Hollands Maandblad. Jaargang 1987 (470-481)
(1987)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |
Vestdijk en Emily Dickinson
| |
[pagina 33]
| |
heeft. Nu is het nogal eenvoudig om achter de waarheid te komen, je hoeft de door Vestdijk gebruikte tekst maar te vergelijken met de Johnson-editie en te tellen hoeveel verschillen er zijn. Van de dertig vertaalde gedichten waren er negen waarin de tekst afweek. In totaal zijn 15 van de 1962 woorden van deze dertig gedichten veranderd. In vier gevallen is een aanvoegende wijs veranderd in een tegenwoordige tijd; in de overige gevallen gaat het om een vermoedelijke mislezing (‘just asleep’ i.p.v. ‘fast asleep’) of om vervanging door een gewoner woord (‘think’ i.p.v. ‘fancy’). Vergeleken bij de zeer ingrijpende veranderingen die Vestdijk zelf al vertalende heeft aangebracht in de teksten van Emily Dickinson vallen de onnauwkeurigheden in de door Vestdijk gebruikte editie volkomen in het niet.
Voor ik de vertalingen onder de loep neem, wil ik iets opmerken over Vestdijks waardering voor Emily Dickinson. Daar lijkt iets ambivalents in. Vestdijk geeft hoog van haar op, stelt in zijn genoemde Toelichting: ‘Dat zij Amerika's grootste dichteres is, is het minimum, dat men voor haar mag opeischen’ en zegt in zijn Forum-stuk over het beroemde ‘To make a prairie’ (no. 1755; voor verwijzing naar de gedichten houd ik Johnsons nummering aan): ‘Dit volmaakte versje vervangt een verhandeling over het Kantianisme!’, en tegelijk slaat Vestdijk een wat patroniserende toon aan. Hij heeft het geregeld over haar ‘gedichtjes’, soms wel maar niet steeds tussen aanhalingstekens. Hij vindt dat haar poëzie nog het meest lijkt ‘op die van Blake, dien zij overigens niet gekend heeft.’ Nu is er hoogstens enige vormovereenkomst aan te wijzen met bepaalde gedichten van Blake, en hoogstwaarschijnlijk heeft Emily Dickinson Blake op school gelezen; hoe kon Vestdijk zulke pertinente beweringen doen zonder eigenlijk iets van haar af te weten? Want dat hij alleen maar wat sprookjes over haar gelezen had, wordt aannemelijk aan het einde van zijn Forum-stuk, waar Vestdijk opmerkt dat hij misschien te weinig heeft gezegd over Emily Dickinsons persoonlijkheid, karakter en levensloop. ‘Wil men bijzonderheden, anekdotes?’ vraagt hij retorisch. ‘Dat zij drie boeken bezat, Emerson, Keats en de Bijbel?’ Gezien de context lijkt Vestdijk dit voor waar aan te nemen. Terwijl hij gemakkelijk beter had kunnen weten. Verzamelingen van Emily Dickinsons brieven, waarin ze blijk gaf van grote belezenheid, waren al verschenen sinds 1894. Trouwens, Vestdijk zelf besluit zijn Toelichting bij de eerste uitgave van zijn Emily Dickinson-vertalingen, uit 1939 (‘Gedichten van Emily Dickinson’) met een literatuuropgave bestaande uit de Collected Poems, plus drie bronnen: zijn eigen Forum-stuk, de biografie van Whicher die hij had gerecenseerd en Letters of Emily Dickinson, van 1931. Maar als Vestdijk die collectie brieven intussen gelezen had, heeft hij er toch nooit aanleiding in gezien om zijn onjuiste en lichtelijk smalende opmerking over haar ‘drie boeken’ te schrappen in de herdrukken van zijn essay (vanaf 1939 in ‘Lier en lancet’). Vestdijk had wel oog voor de geraffineerde compactheid van haar gedichten, maar miskende totaal de strakke structuur. In de Toelichting zegt hij zelfs: ‘Teneinde de weergaloze geslotenheid en concentratie dezer gedichten niet geheel te verspelen, werd in het algemeen van een strenger rijm- en maatschema gebruik gemaakt dan het origineel volgt.’ Het is waar dat Vestdijk in twintig van de dertig gevallen rijm heeft toegevoegd - hoezeer hij daarvoor de inhoud geweld heeft moeten aandoen zal nog blijken - maar dat hij van een strenger maatschema gebruik heeft gemaakt is geheel onwaar. Integendeel, Vestdijk heeft de gedichten in metrisch opzicht ernstig verwaterd: Emily Dickinsons strakke metra, met de vaak hamerende cadans van haar jamben en trocheeën, zijn nergens in Vestdijks vertalingen terug te vinden. Een van de kenmerken van Emily Dickinsons poëzie is juist dat ze de tomeloosheid van haar gevoel, de exuberantie van haar ideeën en beelden perste in de vormen van het Angelsaksische kerkgezang, met name de Hymns van de New Englander Isaac Watts: veel van haar gedichten laten zich zingen op de wijzen van die Hymns: korte regels, afwisselend van drie en vier voeten (al zijn er varianten), vaak met antimetrie in de eerste voet, maar overigens heel maatvast, zodat bij het lezen bijna een dreun ontstaat. Ik neem een van Emily Dickinsons bekendste gedichten als voorbeeld (en citeer Vestdijks editie): If I shouldn't be alive
When the robins come,
Give the one in red cravat
A memorial crumb.
