijdt aan een gevaarlijke geestvernauwing - namelijk het buitensluiten van de typisch macro-economische samenhangen. Op het voetspoor van de micro-economie zou men kunnen geloven dat schulden lasten meebrengen - namelijk een renteoverdracht aan anderen - terwijl macro-economisch de renteoverdracht van een binnenlandse schuld naar binnen plaats vindt, en dus geen last is op een land maar een overdracht. Zo'n voorbeeld dient om te laten zien dat macro-economie iets anders is dan micro-economie. Nog een voorbeeld: voor een land als geheel geldt dat het reële inkomen gelijk is aan de produktie maar voor een individu is dat niet zo. Nog één: toename van het geldinkomen betekent voor één persoon dat het reële inkomen toeneemt, maar macro-economisch levert een algemene prijsstijging inflatie op waar men met elkaar niet beter van wordt. Belangrijker is dat de micro-economie over het hoofd ziet welke ingrijpende gevolgen een inkomensdaling van sommigen heeft voor het inkomen van anderen, dus de Keynesiaanse multiplier. Zulke Keynesiaanse relaties werken destabiliserend, en de microeconomie verslijt de wereld dus voor stabieler dan realistisch ware. Daaruit heb ik toen de conclusie getrokken dat macro-economie absoluut nodig is, maar niet dat de microeconomie moet worden afgeschaft. Toch hebben sommigen dat er in gelezen. Om het | |
[pagina 10]
| |
goed te maken laat ik hieronder iets zien van de mooie kant van de neo-klassieke gedragstheorie, al zal er wel iemand zijn die denkt dat ik er op uit ben de zaak belachelijk te maken. Er is enige reden voor zulk wantrouwen, maar niettemin - dat idee, dat een mens een binnenwereld heeft, met krommingen, en dat er buitenwereld bestaat. eveneens gekromd, dat moet toch de moeite waard zijn om eens te overwegen ook voor lezers die niet dadelijk zijn geïnteresseerd in gedragstheorie maar in, bijvoorbeeld, het oude probleem van Aristoteles (en van Hume, en van Kant en van iedereen): wat kunnen we weten van een wereld die zich zeer indirekt, via waarneming, aan ons voordoet en wat is eigenlijk waarnemen. Niet het domweg opvangen van signalen maar het transformeren van drukinkt in letters en letters in zinnen en zinnen in betekenis, en daarbij dan allerlei eigen gedachten hebben - dat is waar U nu mee bezig bent als U begrijpt wat ik bedoel maar te begrijpen valt zoiets natuurlijk niet. Kennis is iets ondoorgrondelijks en handelen dus ook - met zo'n geheimzinnig probleem in de hand is het toch wel aardig als er een hele literatuur bestaat die zweert bij differentiaalquotiënten, want die vallen althans te begrijpen. | |
3Het begint allemaal bij de oliebol. De tweede smaakt minder lekker dan de eerste, de derde nog weer minder, ergens treedt verzadiging op en daarna walging. Dit noemt men het afnemende grensnut ofwel de Eerste Wet van Gossen en die is meer dan honderd jaar oud. Triviaal natuurlijk, behalve dan dat er al dadelijks iets kwantitatiefs in zit, wat je van veel psychologische redeneringen niet kunt zeggen, en ook dat het afnemende grensnut wijst in de richting van een zeker evenwicht in het gedrag: men houdt op met oliebollen en krijgt trek in een appel. De actor verandert het gedrag. Vandaar de Tweede Wet van Gossen, die beschrijft hoeveel appels en oliebollen iemand nuttigt. De grensnutten zijn evenredig met de prijzen. Ze zijn niet nul - dat geval doet zich alleen voor als de prijs nul is. De grensnutten zijn ook niet gelijk, want dure inputs worden spaarzamer gebruikt dan goedkope. De Tweede Wet van Gossen vestigt onze aandacht op het feit dat individuen reageren op waargenomen signalen uit de buitenwereld, in dit geval dus voornamelijk prijzen, en dat deze reactie kan worden weergegeven door vergelijkingen. Een moeilijkheid is dat niemand nog ooit een grensnut gezien of gemeten heeft, maar dat punt werd in de jaren dertig omzeild door Allen en Hicks die lieten zien hoe de grensnutverhouding kan worden geschreven als een verhouding van twee goederenhoeveelheden. Ze maakten gebruik van het oude idee (Edgeworth, 1881, en het boek heette niet voor niets Mathematical Psychics) dat een eter van appels en oliebollen vrij aardig een reeks van pakketten van deze twee artikelen kan aanwijzen die dezelfde satisfactie opleveren - zo'n reeks heet een indifferentiecurve. De kromming van deze curve is gelijk aan de verhouding der grensnutten en over deze kromming gaat het. Het is daarom van belang er even bij stil te staan.
