Hollands Maandblad. Jaargang 1987 (470-481)
(1987)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||
De Tao van Capra
|
1. | Inleiding |
2. | Capra over de ethiek. Daan Deugdzaam |
3. | Epie & Hepie over de mystiek |
4. | Capra als wetenschapsvoyeur |
5. | Capra over rationaliteit, intuïtie en kennis |
6. | Capra als mystiek-stroper |
7. | Capra & zijn parallellen |
8. | Capra over de quantummechanica. Holisme |
9. | Een ontvleugelde papegaai |
10. | Capra over de relativiteitstheorie |
11. | Epie & Hepie over Capra |
(Het eerste deel van ‘De Tao van Capra’ stond in het nummer van juli/augustus.)
8. Capra over de quantummechanica. Holisme
Ondanks zijn fictieve fratsering van de wetenschap, ondanks zijn absurde onderscheid tussen ‘intuïtieve’ en ‘rationele’ kennis, ondanks zijn onzinnige 2deling van dominerende ‘intuïtieve’ vermogens in het Oosten en dominerende ‘rationele’ vermogens in het Westen, ondanks zijn verstandsloos aangapen van de mystieke texten, ondanks zijn schandelijke slooptocht langs de mystieke literatuur, ondanks zijn doodzwijgen van een aantal wezenlijke verschillen tussen mystiek en wetenschap en ondanks zijn vernietiging van de fysica, gaan we toch eens kijken hoe Capra de parallellen ‘in detail’ (80) uiteenzet.
Postulaten van het holisme
Een Amsterdamse kraandrijver gaat er van uit dat het vrachtschip en de kade deel uitmaken van dezelfde werkelijkheid, anders zou door zijn toedoen de lading wel eens kunnen verdwijnen. De rederij handelt ook vanuit de veronderstelling dat haar schepen de zeeën van één wereld blijven bevaren, anders zou zij er rekening mee moeten houden dat haar schepenbestand aan onvoorspelbare fluctuaties onderhavig kan zijn - een mogelijkheid waar het verzekeringswezen zeker niet op zit te wachten. Het Gemeentelijk Havenbedrijf twijfelt er niet aan dat de salarissen, die het overmaakt op bepaalde girorekeningen, terechtkomen bij de arbeiders die hun hijswerk hebben verricht in dezelfde werkelijkheid als waarin het zelf is gevestigd. De vakbond neemt zonder overdenking aan dat haar leden dezelfde werkelijkheid bewonen als zij zelf, om het ledenbestand enigszins overzichtelijk te houden en niet in verlegenheid te worden gebracht tijdens de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden met de overheid, die het wat deze aanname betreft roerend met de vakbond eens zal zijn. En zo kunnen wij nog wel bladzijden doorgaan.
De havenarbeider, de reder, de vakbondsbestuurder, de verzekeraar, de overheidsonderhandelaar en de rest van de wereldbevolking gaan er allemaal vanuit dat de wereld waarin wij leven een ‘ondeelbare eenheid’ vormt. Deze Triviale Veronderstelling is een postulaat van het holisme.
Capra spreekt over ‘de ervaring van alle verschijnselen in de wereld als manifestatie van een fundamentele eenheid’, over ‘verschillende manifestaties van dezelfde ultieme realiteit’, en over de mystici die ‘voortdurend verwijzen naar deze uiteindelijke, ondeelbare realiteit die zich manifesteert in alle dingen, en waarvan alle dingen onderdelen zijn’ (130). Deze bimbambombastische uitdrukkingen behelzen niets meer dan dezelfde Triviale Veronderstelling, maar draaien de geestelijke minimumlijder door hun suggestie van diepzinnigheid makkelijk een loer.
Dat de mysticus en de quantummechanicus een triviale veronderstelling delen (met alle overige wereldbevolkers) kan toch moeilijk doorgaan voor Capra's ‘treffende overeenkomst’ tussen mystiek en fysica, zoals hij onvermoeid herhaalt.
De kern van de Mahāyāna boeddhistische Avatamsākasūtra uit de 2de Eeuw beschrijft
de wereld als ‘een volmaakt netwerk van wederzijds afhankelijke relaties waar alle dingen en gebeurtenissen met elkaar op een oneindig gecompliceerde manier wisselwerken’. In het spirituele gedicht Bhagavad Gītā uit het mythologisch epos Mahābhārata staat geschreven: ‘Alle werkingen vinden plaats in de tijd door de met elkaar vervlochten krachten der natuur.’ S. Radhakrishnan: ‘Boeddha reduceerde substanties, zielen, monaden, dingen tot krachten, bewegingen, opeenvolgingen en processen, en neemt een dynamische conceptie van de werkelijkheid aan.’ Het huidige Tibetaanse boeddhisme baseert zich op het tantrisch boeddhisme uit de 3de Eeuw uit India, waarvan de geschriften Tantra's heten, ‘een woord waarvan de wortel uit het Sanskriet “weven” betekent en verwijst naar de verwevenheid en wederzijdse afhankelijkheid van alle dingen en gebeurtenissen’. ‘De Oosterse mystici zien het universum als een onscheidbaar web, waarvan de onderlinge verbanden dynamisch zijn en niet statisch. Het kosmisch web leeft, het beweegt, groeit en verandert voortdurend,’ aldus Capra; en: ‘Het meest belangrijke kenmerk van het Oosterse wereldbeeld - men kan bijna zeggen dat het er de essentie van uitmaakt - is het bewust zijn van de eenheid en wederzijdse verbondenheid van alle dingen en gebeurtenissen.’ (130, 139, 190-2)
Sporadisch staan er uitspraken van natuurkundigen tussen, zoals van David Bohm: ‘De onscheidbare quantumverbondenheid van het universum is een fundamentele realiteit, en de zich betrekkelijk onafhankelijk gedragende onderdelen zijn slechts speciale en contingente vormen binnen dit geheel.’ Of van Werner Heisenberg: ‘De wereld verschijnt als een ingewikkeld “weefsel” van gebeurtenissen, waarin verschillende soorten verbanden elkaar afwisselen, overlappen of combineren en daardoor de bouw van het geheel bepalen.’ Of Capra's hondsdolle populariseringen: ‘De fysische wisselwerkingen gaan samen met een onophoudelijke stroom van energie, die zich manifesteert als het uitwisselen van deeltjes; een dynamisch tussenspel waarin deeltjes eindeloos geschapen en vernietigd worden in een continue variatie van energiepatronen. De wisselwerkingen leiden tot stabiele structuren die de materiële wereld opbouwen, en die zelf niet statisch blijven, maar trillen in ritmische bewegingen. Het gehele universum doet dus mee aan eindeloze beweging en activiteit in een voortdurende kosmische dans van energie.’ (138, 264, 225)
Als we op de oppervlakte van deze abetische goulash ronddrijven, met Capra als loods, lijkt er inderdaad enige overeenkomst te bespeuren tussen de uitspraken der mystici & fysici; maar als we even de adem inhouden en ons hoofd onder de oppervlakte steken, kunnen we met eigen ogen zien dat de werkelijkheid er totaal andes uitziet dan de loods ons probeert wijs te maken.