If I couldn't thank you,
Being just asleep,
You will know I'm trying
With my granit lip!
Bij Vestdijk wordt dit:
Als ik niet meer in leven zal zijn
En de roodborstjes komen, zul je dan schenken
| |
[pagina 34]
| |
Dat eene met 't dasje van karmozijn
Een kruimel brood als aandenken.
En hoor je dan mijn dankwoord niet,
Diep uit de donk're groeve,
Weet, dat ik 't toch zal beproeven
Met mijn lippen van graniet.
Vestdijk heeft zich niets aangetrokken van het trocheïsche metrum, maar heeft er ook zeker niet iets even maatvasts voor in de plaats gesteld. Er is helemaal geen sprake van enig metrum bij Vestdijk: hij heeft twee of drie accenten per regel en de regels variëren van zeven tot twaalf lettergrepen. Ze missen de kracht van Emily Dickinsons versregels, ze zijn slap en praterig. Daardoor is ook de compactheid van het origineel verdwenen, maar afgezien van één zelfverzonnen regel en een zeer ten onrechte veranderde werkwoordstijd is de inhoud van het vers in deze vertaling niet al te ingrijpend aangetast. Het gaat me bij dit voorbeeld om de metrische verwatering, waar geen van de vertalingen vrij van is. Het is moeilijk te begrijpen dat Vestdijk vond dat hij een strakker maatschema had aangehouden dan Emily Dickinson zelf.
Voor ik inhoudelijk op de vertalingen inga wil ik summier aangeven wat er naar mijn idee van een poëzievertaling mag worden verwacht. Het ideaal is - zoals bij al het vertalen - dat alle aspecten van het origineel in de vertaling worden overgebracht. Volgens sommige geleerden is dit nooit mogelijk, ook niet bij proza, want als er ‘moon’ staat in het Engels en je maakt er ‘maan’ van in het Nederlands, dan zou er toch al iets veranderd zijn. Dit is mij te esoterisch. het zou betekenen dat ook met hetzelfde woord, verschillend uitgesproken in diverse delen van hetzelfde taalgebied, niet meer hetzelfde zou worden aangeduid. ‘You say tomahto and I say tomayto’: maar het gaat er juist om dat dezelfde tomaat is bedoeld. Lip is in het Engels hetzelfde als lip in het Nederlands, granite in het Engels is hetzelfde als graniet in het Nederlands, en with my granite lip is hetzelfde als met mijn granieten lip in het Nederlands: het is even expressief of beeldend, als u wilt even gezocht, in elk geval evenzeer Emily Dickinson. Maar met robin zit het anders. In Engeland bedoelen ze met robin het ook bij ons bekende roodborstje (Erithacus rubecula), een kleine vogel, 14 cm., met een oranjerode borst. Maar Emily Dickinsons Amerikaanse robin (Thurdus migratorius) is een lijsterachtige die bijna tweemaal zo groot wordt. In zo'n geval - de Amerikaanse robin wordt een Europees roodborstje - verandert er iets bij het vertalen, door - zeg maar - een cultureel verschil. Vaker komt het ook voor dat woorden in de ene taal geen of maar gedeeltelijke equivalenten hebben in de andere taal, een parafrase moet dan uitkomst bieden. Overigens hoeft parafrase geen verandering van betekenis in te houden. Men kan hetzelfde nu eenmaal op heel wat manieren zeggen, en ‘hij woont liever buiten de stad’ kan worden vertaald met ‘he prefers living in the country’, waarmee hetzelfde is gezegd, maar met voornamelijk niet-equivalente middelen. Kortom, bij proza is het heel vaak mogelijk een tekst zo te vertalen dat alle aspecten adequaat zijn overgebracht in de andere taal: m.a.w. dat er geen echte verandering van betekenis valt aan te tonen. Hetzelfde geldt voor poëzie die niet rijmt. Metrum vormt meestal geen groot probleem, met kleine variaties in