In de eerste plaats: het is een getal, en de neoklassieke micro-economie mag dan ook gerust een kwantitatieve benadering worden genoemd. Daarom geloof ik dat psychologen, voorzover ze een kwantitatieve neiging hebben, er best eens kennis van mogen nemen, zelfs als ze bezig zijn met iets wat op het eerste gezicht niet zo'n kwantitatieve indruk maakt zoals met emoties (N. Frijda). In de tweede plaats staat de kromming in de micro-economie bekend als de marginale substitutievoet. Achter dat woord schuilt een wereld van gedachten, want substitutie is voor de neo-klassieke school de sleutel tot het gedrag. Een actor past zich aan door voortdurend te schuiven - de ene mogelijkheid wordt afgewogen tegen de andere, door tasten en zoeken wordt gezocht naar het beste punt op de indifferentiecurve, en dat optimalisatieproces kan worden beschreven door differentiaalvergelijkingen. In de derde plaats: de neo-klassieke theorie beweert niet dat iemand voortdurend de marginale substitutievoet tussen twee inputs zit uit te rekenen, om die vervolgens door herallocatie gelijk te maken aan de voortdurend veranderende prijsverhoudingen, want die veronderstelling maakt het verhaal bij voorbaat belachelijk. Nee, de neo-klassieke gedragstheorie beweert dat het gedrag van mensen op deze manier kan worden beschreven, niet door de mensen zelf, maar door de neo-klassieke economen. Dit laatste wordt geregeld uit het oog verloren door critici van de micro-economie, waarvan ik er een noem omdat hij zo leuk uit de hoek kwam. S. Maital, zei van de homo economicus: een verloskundig wonder, hij komt ter wereld met een volledige kennis van de buitenwereld en alles heeft'ie al geleerd. Maital heeft gelijk dat economen geen weet hebben van ontwikkelingspsychologie (nooit van Piaget gehoord), maar verder slaat hij de plank mis. Het gedrag van zuigelingen wordt door de neo-klassieke theorie beschreven aan de | |
[pagina 11]
| |
hand van differentiaalvergelijkingen zonder dat het kind op school geweest is. Een buizerd gaat ook niet naar school maar voert wel een optimalisatieprogramma uit. De gedragstheorie zit in mijn hoofd, en als U dit gelezen heeft in het Uwe, maar in het hoofd van het niet-ingewijde deel van de mensheid zitten krommingen die zij evenmin ‘kennen’ als dat ze de rest van hun cognitieve systeem doorzien. | |
4In een hoofd zit een kromming, de marginale substitutievoet, of eigenlijk een oneindig aantal krommingen, en het gedrag is er op gericht deze aan te passen bij signalen uit de buitenwereld. Bij oliebollen en appels zijn die signalen overwegend prijzen (niet uitsluitend: er worden ook gezondheidsadviezen afgegeven, snoep verstandig, en sociale normen, die zich verzetten tegen het vet dat langs de kin druipt). Prijzen worden in de neo-klassieke visie beschouwd als uiterst belangrijke signalen, omdat ze de schaarsteverhoudingen tot uitdrukking brengen. De prijsverhouding tussen twee goederen heeft een enorme theoretische achtergrond, een wereld waarin de markten in evenwicht zijn, waarin de concurrentie volledig is, en vooral: waarin prijzen gelijk zijn aan marginale kosten. Daardoor wordt verzekerd dat de prijsverhouding gelijk is aan een kromming in de buitenwereld. In de buitenwereld bestaat namelijk een transformatiecurve, pendant van de innerlijke indifferentiecurve, die weergeeft welke goederencombinaties geproduceerd kunnen worden. De kromming heet marginale transformatievoet en geeft weer hoeveel van het ene produkt opgeofferd moet worden om het andere te krijgen.