Het universum is dynamisch en alles hangt met alles samen. Meer staat er, in de hierboven geciteerde passages van de mystici, inhoudelijk niet - ook deze platgebombardeerde gemeenplaats is een postulaat van het holisme. Deze citaten vormen geen volledige verzameling, maar een minieme deelverzameling van de schier oneindige collectie verwoordingen, omschrijvingen, duidingen, parafrasen en metaforen uit de Tao van een bewering die uit precies 10 woorden bestaat. Zin na zin, alinea na alinea, bladzijde na pagina, hoofdstuk na hoofdstuk, zeurt & leurt Capra je hoofd stuk met stomvervelende herhalingen, herhalingen en nog eens herhalingen, over ‘het dynamisch universum’, over ‘het levend kosmisch web’, over ‘de wederzijdse afhankelijkheid van alles’, et cetera ad infinitum. En nergens maakt Capra duidelijk hoe alles dan wel met alles samenhangt. Een Kosmos van Vaagheid.
En als alles dan met alles samenhangt, hoe dan fossielvorming samen met zonsverduisteringen? Een aardmagnetisme met malariaverspreiding? En bloedcirculatie met kruisbestuiving? En metaalmoeheid met darmsapsecretie? En eiwitsynthese met rivierslibafzetting? En kernsplijting met frambozengroei? En zo kunnen we ook nog wel bladzijden doorgaan.
Dit is geen retoriek. Wie erop blijft hameren dat alles met alles samenhangt, moet op zijn minst een begin maken met dat aan te tonen. Omdat Capra dat in de verste verte niet doet, had hij beter de deksel op zijn pruttelende schedelketel kunnen houden.
Daarbovenop komt het feit dat in de werkelijkheid de meeste zaken niets of slechts zijdelings met elkaar te maken hebben.
Terwijl de reductionist nette plakjes snijdt en ze keurig met mes & vork opeet, probeert de holist het geslachte varken in 1× door zijn keel te stouwen; kortom, het verschil tussen beschaving en barbarij. Het is voldoende op te merken dat de door het holisme zo veelgeroemde Grote Verbanden, dat wil zeggen verbanden tussen ogenschijnlijk hemelsbreed verschillende verschijnselen, zoals tussen bliksemflitsen en de Electriseermachine van Wimshurst, zoals tussen de kosmische 4 K achtergrondstraling en de vroege geschiedenis van het heelal, zoals tussen de beweging van de maan en de val van een appeltje, allemaal ontdekt zijn door de door
het holisme zo veelgesmade reductionisten!
Nu schenken we enige aandacht aan de bovengeciteerde natuurkunde-uitspraken.
David Bohm refereert in zijn citaat naar het quantummechanisch verschijnsel van de nonlocaliteit (tactisch door Capra weggelaten) en is in staat om in detail, met logische redeneringen en quantummechanische concepten, uiteen te zetten wat hij met ‘quantumverbondenheid’ en met ‘speciale en contingente vormen’ bedoelt (eveneens tactisch door Capra weggelaten). Heisenberg kan nauwkeurig uitleggen, en met experimenten illustreren, wat hij onder ‘gebeurtenissen’, ‘verschillende soorten verbanden’ en ‘het bepalen van de bouw van het geheel’ verstaat. Ook Capra's natuurkundige uitdrukkingen ‘fysische wisselwerkingen’, ‘uitwisselen van deeltjes’, ‘stabiele structuren’, zijn hard te maken: de fysica doet precieze en toetsbare uitspraken over wat een deeltje is, over wat wisselwerkingen zijn, over welke deeltjes er bij welke wisselwerkingen een rol spelen, over wat stabiele structuren zijn, over de verklaring van die stabiliteit, etc. (Capra's uitdrukkingen ‘dynamisch tussenspel’, ‘energiepatronen’, ‘trillen en ritmische bewegingen’ en ‘kosmische dans’ zijn produkten van zijn misnageboorten van zijn zedenloze geparallel.)
De natuurkunde-citaten ontlenen hun betekenis aan de quantummechanica en hun juistheid aan de hoeveelheid controleerbare feiten die hen bekrachtigen, de capreske mystiek-citaten ontlenen hun betekenis en eventuele juistheid aan psychische ervaringen die ‘niet onder woorden te brengen zijn’. Het opzettelijk verzwijgen van dit kardinale verschil tussen mystiek en fysica maakt Capra tot een ordinaire bedrieger.