de zinsbouw zijn metrische problemen doorgaans wel op te lossen, maar de ambitie om het rijm te handhaven - als architectonische bouwsteen, om de muzikaliteit, hoe dan ook als een esthetisch aspect van het gedicht - is vaak onmogelijk zonder de inhoud geweld aan te doen. Uiteraard heeft de ene vertaler meer taalvaardigheid dan de andere, maar voor alle vertalers geldt dat vele gedichten niet te vertalen zijn zonder dat er schade wordt aangericht. Een vertaler zou aan zijn werk zodanige eisen moeten stellen dat hij alleen die vertalingen van poëzie publiceert waarbij het - door speciale genade of door stom toeval - echt gelukt is: misschien één op de tien keer, zodat de vormaspecten op een natuurlijk klinkende wijze bewaard zijn en ook de inhoud - hoe ook geparafraseerd - in hoofdzaak is overgebracht. En passant noem ik nog de opvatting dat een gedicht een herschepping mag zijn: een nieuw gedicht in de eigen taal waarvoor het originele gedicht als model heeft gediend. Het verschilt aanzienlijk van het originele gedicht, maar dat is niet erg omdat een mooi gedicht is toegevoegd aan de eigen literatuur. Robert Lowell heeft op die manier een aantal gedichten onder handen genomen, maar hij noemde zijn nieuwe versies wel Imitations. Auteursrechtelijk zou hier een probleem van te maken zijn, maar verder is er weinig tegen. Waar wel iets tegen is, dat zijn de mengvormen van die herscheppende activiteit en serieus vertalen. Want spreek je van vertalingen, dan wek je de verwachting dat er in de nieuwe versie in hoofdzaak hetzelfde staat als in het origineel. Wat beoogde Vestdijk nu precies? Hij zegt in dit verband, in zijn al genoemde Toe- | |
[pagina 36]
| |
lichting: ‘De hier gepubliceerde oefeningen zijn op te vatten als parallel-verschijningen, die de dichterlijke intentie trachten te benaderen, zonder overal aanspraak te maken op tekstueele betrouwbaarheid.’ Vestdijk houdt dus flink wat slagen om de arm, maar als hij niet overal aanspraak maakt op tekstuele betrouwbaarheid, dan toch wel in de meeste gevallen. Opmerkelijk is overigens dat het woord ‘overal’ is verdwenen uit de Bert Bakker-herdrukken van Vestdijks Emily Dickinson-vertalingen uit 1969, waardoor de zin compleet van betekenis verandert. Misschien gaat het om een zetfout, maar het feit dat Vestdijk in deze uitgave het aantal vertalingen van dertig heeft teruggebracht tot vijftien versterkt het vermoeden dat hij zelf steeds minder gelukkig was met zijn vertalingen van Emily Dickinson. Vestdijk gebruikte de term ‘tekstueele betrouwbaarheid’. Daaronder kan, lijkt mij, worden verstaan, ten eerste, dat de toon niet totaal veranderd wordt: dat ‘look at’ niet ‘gluren’ wordt (520), ‘was’ niet ‘troonde’ (1803), ‘condemn’ niet ‘de huid volscholdt’ (1545). Een tweede punt is dat er niet wordt weggelaten of toegevoegd, althans niet op zo'n manier dat de inhoud daardoor echt verandert. Als er over Teneriffe, bedoeld is de berg op het eiland, die tot boven de sneeuwgrens reikt, in een gedicht staat: ‘Still clad in your mail of ices’ (686), en de vertaling luidt: ‘Gekleed in maliën, stormhelm en veder’, dan is het verlies dat ‘of ices’ verdwenen is, want dat ijs was nodig om het bedoelde beeld op te roepen, maar evenzeer is het verlies dat ‘helm en veder’ zijn toegevoegd, een operette-effect dat hier geen enkele functie heeft. Verhaspeling is ook ernstig, ik bedoel taalgebruik dat zonder raadpleging van het origineel nauwelijks te begrijpen is, zoals ‘Een circus staat ver achteraan/Bij