De neo-klassieke gedragstheorie neemt op dit punt een uiterst verrassende wending, die door buitenstaanders zelden wordt begrepen. Het is deze: als individuen zich soepel aanpassen aan de buitenwereld door de interne krommingen gelijk te maken aan de prijsverhoudingen scheppen zij een wonderbaarlijke harmonie. Want dan wordt hun systeem van marginale substitutievoeten gelijk aan het in de buitenwereld heersende systeem van marginale transformatievoeten. De zaak sluit als een bus. Ieder individu past zich feilloos in de maatschappij in, maar de maatschappij reageert van haar kant door de marginale transformatievoeten aan te passen bij wat de mensen willen. Die aanpassing vindt plaats in de produktie, door ondernemers. Zij worden net als hun klanten door de prijzen gestuurd. Zo zorgen ruilverhoudingen voor raakpunten, waarbij allerwege interne en externe krommingen twee aan twee gelijk zijn. Dit is de Grote Harmonie, en we zien hoe gedragstheorie en maatschappijtheorie samenlopen! Kan men het zich prachtiger voorstellen? | |
5Waarschijnlijk heeft u zich afgevraagd waar ik het eigenlijk over heb. Is het bovenstaande een gevestigd leerstuk, of is het utopie die bij enkele wereldvreemde theoretici voorkomt of is het een spelletje van Pen? Het is de neoklassieke conceptie van het marktevenwicht (ook wel Walrasiaans evenwicht genoemd), onderbouwd door de micro-economie van de individuele beslissingen. Hier zijn honderdtallen theoretici mee bezig, er worden Nobel-prijzen voor uitgereikt (Arrow, Debreu) en vooral: er worden verfijningen aangebracht, complicaties opgeworpen, men probeert dichter bij de realiteit te komen, want bijna iedereen is het er wel over eens dat de echte wereld iets anders in elkaar zit en de vraag is hoe dat iets er uit ziet. Ook bestaat er een duidelijk streven om het verhaal uit te breiden, zodat het niet langer gaat over oliebollen maar ook over agressief gedrag, de voortplanting, politiek gedrag. Ook daar de kromming in het hoofd als doorslaggevende factor. Wat begint als economie eindigt als een algemene theorie van het gedrag. Maar voor ik daar op kom nog even een oud leerstuk, verteld in nieuwe vorm. Dat oude leerstuk is de theorie van de internationale handel, in de geest van Ricardo (1812). Wie spreekt over twee landen heeft het over een binnenwereld en een buitenwereld. Binnenin kunnen goederen worden gemaakt en dat brengt kosten mee. Men kan zich een transformatiecurve voorstellen, en die heeft in elk punt een kromming. Die geeft weer hoeveel van het ene goed moet worden opgeofferd om een extra eenheid van het andere goed te maken. Die marginale transformatievoet geeft dus weer hoe hoog de kosten zijn van een goed, als het binnenslands wordt geproduceerd. Maar hetzelfde goed kan ook in het buitenland worden gekocht, dan betaalt men de marktprijs. Door over dit geval na te denken, en naar smaak curven te tekenen, cijfervoorbeelden uit te werken of differentiaalvergelijkingen op te schrijven, blijkt het zo te zijn: de optimale arbeidsverdeling tussen de twee landen zit daar, waar de marginale transformatievoeten per goed in de twee landen gelijk zijn. Iemand kan zich afvragen hoe de producenten daar ooit | |
[pagina 12]
| |
achter kunnen komen, maar zij hoeven alleen op de marktprijzen af te gaan. Vrije handel levert dus het grootste voordeel, en die politieke conclusie was bij Ricardo en al zijn navolgers de bedoeling van het hele verhaal. Het is dan ook een bekend verhaal uit alle leerboeken. dat meestal wordt aangediend als het leerstuk van de comparatieve kosten. Die comparatieve kosten, ofwel de marginale transformatievoeten, dat zijn dus krommingen. In dit geval niet in het hoofd maar in het binnenland. Wat ik in deze regels probeer uit te leggen is eigenlijk de Ricardiaanse theorie van de internationale arbeidsverdeling, toegepast op één individu in een heel grote buitenwereld. | |
6Zoiets vermoedde u al: dit opstel gaat over economie, dus niet echt over gedrag. Het gaat over oliebollen, over handel, over prijzen, over al die vulgaire dingen die ons al lang de keel uithangen. Geef mij maar, zo zult u zeggen, de psychologen, die praten tenminste over agressie en angst, over paargedrag of taalgedrag, moeilijke onderwerpen maar leuker dan dat gemeier over geld waar we al veel te veel over horen. Ja, maar de moderne micro-economie gaat over alles. Wat dat betreft zijn de neo-klassieke economen echte imperialisten, ze hebben hele stukken psychologie opgeslokt en sociologie ook wel. Ze zijn daar trots op, getuige de titel van een bundel onder redaktie van G. Radnisky en P. Berholz: Economic Imperialism, the economic method applied outside the field of economics (1987). De politicologie is veroverd onder aanvoering van James Buchanan, die daarvoor een Nobelprijs heeft gekregen en sommige politicologen (in Nederland H. Daudt) vinden die micro-economische invasie in hun vak eigenlijk best vruchtbaar. Het is iets te veel gevraagd om die hele veroveringstocht in luttele kolommen van het Hollands Maandblad te beschrijven, gesteld dat ik dat kon, maar misschien lukt het om te laten zien dat het steeds neerkomt op de regel dat een individu de kromming in zijn hoofd, door middel van substitutie langs een indifferentiecurve, gelijk maakt aan de overeenkomstige kromming in de buitenwereld. Neem het geval van consumptie tegenover sparen, beide positief te waarderen, met een interne afruilverhouding en de prijsverhouding uit de buitenwereld is de rentevoet. Neem de keus tussen verder leren en een aangeboden betrekking accepteren - beide positief te waarderen, en meer van het een betekent minder van het ander. De prijs van verder leren is dat intussen schoolgeld en levensonderhoud moeten worden betaald; de prijs van geaccepteerd werk is dat later minder wordt verdiend. Neem de keus van een adspirant-moeder tussen een extra kind en een wasmachine - beide hebben ze een prijs. Neem de keus tussen inbreken en een legaal bestaan. Neem de keus tussen een deugdzame en een libertijnse levenswandel. Neem een buizerd, die laat op de dag constateert dat hij nog niet genoeg gegeten heeft en nu voor de pijnlijke beslissing staat om nog eens een eind door te vliegen, waar hij moe van wordt, of stilletjes te gaan uitrusten. Het optimalisatieprogramma van zo'n vogel wordt door biologen beschreven als een manier die de gedachte oproept: net een mens.
En wie mocht menen dat de benaderingswijze toch wel erg veel kennis veronderstelt bij het individu, of een wel erg koele afwegingsprocedure, of de afwezigheid van normen en waarden en een knagend geweten: de neoklassieke gedragstheorie heeft veel aandacht gegeven aan onvolkomen informatie, aan onzekerheid, aan de kosten-batenanalyse van het overschrijden van normen. Een hevig driftleven wordt beschreven als een scherpe hoek, wat dus een grensgeval is van een kromming, waar geen prijsverhouding vat op heeft (hoeken hebben geen afgeleide) en verslaving en wilde agressie vallen desgewenst nog net onder deze gedragstheorie. En ook ‘keuzehandelingen’ die op onvolledige informatie berusten, want als ik een jasje koop dat mij niet blijkt te passen heb ik in de winkel een optimalistieprogramma uitgevoerd waarin rekening is gehouden met mijn dringende behoefte, snel weer op straat te staan. Als ik in Istanbul, op straat, dingen koop, bijvoorbeeld Chanel 5, en het produkt blijkt naderhand anders te zijn dan het werd aangeprezen (Chanel 5 is water) mag ik mij niet beklagen, want de miskoop ontstond doordat het verkrijgen van de juiste kennis te veel kosten meebracht. Als ik de wereld voor een doedelzak houdt is dat prima, zolang het maar past bij mijn behoeftestructuur. Zo brengen we alles onder de neoklassieke gedragstheorie. Alles klopt. Maar moeten we daar trots op zijn? | |
7Nee natuurlijk. Een gedragstheorie die niets uitsluit is geen theorie maar een tautologie. Als er geen gevallen kunnen worden bedacht, laat staan experimenten kunnen worden uitgevoerd, die de redenering verwer- | |
[pagina 13]
| |
pen, hebben we weinig bereikt. En dat lijkt hier het geval te zijn. Eeen voorbeeld. Een bekende manier om de neo-klassieke visie te kritiseren grijpt aan bij de normen. Sociologen merken op, en niet ten onrechte, dat die per groep verschillen en dat zulks verschil maakt voor het gedrag. Soms trekken ze daar de conclusie uit dat de economen wel mee mogen praten over het gebeuren in de fabriek maar niet over de keuzehandelingen in het boeddhistische klooster. Die conclusie miskent de ambitie van de micro-economen. Zij redeneren bijvoorbeeld als volgt. Normovertreding heeft blijkbaar voor het individu iets aantrekkelijks. Dat moet dus worden afden afgewogen tegen de voordelen van naleving van de norm. Daar zit dus een afruil in, en de keuze wordt bepaald door de prijsverhouding, die in dit geval rekening houdt met de sancties die de maatschappij stelt op overtreding. Dat kan afkeuring zijn of straf. In alle gevallen schat het individu de pakkans. Dat is dus een signaal van buiten af. Wie nu mocht opmerken - ik heb dat zelf herhaaldelijk gedaan - dat er zoiets bestaat als normen die van binnen zitten, zeg maar het geweten, zodat de sanctie niet zit bij de pakkans maar bij de knaging en de wroeging, krijgt van de neo-klassieke gedragstheoreticus te horen dat er dan blijkbaar iets verschuift in de interne kromming. Wat blijkt hieruit?