Iets anders. De speurtocht van de fysicus naar symmetrie en eenvoud in de natuur is van oorsprong Grieks; het Oosten daarentegen vertoont een ‘opvallende voorkeur voor asymmetrie’ en vermijdt ‘vaak alle regelmatige en meetkundige vormen’ (257). Hiermee laat Capra zelf een heus verschil zien.
Maar nou net in dit ene geval kijkt Capra zowaar eens langer dan zijn scheve neus kort is! Want in de natuurkunde zijn de symmetrieën ‘dynamisch’, in plaats van ‘statisch’, en dat is ‘volmaakt in overeenstemming met de Oosterse filosofie’, en ook met Alles-Stroomt-Heraclitus, die volgens Capra dan ook een ‘Griekse taoïst’ was (259, 116).
Met een scheve neus ga je scheel kijken. Zo komt alles weer op zijn krukjes terecht.
Tenslotte laten we 2 anderen aan het woord. De theoretisch fysicus C.W. Rietdijk, die publiceert op het gebied van de interpretatie van de quantummechanica, wees erop dat ‘de algemene strekking van onbepaaldheid (determinisme) dus toeval, en van waarschijnlijkheid’, in plaats van zekerheid, ‘die aan de quantummechanica inherent is, nu juist niet wijst in de richting van de harmonie, orde en eenheid die Capra en andere integrale denkers zo dierbaar zijn’. En de wereldvermaarde Victor Weisskopf: ‘Zijn idee dat de golffuncties of de moderne quantumtoestanden, dat al deze concepten indirect verband houden met Oosterse concepten is mijn inziens volledig onjuist en misleidend voor het publiek. Mensen geloven dat zij het begrijpen, maar het is fout.’Ga naar voetnoot*
Voorbij de wereld van tegenstellingen
Er bestaan soorten tegenstellingen. (1) De contradictie; voorbeelden: waar/onwaar, beweging/niet-beweging, rood/niet-rood. (2) De contraire tegenstelling; voorbeelden: beweging/stilstand, rood/groen, groot/klein. Deze 2 tegenstellingen zijn altijd onwaar, zij karakteriseren logische relaties tussen beweringen. (3) De polaire tegenstelling; voorbeelden: man/vrouw, vorm/materie, subject/object. De laatste kenmerkt een reële relatie tussen feiten; zij bestaan altijd uit 2 componenten, 2 ‘polen’, die nooit afzonderlijk voorkomen, maar ‘elkaar aanvullen’ in de werkelijkheid, en die niet tot een verglijdende schaal behoren, zoals de 3 voorbeelden van de contraire tegenstelling. (4) Dialectische tegenstellingen.
Capra: ‘Het bewustzijn dat alle tegenstellingen polair zijn en dus een eenheid vormen, wordt door de Oosterse spirituele tradities gezien als één der hoogste idealen van de mensheid. “Wees eeuwig in waarheid, voorbij aardse tegenstellingen!” is het advies van Krishna,’ en: ‘Dit idee van de impliciete eenheid van alle tegenstellingen, is voor de Westerse geest verschrikkelijk moeilijk te aanvaarden. Het lijkt ons nogal paradoxaal dat ervaringen en waarden waarvan we altijd geloofd hebben dat ze tegenstrijdig moeten zijn, uiteindelijk aspecten van hetzelfde zijn.’ (145, 114) Klbla! Glt!
Verzorging en foltering zijn ook beide ‘aspecten’ van menselijk handelen, maar zijn er niet minder tegengesteld om; ervaringen als plezier en pijn zijn ook beide ‘aspecten’ van het gevoelsleven, maar zijn er niet minder tegengesteld om; predicaten als waar en onwaar zijn ook beide eigenschappen van beweringen, maar zijn er niet minder tegenstrijdig om; en waarden als goed en kwaad zijn ook beide ‘aspecten’ van de ethiek, maar zijn daardoor niet minder elkaars te-
gendeel. Het ‘verlichte’ standpunt van waaruit alle tegenstellingen ‘geünificeerd en getranscendeerd’ worden (147), alsof zij daardoor opgeheven worden, is een achterlijk en immoreel standpunt. Zo is dat.
De woorden yin en yang, ontstaan in China, betekenden aanvankelijk ‘de schaduwzijde’ respectievelijk ‘de zonnezijde van de berg’, ‘de yang keert cyclisch terug tot zijn begin, yin bereikt haar maximum en maakt plaats voor yang’, aldus Kuei Ku Tzu in de 4de Eeuw voor Christus. ‘Seizoenveranderingen en de resulterende verschijnselen van groei en afsterving in de organische natuur werden door de Chinezen gezien als de duidelijkste uitdrukking van het samenspel tussen yin en yang, tussen de koude en donkere winter en de warme en heldere zomer.’ (107) En binnen de kortste keren omvat yin/yang contraire tegenstellingen (‘donker/licht’, ‘rust/beweging’, ‘passief/actief’, ‘zwak/sterk’), polaire tegenstellingen (‘vrouw/man’, ‘buitenkant/binnenkant’), dialectische tegenstellingen (‘wanneer één van de twee zijn maximum bereikt, bevat zij zelf al het zaad van haar tegendeel’ (107)) en onderscheidingen (‘yin-organen/yang-organen’, ‘yin-voedselbestanddelen/yang-voedselbestanddelen’).