hen die er naar kijken gaan’ (1206) of - het gaat over de ziel -: ‘Maar zoo zij met ontzag/Voor zichzelf zichzelve slaat’ (683). Vervlakking van de woordkeus is ook zeer ongewenst: als ‘screams Chanticleer’ wordt weergegeven als ‘hanen kraaien’ (289), zijn beide elementen vervlakt: er stond niet ‘crows’ maar ‘screams’, en waarom moest die verwijzing naar de wereld van de Vos Reinaarde verdwijnen? Het ergste is als de vertaler de oorspronkelijke auteur dingen laat zeggen die deze nooit voor zijn of haar rekening zou willen nemen, zoals in 1545: ‘De Bijbel is een verouderd boek’ voor ‘The Bible is an antique volume’, gevolgd door ‘Door verdroogde [!] menschen geschreven’ voor ‘Written by faded men’. In hetzelfde gedicht wordt Satan ‘the Brigadier’ genoemd, en dat betekent: (hoge) generaal; bij Vestdijk wordt het ‘de Koddebeier’ (de betekenis van het Nederlandse ‘brigadier’, ‘rijksveldwachter van de tweede klas’, zal hier wel debet aan zijn); ‘Judas - the great Defaulter’ in het gedicht wordt ‘Judas - de grote Oplichter’, terwijl bedoeld wordt: iemand die financieel of moreel heeft gefaald en/of die verstek heeft laten gaan (bijvoorbeeld door zelfmoord te plegen), zoiets als ‘de grote Verzaker’. Deze voorbeelden zijn opmerkelijk omdat ze niet te verklaren zijn uit rijmdwang: de kunstgreep om op de gewenste plaats een rijm te krijgen door de inhoud te wijzigen. 1545 is het enige gedicht dat Vestdijk zonder rijm heeft vertaald. Want ‘rijmdwang’ is in dit verband een kernwoord. Het eerder genoemde ‘gluren’ moest rijmen op ‘ochtenduren’, ‘troonde’ stond er voor het rijm op ‘woonde’, stormhelm en veder’ waren erbij verzonnen vanwege het rijm op ‘neder’; ‘hanen kraaien’ rijmde op ‘de zon is al aan 't draaien’, wat er in het Engels overigens ook niet stond (er staat: ‘the sun has got as far/As the third sycomore’).
Geen van Vestdijks vertalingen vertoont qua vorm of inhoud voldoende overeenkomst met het origineel. Ik geef, in de volgorde waarin Vestdijk zijn vertalingen publiceerde, en aldus genummerd, nog wat voorbeelden: No. 1 (1755) - het beroemde ‘To make a prairie it takes a clover and one bee, -/One clover, and a bee,/And revery./ The revery alone will do/If bees are few.’ Hier eindigt de vertaling bij Vestdijk met een lelijk, zeer on-Dickinsoniaans enjambement en een m.i. potsierlijke wending: Of droomerij alleen, Wanneer er weinig bijen op de been Zijn. No. 2 (94): ‘Eng'len (..)/Knoppen streelend met hun handen’ staat hier voor ‘Angels (..) Do the buds to them belong?’ en de knoppen-strelende handen (waar moesten ze trouwens anders mee strelen?) zijn ingelast voor het rijm op ‘Eng'len onder 't zonnebranden’ wat staat voor ‘Angels when the sun is hottest’: je zou hier haast van dubbelrijmdwang kunnen spreken. No. 3 (130): Het gedicht gaat over de laatste dagen in het najaar; sommige vogels zijn daardoor zo in de war dat ze terugkeren van hun trek naar het Zuiden, Emily Dickinson laat zich ook haast misleiden maar ziet de najaarstekenen van zaadjes en een eerste blad dat valt. Ze vergelijkt deze laatste zomerse hitte met een laatste avondmaal. Het eerste couplet luidt bij Vestdijk: Dit zijn de dagen, | |
[pagina 37]
| |