Voor alles: we handelen altijd volgens onze voorkeuren. En verder: het onderscheid tussen een interne wereld (behoeften, normen, angsten, capaciteiten) en een externe wereld die signalen uitzendt is nogal willekeurig. Een prijs is alleen maar een offer voor het individu als dat als zodanig wordt gevoeld en dat geldt speciaal van ‘prijzen’ in overdrachtelijke zin, zoals de afkeuring door de groep. Er bestaat geen objektieve buitenwereld die voor alle mensen gelijk is; iedereen selecteert daar uit, en sterker, ieder creëert al selecterend de eigen omgeving. Door selectie onstaat de subjectieve buitenwereld en die is per individu verschillend. Ik ben de enige persoon ter wereld die hier achter de schrijfmachine zit en ik selecteer de gedachten die op het papier komen. U zit te lezen in uw unieke buitenwereld. De vrijheid die iemand bij die selectie heeft is des te groter wanneer het verband tussen eigen gedrag en externe reactie ingewikkelder is. Zo kan ik volhouden dat ik dit stuk schrijf om het geld dat ik er voor krijg, of omdat ik u iets wil uitleggen, of omdat Bert Poll er om gevraagd heeft, of omdat ik er gewoon zin in heb. Wat van binnen zit en wat van buiten komt is bij deze motivering zo onduidelijk dat iemand best kan gaan twijfelen aan de zin van het hele onderscheid. Inderdaad zijn al velen tot scepticisme vervallen, of ze hebben beweerd dat er buiten het eigen bewustzijn helemaal niets bestaat, of althans iets geheel onkenbaars, of iets psychisch (Heymans). Maar over metafysica gaat het mij niet - het gaat alleen over een verklaring van het gedrag en ik | |
[pagina 15]
| |
geloof dat de neo-klassieke micro-economie daar inderdaad alle kanten op kan. Er wordt niets uitgesloten in het menselijk gedrag. Wat we dan verder willen met zo'n tautologisch systeem hangt van ons zelf af. Drie wegen staan voor ons open. | |
8De eerste mogelijkheid is dat we van de tautologie een kleine stap maken naar het geloof. Dat stapje doet zich voor in alle godsdiensten. In dit speciale geval ziet het geloof er zo uit: de mensen kiezen in vrijheid; door substitutie weten ze hun positie te optimaliseren, en de neo-klassieke theorie beschrijft dat algemene optimum. Net zo goed als de vrije internationale handel ertoe leidt dat elk land zich gespecialiseerd heeft op de produktie met de laagste comparatieve kosten, zo leiden al die beslissingen die dagelijks worden genomen tot een optimum voor alle mensen tegelijk. Het is de best bereikbare positie in die zin, dat elke andere toestand een verslechtering inhoudt voor tenminste één persoon. Zo'n situatie wordt genoemd naar Pareto, met dien verstande dat het in dit algemene geval niet alleen gaat over consumeren en produceren, maar ook over werken, een schoolopleiding kiezen, zich voortplanten, het slechte pad opgaan, wat men maar wil. Omdat dit geloof in het super-Paretiaanse optimum uitzonderlijk hoge eisen stelt aan het menselijk vermogen om zin te zien in het onzinnige - daarin verschilt het super-Paretiaanse geloof niet van het Christendom - nemen sommige aanhangers van het neo-klassieke paradigma een wat gematigder positie in. De krommingen in ons brein leiden ons niet subiet naar de beste van alle werelden, maar werken toch wel in de goede richting. Er gaat tijd mee heen, en leerprocessen. Die buizerd had ook niet meteen in de gaten hoe hij muizen moest vangen - daar is een periode mee gemoeid geweest die wel eens vrij lang kan uitvallen. Miljoenen jaren. Die kromming waar we het aldoor over hebben zit niet in ons hoofd maar in onze genen. Super-Pareto is een variant van Darwin.