Kennelijk ressorteren alle denkbare soorten tegenstellingen en onderscheidingen onder het yin/yang Tweemanschap; daarom is Capra's uitspraak dat het yin/yang concept uitsluitend polaire tegenstellingen symboliseert (106), kloekklinkklare onzin. Let op! Een algemeen menselijk verschijnsel (het aanbrengen van onderscheidingen en het opsporen van tegenstellingen) als bewijs voor ‘de diepgaande harmonie tussen Oosterse wijsheid en moderne Westerse wetenschap’ (160). De capriolen van Capra.
Salto! Salto!
Maar Capra heeft nog meer capriolen in zijn holistische hoed. De golf/deeltje dualiteit uit de quantummechanica is toch een yin/yang-concept bij uitstek? Had ridder Niels Bohr immers niet het yin/yang-symbool uitverkoren om zijn nieuwe familiewapen op te sieren?
Neem even nota: eerst was ‘de eenheid van alle tegenstellingen’ nog ‘verschrikkelijk moeilijk te aanvaarden voor de Westerse geest’, nu schijnt het weer al te bestaan in de Westerse exacte wetenschap!
Zoals in de kunst het androgyne wezen de vleesgeworden polaire tegenstelling man/vrouw is, is in de quantummechanica het electron (bijvoorbeeld) de fysisch geworden polaire tegenstelling golf/deeltje. Zoals wij voor de ontdekking van het androgyne wezen in staat waren de mensheid in mannen en vrouwen te scheiden, waren wij voor de ontdekking van de quantummechanische entiteit electron in staat de fysische werkelijkheid te scheiden in golven en materie. Zoals wij de polaire tegenstelling man/vrouw naar het slijk der fantasie zouden verwijzen indien wij allen androgyne wezens waren, zouden wij hetzelfde doen met de polaire tegenstelling golf/deeltje indien wij electronen waren. Maar wij zijn geen androgyne wezens, en kunnen daarom alleen iets van het androgyne wezen begrijpen met behulp van de aan onze ervaringswereld ontleende begrippen man en vrouw, wij zeggen dat zij in het androgyne geval ‘elkaar aanvullen’; idem dito zijn wij evenmin electronen, en kunnen daarom alleen iets van het microscopische electron begrijpen met behulp van de aan onze macroscopische ervaringswereld ontleende begrippen golf en deeltje, wij zeggen dat zij in het electron-geval ‘elkaar aanvullen’, dat zij ‘complementair’ zijn. Contraria sunt complementa staat op het wapen van de quantumridder. De quantummechanica beschrijft het gedrag van electronen in alle omstandigheden: zowel in die waarin het ‘golf-aspect’ op de voorgrond treedt, als in die waarin het ‘deeltjes-aspect’ zich manifesteert. Zoals wij alleen maar kunnen spreken over het tweeslachtige karakter van het androgyne wezen, spreken wij over het duale karakter van electronen. Dit is de idee van complementariteit.
Of men het yin/yang concept, krachtens de Chinese literatuur, alle mogelijke tegenstellingen, tweedelingen en onderscheidingen laat omvatten, of dat men het, in overeenstemming met Capra's verminking, voor polaire tegenstellingen reserveert, de idee van complementariteit kan het nooit insluiten. Omdat haar geldigheid zich beperkt tot de microfysische wereld, die pas in deze eeuw, met behulp van veel & ingewikkelde technische apparatuur, voor ons toegankelijk is geworden. En omdat het quantummechanisch ‘deeltje’ het enig bekende bestaande fenomeen is waarop zij van toepassing is, dat in de Chinese literatuur vanzelfsprekend volslagen onbekend is. En toch bezweert Capra hier een ‘diepgaande harmonie tussen oude Oosterse wijsheid en moderne Westerse wetenschap’ aan te tonen.
Het is een krankzinnige bewering.
Leegheid en vorm
‘De brahman van de hindoes, de dharmakaya van de boeddhisten en de tao van de taoïsten, kunnen misschien gezien worden als het geünificeerde veld dat niet alleen ten grondslag ligt aan de verschijnselen die door de fysica bestudeerd worden, maar ook aan
alle overige verschijnselen,’ zegt Capra (211).
Het wordt eentonig, maar valt de brahman soms ook uiteen in de electromagnetische, sterke, zwakke en gravitatie wisselwerking? Zegt de dharmakaya soms iets over deze wisselwerkingen? Staat in de tao soms hoe de unificatie in elkaar steekt? (Dan wisten de oude taoïsten meer dan alle levende fysici.) Zijn er in de mystieke literatuur werkelijk parallellen te vinden met de quantum-electrodynamica, met de quantum-chromodynamica, met de Weinberg-Salam theorie, met de grootse unificatietheorieën, met de quantum-veldentheorie, of met de quantum-gravitatietheorie?
‘Misschien’, schrijft Capra er armslagtig tussen. Misschien heeft hij heel even beseft dat hij wind aan het likken is.
Een ander mystiek concept met kosmische geldigheid is tsj'i. Letterlijk betekent tsj'i ‘gas’ of ‘ether’; in het oude China is tsj'i tevens ‘de vitale adem’ of ‘de energie die de kosmos doordringt’; volgens Chang Tsai is ‘de Grote Leegte vervuld van tsj'i’; tsj'i is ook de basis van de vloeiende beweging van T'ai Chi Ch'uan, de taoïstische dans van de krijger; het lichaam bezit tsj'i-kanalen, acupunctuur stimuleert een gezonde tsj'i-stroom door deze kanalen; ‘De neoconfucianen ontwikkelden een notie van tsj'i die de meest treffende gelijkenis vertoont met het concept van het quantumveld in de moderne fysica,’ verkondigt Capra (213, 223).
Is het werkelijk nodig hier nog op in te gaan?