dat de vogels -/O weinig maar, een enkel paar -/terugkeeren, allang reisklaar. (These are the days when Birds come back -/ A very few, a bird or two -/To take a backward look.’ De derde regel van Emily Dickinson is bij Vestdijk verdwenen, maar wat Vestdijk er voor in de plaats stelt is behoorlijk onlogisch, omdat de vogels al aan hun trek begonnen waren; ‘allang reisklaar’ zou alleen ter zake zijn geweest als ze maar niet hadden kunnen besluiten om te vertrekken. In ditzelfde gedicht worden ‘summer days’ ‘zomerweken’ (voor het rijm op ‘breken’, maar het gaat juist om de paar laatste dagen), wordt ‘a timid leaf’ verveelvoudigd tot ‘bedeesde bladervlucht’ (voor het rijm op ‘lucht’, maar de eerste herfstbladeren vallen niet af met een hele vlucht tegelijk), en wordt ‘last communion in the haze’ een ‘mistig laatste avondmaal’, maar in dit verband is ‘haze’ natuurlijk dampige nevel als gevolg van de hitte - het koude ‘mistig’ is wel zeer misplaatst. No. 4 (666), over Teneriffe, is al aan de orde geweest. In dit korte gedicht wordt ‘mountain’ weergegeven als ‘wonder’, terwille van het rijm op ‘blauwe dragonders’, wat op zichzelf al niet zo'n geslaagde weergave is van ‘Sapphire Regiment’, maar vreemder nog is het slot: ‘Voor u houdt de dag zijn rood afscheid op til’ staat voor ‘Day drops you her red Adieu’, want er was een rijm nodig op ‘stil’, maar de wending ‘op til houden’ is eenvoudig geen Nederlands. Zo kan ik, zoals dat heet, doorgaan, maar ik besluit met nog een paar plaatsen waar onvoldoende kennis van het Engels Vestdijk parten lijkt te hebben gespeeld: In no. 9 (289) fantaseert Emily Dickinson dat er wordt ingebroken bij een oud echtpaar. Er staat ‘There's plunder’ wat betekent ‘Er is buit’, ‘Er is wat te halen’. Bij Vestdijk wordt het (door interferentie met het Nederlandse ‘plunderen’): ‘Roof - en lang niet mis’. In No. 15 (1711) beschrijft Emily Dickinson iemand met een zo hard en liefdeloos gezicht dat een steen er zich zozeer bij thuis zou voelen dat ze oude kennissen lijken, al hebben ze elkaar nog maar net ontmoet: ‘Would feel as thoroughly at ease/As were they old acquaintances, -/First time together thrown.’ Bij Vestdijk is dit geworden: ‘Als oude vrienden die 't nog heel goed weten:/ Die eerste keer tezamen weggesmeten.’ Blijkbaar kende Vestdijk het idiomatische ‘throw together’ niet. In de vertaling lijkt dit slot mij onbegrijpelijk, maar Vestdijk zelf moet er wel iets achter gezocht hebben, want hij noemt de laatste regel in zijn Forum-stuk ‘veelzeggend’. Nog twee voorbeelden uit de vierendertig pas vorig jaar gepubliceerde vertalingen: In 747 zegt Emily Dickinson ‘I reviled myself/For entertaining plated wares/upon my silver shelf’, een beeld dat bij haar vaker voorkomt (bv. 1453): plate als nep tegenover zilver als echt. Er staat dus ongeveer: Ik hekelde mezelf omdat ik nepzilver in mijn zilverkast had gezet. Bij Vestdijk is dit geworden: ‘Mezelf heb 'k (..) berispt (..)/ Om die verharde zilverplaten/in mijn kleinodieënschrijn..’ En al net zo wonderlijk heeft Vestdijk in 266 ‘Merchantmen poise upon horizons’, wat betekent: ‘Koopvaarders (koopvaardijschepen) balanceren op de horizon’, weergegeven als ‘Kooplieden wegen aan de horizon’.
De conclusie moet wel zijn dat Vestdijk weinig aanleg had voor vertalen. Dat doet niets af aan zijn vele verdiensten, maar die verdiensten mogen ook niet blind maken voor zijn zwakheden op, bijvoorbeeld, dit gebied. Ik ben bang dat vele poëzieliefhebbers zullen zijn afgeschrikt door Vestdijks Emily Dickinsonversies, of althans zullen hebben gedacht: Is dat nou alles?
De uitspraak van Robert Frost, Poetry is what is lost in translation is niet meer dan een boutade, maar er bestaan vertalingen waarvoor het opgaat en Emily Dickinson is er bij Vestdijk het slachtoffer van geworden. |
|