Inderdaad is de neo-klassieke gedragstheorie een duidelijke afstammeling van de evolutietheorie. Dat blijkt niet alleen uit argeloze tussenzinnen, zoals bij G. Stigler (de Amerikaanse samenleving is rationeel omdat de individuen zich rationeel gedragen) maar ook uit expliciete modellen, zoals de concurrentietheorie van Nelson en Winter, waarin overlevingskansen van bedrijven worden beschreven. Het Darwinisme zit eveneens in de neo-klassieke groeitheorie, die het optimale groeipad voor de samenleving als geheel beschrijft - een wondermooi stukje werk van veel knappe mensen. Een van hen, Robert Solow, heeft er onlangs nog de Nobel-prijs voor gekregen. Alles klopt daarin met alles. Niet slechts worden de individuele optima bereikt maar ook de groeivoet zelf, die gelijk is aan de rentevoet. Zo'n stelling: ‘groei=rente’ werkt zeer imponerend op degenen die haar begrijpen, behalve dan dat zij inzien dat de werkelijkheid zich soms heel anders gedraagt. Dit laatste is stellig het geval met Solow zelf, die weliswaar het neoklassieke groeipad heeft beschreven (Growth Theory, an Exposition, 1970) maar niet gelooft dat het in werkelijkheid ook optreedt. Want hij is een Keynesiaan, die dus oog heeft voor storingen. Op deze mogeljkheid kom ik aanstonds terug: hoe men de neo-klassieke gedragstheorie ten halve kan accepteren en toch sceptisch blijven. | |
9We kunnen van een tautologie afdwalen naar het geloof, maar we kunnen er ook iets praktisch uit proberen te fabriceren. Door aanvullende voorwaarden, specificatie van funkties, invulling van getallen. De neoklassieke gedragstheorie leent zich daar goed voor, en speciaal als het over bedrijven gaat. Want wat het nut is voor de mensen is de winst voor de bedrijven, en winst kan worden gemeten. Niet zonder moeite, maar het kan. Vandaar dat er een zeer technische vorm van bedrijfseconomie bestaat die verwant is met de neo-klassieke optimalisatietheorie. De kenmerkende woorden zijn operationeel onderzoek, en vooral programmering. Er worden maximum-winst of minimum-kosten uitgerekend onder randvoorwaarden. Merkwaardig is dat de oudste vorm van wiskundige programmering ‘lineair’ wordt genoemd. Dat is wat anders dan krom - hoewel, als je veel randvoorwaarden hebt beginnen ze op een curve te lijken. In het eerste boek over dit onderwerp dat ik, met veel moeite, heb doorgeworsteld (Linear Programming and Economic Analysis, 1958, van Dorfman, Samuelson en Solow - inderdaad, dezelfde) wordt het zoekproces naar de beste positie beschreven als het ‘kruipen langs de hoeken van een veelhoek’ - ziet u het verband met de kromming in het hoofd? Zoals iedereen in het bedrijfsleven weet heeft de programmeringstechniek sindsdien een enorme opgang gemaakt, er worden fa- | |
[pagina 16]
| |
bricageprocessen mee uitgerekend en sinds de computer is dat allemaal enorm ontwikkeld. Darwinistische gelovigen kunnen daar hun positie mee ondersteunen. De wereld gaat duidelijk de goede kant op. | |
10De derde mogelijkheid om te ontsnappen aan de neo-klassieke cirkelredenering is dat we haar opvatten als een grandioze constructie die tot tegenspraak prikkelt. Het is allemaal te mooi om waar te zijn, en dat scepticisme wordt versterkt door een paar recente Amerikaanse ontwikkelingen - de rationele verwachtingenschool - die aan de mensen eigenaardige inzichten toeschrijft: ze zouden een machine in hun hoofd hebben die de krommingen in de buitenwereld messcherp in de gaten heeft. Messcherp, en zeer vooruitziend: de invloed van de overheid op de maatschappij wordt exact voorspeld, maar dan wel volgens een model dat volledig neoklassiek is, en dus onrealistisch. Zo komt de onzin in de wereld. Dan is het vruchtbaarder om na te gaan hoe mensen in hun interpretatie van de buitenwereld kunnen mistasten. Ze kunnen bijvoorbeeld geloven dat stijgende beurskoersen altijd maar doorgaan met stijgen, tot de krach er op volgt. Het valt ons Keynesianen tamelijk makkelijk om de neoklassieke evenwichtstheorie onderuit te halen, en dat is geen spelletje maar bittere noodzaak. Dit leidt tot de conclusie die wij al kenden, namelijk dat macro-economie onontbeerlijk is als aanvulling op welke gedragstheorie dan ook. Alleen langs die weg kunnen inflatie, onderbesteding, massale werkloosheid, hevig schommelende wisselkoersen en andere turbulenties worden begrepen.