Even dan. De enige, oppervlakkige gelijkenis tussen de neo-confuciaanse interpretatie van het kennelijk paninterpretabele tsj'i-concept enerzijds en het quantumveld anderzijds, is dat tsj'i de Leegte doorstroomt zoals het quantumveld het vacuum opvult. Een treffender gelijkenis laat zich inderdaad erg moeilijk bedenken. Het quantumveld is een beschrijvingswijze waarbij deeltjes, of quanta, gecreëerd en vernietigd (kunnen) worden; een dergelijke notie is natuurlijk helemaal nergens te vinden bij de neo-confucianen. Maar Capra ontwaart nu eenmaal dingen die voor de gewone sterveling tot het Eind der Tijden verborgen zullen blijven.
Het is & blijft heltergend vagevuur.
Rudy Kousbroek zet de tsj'i-zaak in historisch perspectief: ‘De ethertheorie bleek al lang geleden ontdekt te zijn door allerlei Wijzen uit het Oosten. Was de ether niet frappant precies hetzelfde als de tsj'i van de Chinezen? Maar sinds de ethertheorie niet bleek te kloppen hoor je dat niet meer claimen. De tsj'i is nu allang weer wat anders’, namelijk het quantumveld volgens Capra. ‘Als nu één dezer dagen de quantumveldtheorie op zijn beurt het (quantum)veld moet ruimen, wat lang niet ondenkbaar is, dan verdwijnt de tsj'i weer voor een poosje van het toneel, klaar om straks weer in een nieuwe frappante gedaante herboren te worden. Reïncarnatie. De myriaden verschijningsvormen van de tsj'i. Niets is immers bestendig in deze efemere wereld.’
9. Een ontvleugelde papegaai
Zoals beloofd in de Inleiding is het een prachtexemplaar. Frida Balk-Smit Duyzentkunst schond in ‘het meest informatieve ochtendblad’ van 7 maart 1986 de Wet van Behoud van Nonsens: zij produceerde meer dan zij tot zich had genomen.
In zijn Science and the Common Understanding (1954) populariseerde Robert Julius Oppenheimer de kinematiek van het electron volgens de quantummechanica als volgt: ‘Als we bijvoorbeeld vragen of de positie van het electron hetzelfde blijft, moeten we “nee” zeggen; als we vragen of de positie van het electron verandert in de tijd, moeten we “nee” zeggen; als we vragen of het electron in rust is, moeten we “nee” zeggen; als we vragen of het beweegt moeten we “nee” zeggen.’
Als we vragen of Oppenheimer zich juist uitdrukt, moeten we ‘nee’ zeggen, want in plaat van ‘nee’ hoort er te staan: ‘dat kunnen we niet met honderd procent zekerheid zeggen’. Professor Capra weet dit natuurlijk ook wel, maar neemt toch deze woorden van Oppenheimer zonder enige toelichting over, om er vervolgens een rijmpje van de Indische wijsgeer Isa Upanishad aan toe te voegen (154):
Gelooft professor Capra soms dat Isa in de 6de Eeuw voor Christus ook de waarschijnlijkheidsinterpretatie van de quantummechanische golffunctie populariseerde? (Zo nee, waar praten we dan nog over?) Te laf is Capra om deze vraag ronduit bevestigend te beantwoorden; liever laat hij de suggesties vrij ronddrijven.
Het zijn deze suggesties waar Frida Balk-Smit Duyzentkunst met volle teugen van geniet: ‘Deze fysische waarheid, zo leert ons Capra, kan zonder moeite worden uitgedrukt met de woorden: ‘Het beweegt, het
beweegt niet.’ Mjam mjam. ‘Of we nu Oppenheimer of die Indiër als zegsman zien, de uitspraak gaat over iets dat beweegt en tegelijkertijd niet beweegt.’ Smikkel smikkel.
Pardoes begint Frida Balk-Smit Duyzentkunst verbaal te kokhalzen: ‘De woorden van Pappenheimer betreffen hun (van de fysici) bloedeigen zelf-ontdekte natuurwetenschappelijk vastgestelde electron, en de waarheid van het electron is een contradictie, niet eens een paradox oftewel schijnbare tegenstrijdigheid, maar een echte, waarbij zelfs de exacte fysicus zich neer moet leggen.’ Splasj!
Dat Frida Balk-Smit Duyzentkunst zich wat de quantummechanica betreft, verlaat op een onjuiste popularisering uit tweede hand, is tot daar aan toe.
Dat Frida Balk-Smit Duyzentkunst de suggestie van Capra omtovert in een bewering, is haar toegestaan.
Dat Frida Balk-Smit Duyzentkunst niet weet dat een contradictie iedere theorie opblaast, is haar niet kwalijk te nemen.
Dat Frida Balk-Smit Duyzentkunst nog geen kennis heeft genomen van de elementaire notie uit de logica dat iedere contradictie onwaar is, is niet moeilijk te begrijpen.
Dat Frida Balk-Smit Duyzentkunst taalkundeprofessor is te Amsterdam, is heel moeilijk te begrijpen.
Dat Frida Balkt, Slikt, Duizelt, klunst, moet zij voor zichzelf weten.
Dat op de schouders van Frida Balk-Smit Duyzentkunst een vissekom rust waarin de tegenstrijdigheden rondzwemmen als uitge-
hongerde piranha's, kan zij ook niet helpen; maar dat Frida Balk-Smit Duyzentkunst hiervoor een rechtvaardiging meent te hebben gevonden, getuige de onfrisse zelfgenoegzaamheid waarmee de woorden uit haar mondhoeken druipen, dat is onvergeeflijk.
