heel gaat om de zeggenschap.
De vraag of de PvdA moet vasthouden aan uitstel van schoolkeuze als hoogste prioriteit, komt helemaal niet aan de orde. Toch is er alle reden, nu niemand meer gelooft in een leerplicht tot 18 jaar, de vraag aan de orde te stellen of niet een systeem dat ervoor zorgt dat degenen die het onderwijs op jongere leeftijd verlaten een elementaire beroepsopleiding gehad hebben, te verkiezen valt, juist om de tweedeling in de samenleving tegen te gaan. Het lijkt me een beter voorbeeld van een geval waar de overheid zijn pretenties moet matigen, dan de discussie over euthanasie, waar de PvdA nieuwe regelgeving nastreeft, en naar ik hoop blijft nastreven, juist omdat de bestaande regelgeving te knellend is gebleken en niet meer functioneert.
Voor de toekomstige partijverhoudingen is van belang wat men als alternatief ziet daar waar de overheid het laat afweten. In belangrijke mate is dat de markt, waar het particuliere bedrijf opereert, terug van weggeweest in de gunst van de publieke opinie. Er bestaat een neiging de onderneming te verheerlijken, ook bij de overheid, en aktiviteiten per se over te willen doen aan particulieren. Pas kreeg ik het eerste nummer in handen van het blad Privatisering. Ook wanneer overheidsorganisaties taken blijven uitvoeren, bestaat er een neiging zich aan het bedrijfsleven te spiegelen: leidinggevende ambtenaren noemen zich ineens ‘manager’, de raarste organisatieonderdelen praten ineens over hun ‘produkt’ en hun ‘bedrijfsplan’, het gonst van het klantgericht werken waar eerst de ontplooiing van de individuele medewerker centraal stond, en het liefst werkt men ook nog met interne contracten op basis van marktconforme prijsafspraken.
In de discussie wordt echter door sommige CDA-ers, ondersteund door hun wetenschappelijke bureau een ander alternatief naar voren gebracht, het neo-christendemocratische ideaal van de ‘zorgzame samenleving’. Hiermee zet men zich af tegen de VVD. Het kan twee dingen betekenen. De minst vergaande interpretatie van het begrip zorgzame samenleving is die waarbij men de nadruk erop legt dat de gemeenschapsvoorzieningen niet rechtstreeks in handen dienen te zijn van de overheid, maar van privaatrechtelijke instellingen, zoals woningbouwverenigingen en welzijnsorganisaties. Dat streven is echter niet typerend voor het CDA. Ook de VVD streeft ernaar de rechtstreekse zeggenschap van gemeentebesturen over de energievoorzieningen te niet te doen, zodat de macht verschuift van PvdA-wethouders naar VVD-directeuren, en de sociaal-democratie had in Troelstra en Van der Goes van Naters prominente pleitbezorgers van functionele decentralisatie.
Ook in Schuivende Panelen treffen we pleidooien aan voor functionele decentralisatie, die hier en daar vrij ver gaan. Zo wordt gepleit voor het omzetten van de Raad van de Kunst in een zelfstandig orgaan van openbaar bestuur. Daar staat dan weer tegenover dat men met instemming Den Uyl citeert: ‘Daar waar ambtelijke apparaten en particuliere organisaties op elkaar inspelen, in permanentie overleg plegen en waar niet meer valt na te gaan waar de beslissingen worden voorbereid en genomen, waar de overheidsmacht gedeeld wordt met particuliere organisaties, daar ontstaan schemertoestanden.’ Ik zie dat toch als een pleidooi voor het primaat van de politiek.
Zelf denk ik dat men de voordelen van functionele decentralisatie niet moet overschatten. Zo lijkt mij dat de legitimiteit van een zelfstandige beslissing van de Raad van de Kunst om een orkest of een toneelgezelschap op te heffen minder is dan een beslissing door een minister die op een dergelijk advies is gebaseerd. Ook worden de mogelijkheden voor een integraal beleid verkleind, terwijl toch de politici verantwoordelijk gehouden worden.
Om een voorbeeld te geven uit mijn eigen ervaring: er bestaat in Nederland een geschil, of in wijken waar stadsverwarming is aangelegd, woningbouwverenigingen dienen bij te dragen aan de exploitatie daarvan, omdat ze geen kosten hebben aan onderhoud en vernieuwing van C.V.-ketels. In Leiden, waar de stadsverwarming wordt geëxploiteerd door een regionaal energiebedrijf waar de vertegenwoordigers van de gemeente Leiden in de minderheid zijn, en de huizen in handen zijn van particuliere woningbouwverenigingen, is het het gemeentebestuur tot nu toe niet gelukt om dit probleem op te lossen, wat ten koste van de bewoners gaat. Dat is knap frustrerend. In Rotterdam, dat een gemeentelijk energiebedrijf heeft en een groot gemeentelijk woningbedrijf, is het wel gelukt.
Zowel in CDA-publikaties als in Schuivende Panelen wordt ervoor gepleit maatschappelijke organisaties meer interne democratie op te leggen, als alternatief voor politieke controle door de overheid. Men moet zich echter afvragen of nu juist dat niet typisch een idee uit de jaren zestig is waarvan in de jaren zeventig de beperkingen zijn gebleken. Nog steeds is de participatie bij verkiezingen nergens zo groot als in de landspolitiek.
Het merkwaardigste is nu dat de meeste gemeenschapsvoorzieningen helemaal niet