Maar met macro-economie alleen vinden we geen antwoord op de vraag, wat er schort aan de neo-klassieke micro-economie. De tautologische gedragsverklaring, die ik hier kort heb aangeduid, blijft ons voor eigenaardige raadsels plaatsen. We kunnen gevallen aanwijzen waarin mensen zo op het oog, tegen hun eigen belang handelen: verslaving is het simpelste voorbeeld, of de volstrekt verkeerde taxatie van risico's die onverzekerde mensen nemen. Bankiers die een hoop geld uitlenen aan een dictatuur die op instorten staat. Staalfabrieken die de capaciteit onmatig uitbreiden, dat vraagt allemaal om een andere aanpak. Maar aberraties vallen althans nog onder de gewone economie. Interessanter lijken mij die gevallen, waarin iemand er een vals wereldbeeld op nahoudt: hij gelooft dat hij onkwetsbaar is voor geweerkogels door zich met een bepaalde zalf in te smeren, of dat het goedkoper uitkomt water in de tank van zijn auto te gieten inplaats van dure benzine. De studie van zulke valse wereldbeelden lijkt mij een van de vele opgaven van de gedragstheorie. Het neo-klassieke denken levert daarvoor indirekt een bijdrage door het onderwerp koelweg te ontkennen, en zodoende tegenspraak uit te lokken. Het meest urgent is waarschijnlijk de studie van valse wereldbeelden op het stuk van veiligheid en vrede - op dit stuk kunnen wij Tinbergen bijvallen die de economen terecht heeft gewezen op hun polemologische taak. De wapenwedloop is een voorbeeld, en het onderhandelen tussen landen. Van de neoklassieken kunnen we dan mooi de nutsmaximalisatie overnemen en van de post-Keynesianen hun aandacht voor onbedoelde en ongewenste gevolgen van schijnbaar rationele beslissingen. Zo kunnen we ontsnappen uit de tautologie en toch enkele grondgedachten handhaven, die niet voor niets veel aandacht hebben gekregen. Het zou treurig zijn als die geconcentreerde aandacht van de neo-klassieken tot helemaal niets zou leiden.
Maar dat is natuurlijk lang niet alles. Economen moeten meer aansluiting zoeken bij de psychologie, en daar zitten enorm veel raakvlakken, getuige het informatieve boek van S.E.G. Lea, R.M. Tarpy en P. Webley, The Individual in the Economy, a Survey of Economic Psychology (1987). Er moet verder onderscheid worden gemaakt tussen valse en realistische wereldbeelden, een vloeiende overgang. Dat is iets wat economen wel weten, want ze hebben nagedacht over ondernemers die hun afzet verkeerd schatten, burgers die een verkeerde schatting maken van budgettaire samenhangen (ze zijn vóór hogere overheidsuitgaven maar willen lagere belastingen), beleggers die de beurskoersen eenzijdig extrapoleren. Maar dat veel consumentengedrag op halve waanvoorstellingen berust - roken en alcohol zijn onschuldig, in chocola verpakte cocos brengt het paradijs op aarde - ligt al verder weg. Onderhandelaars met een onjuist beeld van hun tegenpartij - te vijandig meestal - dat is iets waar de economische gedragstheorie niet zoveel raad mee weet. Uiteindelijk ontkomen we niet aan enige bij- en herscholing. | |
[pagina 17]
| |
[pagina 18]
| |
[pagina 19]
| |
[pagina 20]
| |
|