Aan het einde slaat het keelmaagdarmkanaal van Frida Balk-Smit Duyzentkunst compleet op hol: ‘De meeste fysici willen er niet aan dat zij tevens mystici zijn. Als ik Capra goed begrijp sluit hij niet uit dat ook de fysicus tot de slotsom komt dat wat de atomen bijeenhoudt liefde is. Liefde als uitkomst van natuurkundig onderzoek. Dat is nieuw.’
Grapje?
Als Frida Balk-Smit Duyzentpoot even lang was als stompzinnig, lag er een laagje eeuwige sneeuw op haar vissekom. Ook dat is nieuw.
10. Capra over de relativiteitstheorie
In de natuurkunde is tijd wat de klok meet. Naast deze objectieve tijd bestaat de subjectieve tijdsbeleving: de tijd zoals een persoon die ervaart. De tijd kan voorbij vliegen of kruipen, maar de wijzers van de klok draaien hun regelmatige rondjes. Als men Capra moet geloven, hebben de mystici ‘noties van tijd en ruimte die sterk lijken op die uit de relativiteitstheorie’ (171). De subjectieve tijdsbeleving in mystieke ervaringen heeft kennelijk geleid tot het objectieve tijdsbegrip uit de relativiteitstheorie.
De essentie van het relativistische tijdsbegrip is dat bewegende klokken ten opzichte van elkaar sneller of langzamer lopen. Dit tijdsbegrip, of iets dat er op lijkt, is net zo min in de mystieke literatuur te vinden als blauwdrukken van micro-processors.
Wat is er dan wel te vinden met betrekking tot het begrip tijd? Dit: ‘De mystici beweren een ruimte-tijd gebied waar te nemen waar de tijd niet langer vooruitgaat,’ en dit: ‘Oosterse mystiek is een bevrijding van de tijd.’ De mystici benadrukken dat ‘de gangbare tijdservaring wordt overstegen. In plaats van een lineaire opeenvolging van ogenblikken, ervaren zij - zeggen ze - een oneindig, tijdloos en toch dynamisch heden.’ En dit van Zenmeester Dogen: ‘Men gelooft dat de tijd voorbijgaat; in wezen blijft zij waar zij is. Het idee van voorbijgaan mag tijd genoemd worden, maar het is een onjuist idee, want omdat men haar alleen ziet als voorbijgaan, kan men niet begrijpen dat zij blijft waar zij is.’ (186, 187, 179)
De tijdstilstandservaring van de mystici is in strijd met het tijdsbegrip uit de relativiteitstheorie, in tegenstelling tot wat Capra denkt. Want om klokken te laten stilstaan, moet je volgens de relativiteitstheorie met de lichtsnelheid bewegen, hetgeen onmogelijk kan (omdat er een oneindige hoeveelheid energie voor nodig is).
Dit verzwijgt Capra, zoals een bedrieger betaamt.
Als laatste krampachtige poging om zijn claim een schijn van onderbouwing te geven, sleept Capra de tijdomkeer en tijdsymmetrie uit de relativistische quantummechanica erbij. Met mystiek en met de door Capra geciteerde passages van mystici heeft het echter evenveel te maken als de regels voor Feynmandiagrammen met de regels van Korthuis.Ga naar voetnoot*
Met het 4-dimensionale ruimte-tijd continuum uit de relativiteitstheorie vaart er voor de mystici niets nieuws aan de horizon. Zij zijn ‘in staat direct en concreet een hogere dimensionale realiteit te ervaren’. De Indische mysticus Sri Aurobindo spreekt over ‘een subtiele verandering die je een soortement vierde dimensie laat schouwen’. En de tantrische boeddhist Lama Anagarika Govinda ijlt over ‘multi-dimensionale ervaringen’ en over ‘een levend continuum waarin tijd en ruimte zijn geïntegreerd’. (150, 171, 186)
Ten eerste weten we van Hepie dat de mystieke ervaringen verwoord worden met begrippen waarover men reeds beschikt - en dat er geen criteria bestaan om bovenbouwen op juistheid te selecteren -, dus in de Twintigste Eeuwse bovenbouwen verschijnt plotseling het woord dimensie ten tonele. Want zowel Aurobindo als Govinda zijn hedendaagse mystici; hun voorvaderen kenden het woord dimensie nauwelijks: ze ervoeren geen ‘multi-dimensionale realiteit’ en schouwden niet in ‘een soortement vierde dimensie’. In de relativiteitstheorie is de betekenis en het gedrag van het begrip dimensie wiskundig vastgelegd, in de mystieke bovenbouw betekent het niets. Voor de zoveelste keer legt Capra louter verbaal contact.
Ook dit verzwijgt Capra, zoals een oplichter betaamt.
Ten tweede merk je alleen iets van het 4-dimensionale karakter van het ruimte-tijd continuum, wanneer je beweegt met snelheden in de buurt van de lichtsnelheid. Of Sri en Lama al mediterend snelheden van tegen
de miljard kilometer per uur halen, is een vraag die niet zonder meer bevestigend mag worden beantwoord.
De enige twee denkbare scenario's voor de toekomst van het universum zijn dat het huidige zal voortbestaan, of dat het eens ten onder zal gaan. Alle kosmologiën, van die uit de oude hindoestaanse sagen tot die uit de Griekse mythologie, en van die uit de Chinese traditie tot de moderne kosmologie als tak van de natuurkunde, doen uitspraken over deze mogelijkheden; daar zijn het kosmologieën voor.
Wanneer Capra uitroept dat ‘de hindoes evolutionaire kosmologieën ontwikkelden die erg dicht in de buurt van onze moderne wetenschappelijke modellen komen’, zal hij aanzienlijk verder moeten gaan dan te beweren dat het ‘ritmische Lili spel’ met haar ‘oneindige cycli’ verbluffend overeenkomt met de idee van een pulserend heelal uit de kosmologie. Maar Capra stapt geen femtometer verder; het enige waartoe hij in staat blijkt, is hysterisch uitkraaien dat ‘het de mens meer dan 2000 jaar heeft gekost om opnieuw met een zelfde concept te komen’ (90). Hupsaké!
Stappen wij enkele femtometertjes verder, dan zien we hoe de kosmologie informatie biedt over wat zich allemaal in het heelal bevindt, over hoe het allemaal is verdeeld, over in welke toestand het zich bevindt, over waarom het heelal uitdijt, over waarom het kan samentrekken, over waar dat van afhangt en over de ontstaansgeschiedenis van het heelal. Daarnaast moet de kosmologie rekening houden met wat zich afspeelt in, om de belangrijkste te noemen, de sterrenkunde, de thermodynamica, de elementaire deeltjestheorieën, de astrofysica, en de algemene relativiteitstheorie. Bij dit alles komen volgens Capra de hindoesagen ‘erg dicht in de buurt’.
Fritjof Capra is niet alleen een zwendelaar, maar ook een leugenaar.
‘Oosterse filosofie, in tegenstelling tot de Griekse, heeft altijd vol gehouden dat ruimte en tijd constructies van de geest zijn. De Oosterse mystici behandelen hen als alle andere intellectuele concepten; als relatief, beperkt en illusoir.’ (163)
Na alle vrije associatie en oppervlakte-gespetter tovert Capra hier een syllogisme uit zijn mystieke mouw:
premisse major:
Alle intellectuele concepten zijn relatief, beperkt en illusoir, volgens de mystici.
premisse minor:
Ruimte en tijd zijn intellectuele concepten.
conclusie:
Ruimte en tijd zijn relatief, net zoals in de relativiteitstheorie, en beperkt en illusoir.
Geen speld tussen te krijgen. Of wel soms?
‘Relatief’ betekent in de Oosterse filosofie ‘beperkt’, ‘illusoir’, ‘subjectief’, dus ‘afhangend van de toevallige subjectieve mentale toestand van de spreker’, maar betekent in de relativiteitstheorie ‘afhangend van de objectieve bewegingstoestand van meetlatten & klokken waarmee gemeten wordt’. Vervangen wij nu de woorden ‘relatief’ in het syllogisme door hun respectievelijke betekenissen, dan staat er geen syllogisme meer maar een drogredenering. En drogredeneren is bedriegen.
Het relativistische tijdsbegrip, het 4-dimensionaal ruimte-tijd continuum, het pulserend heelal, het is volgens Fritjof Lepra gesneden koek voor de mystici. Voor ons is het gesneden koek dat het mallotige prietprutpraat is, waarmee 100.000en zandhoofden zich gewillig laten belazeren.
11. Epie & Hepie over Capra
De kamer met de boeken is rechthoekig. Tegenover de zware eiken deur bevinden zich openslaande deuren, met vierkante ruitjes in houten sponningen. In de lengterichting van de kamer staat een kolossale eiken tafel, met aan weerszijden even kolossale stoelen. Het vergt van Epie & Hepie een niet geringe inspanning op deze stoelen te klimmen; en eenmaal op de stoelen gezeten, bovenop een stapel kussens, komen zij nog juist met hun hoofd boven de tafel uit. De rechterwand van de kamer wordt volledig in beslag genomen door eiken boekenkasten. Het grootste gedeelte is gevuld met aardige, curieuze en ongelezen boeken, het overige gedeelte met troep, waaruit bij tijd en wijle boeken in de vuilnisbak verdwijnen - een taak die is toebedeeld aan Hepie. De linkerwand van de kamer wordt maar ten dele bezet door boekenkasten, daar staan uitsluitend meesteren standaardwerken in. Er hangen bovendien twee lijsten; in de ene een bruin-witte foto van Madonna, een keuze van Epie, in de andere een tekening van Nietzsche, de eerste ingelijste Bindervoet. ‘Nietzsche ontmoet de man met de hamer’ staat onder een kruis waaraan Nietzsche is vastgenageld; in een taal die Epie noch Hepie machtig is, zegt de filosoof: ‘ΕΛΙ ΕΛΙ ΛΑΜΑ ΣΑΒΑΧΘΑΝΙ.’ Tegen de boekenkasten staan ladders, waarop Epie & Hepie moeten klimmen om een boek te pakken. Een pocket of kleine paperback kunnen zij beiden nog wel alleen af,
maar de overige boeken betekenen een karwei voor twee. Epie herleest voornamelijk de meester en standaardwerken uit de linkerkast, en als hij, meestal op aandringen van Hepie, een boek uit de rechterkast leest, zet hij het na lezing meestal in de troepkast; zodat zijn activiteit bestaat uit het warm houden van de linkerkast en het vullen van de troepkast met werken uit de andere rechterkast. Herlezen doet Hepie zelden; hij leest de ongelezen boeken en zet ze in de regel terug op dezelfde plaats, en soms in de troepkast. Als Hepie zelfstandig een boek in de troepkast zet, dan is het ook troep. Een boek in de linkerkast zetten durft Hepie niet zonder de goedkeuring van Epie, iets waar Epie, andersom, wel de moed toe heeft. Hepie weet veel en Epie begrijpt veel, daarom doet Epie het huishouden en mag Hepie lezen, de hele dag door. Tot deze situatie zijn zij overeengekomen, maar wat zij niet weten, is dit: het is hun lot.
epie - Wat lees je Hepie?
hepie - The Tao of Physics, van ene Fritjof Capra.
epie - Waar mag dat over gaan?
hepie - Over de parallellen tussen de oude Oosterse mystiek en de moderne Westerse natuurkunde.
epie - Zet maar in de troepkast.
hepie - Nou zeg, je hebt er nog geen letter in gelezen!
epie - Hoeft ook niet. Fysica en mystiek zijn volkomen onvergelijkbare grootheden en gaan over volkomen verschillende zaken. Wat valt daar nou van te verwachten?
Hepie kijkt sip.
epie - Vooruit, laat maar eens wat horen dan.
hepie - Ik heb je al over de mystiek verteld, over de moeilijkheid mystieke ervaringen te verwoorden...
epie - Dan zal die moeilijkheid zich ook wel voordoen bij het vergelijken van de twee.
hepie - ...Capra zegt daarover: ‘Het feit - evident uit ieder dagblad - dat de mensheid niet veel wijzer is geworden de laatste tweeduizend jaar, ondanks een enorme toename van rationele kennis, is voldoende bewijs voor de onmogelijkheid mystieke kennis via woorden over te dragen.’
epie - Dat is nog eens redeneren! Nu ik. Het feit - evident uit ieder dagblad - dat de mensheid niet veel wijzer is geworden de laatste tweeduizend jaar, ondanks een enorme toename van het haarwassen, is voldoende bewijs voor de onmogelijkheid je haar te bevuilen met shampoo.
Ha ha ha! Ha ha ha!
hepie - Gaan we weer spotten?
epie - Jaah!
hepie - Nou, even serieus. Capra zegt: ‘Voor hen die deze harmonie ervaren hebben, is de betekenis van de parallellen tussen de wereldbeelden van de natuurkunde en de mystiek boven iedere twijfel verheven.’
epie - Dat doet mij denken aan die Jehovagetuige, die zei dat wij ongelovig waren omdat we het Licht nog niet deelachtig waren geworden. Ik antwoordde dat er geen Licht bestaat, waarna hij vertelde die avond voor mij te zullen bidden. Amen.
hepie - Hier: ‘De dansende god en de fysische theorie zijn beide scheppingen van de geest: modellen om de auteurs' intuïtie van de realiteit te beschrijven.’
epie - Wat zegt dat nou weer? De ‘menselijke geest’ kan zowel waarheden als leugens verzinnen. Astrologie en astronomie zijn beide ‘scheppingen van de menselijke geest’, maar de eerste is flessentrekkerij en de tweede de wetenschap van de sterren. Bovendien beschrijven fysische theorieën geen ‘intuïties’ maar feiten.
hepie - Neem dit eens: ‘Binnenin het atoom doordringend, en zijn structuur onderzoekend, transcendeerde de wetenschap de grenzen van onze zintuiglijke verbeelding. Vanaf dit punt, kon zij niet langer met absolute zekerheid vertrouwen op logica en gezond verstand. Net als de mystici hadden de fysici te maken met niet-zintuiglijke waarnemingen van de werkelijkheid.’
epie - Hoe krijgt-ie het op papier! Er is nog nooit een intelligente denker geweest die wel op zijn ‘gezond verstand’ vertrouwde, en ook nog nooit een die niet op de logica vertrouwde.
hepie - Jij altijd met je logica.
epie - Weet je wel wat logica is?
hepie - Nou?
epie - De leer der geldige redeneringen, om het even eenvoudig te houden.
hepie - En wie bepaalt of een redenering geldig is of niet?
epie - Wie bepaalt of een rekensommetje goed is gemaakt? Iedereen mag dat in principe bepalen. Je kunt het leren: een geldige redenering is een redenering die uit ware premissen uitsluitend ware conclusies trekt.
hepie - En welke premissen zijn waar?
epie - Dat is een vraag naar de juistheid van beweringen, die behoort niet tot het competentiegebied van de logica. De logica dwingt je alleen de aannamen uit een betoog, die dan per definitie waar zijn, expliciet te maken, en voorkomt het binnensluipen van andere waarheden, of onwaarheden. Wie de logica verwerpt, wil zijn aannamen liever in het duister houden, waarschijnlijk uit onzuivere motieven, of
wil stiekum onwaarheden binnen smokkelen. Niet zondigen tegen de logica is een kwestie van intellectueel fatsoen, meer niet. Natuurkundigen zullen de logica nooit opzij schuiven en hebben dat ook nooit gedaan. Het is een leugen van die Capra. Hij zal daar zelf wel baat bij hebben.
hepie - Dat kan allemaal wel wezen, maar de mystici redeneren nou juist niet...
epie - En daar begint het gelazer.
hepie - ...maar ervaren waarheid: ‘Zen is er van overtuigd dat woorden nooit de ultieme waarheid kunnen uitdrukken.’
epie - Waar komt die overtuiging vandaan? Op dezelfde manier is de paus er ook van overtuigd dat God bestaat.
Een bewering is taal. Waarheid is een eigenschap van een bewering. Een bewering is waar, indien zij correspondeert met een feit of feitelijke stand van zaken. Waarheid is nergens anders op van toepassing, het is een Zen-misvatting.
hepie - Misvatting of niet, mystici krijgen inzichten door mystieke ervaringen, die, zoals je weet, nonverbaal zijn.
epie - Hoe luiden die inzichten dan wel?
hepie - Je kunt ze niet uitspreken, ze zijn ook nonverbaal; je moet ze ervaren, je moet ‘de woorden transcenderen’ en zo een toestand van ‘bevrijding’ bereiken, zegt Capra.
epie - Als je die inzichten toch niet kunt verwoorden, toch niet kunt opschrijven, waar is dat verbale klysma van ruim 300 bladzijden dan voor nodig?
hepie - Misschien om ze te duiden...
epie - Inzichten die niet mee te delen zijn, zijn geen inzichten. Een toestand van ‘bevrijding’ zonder de taal? De taal is geen gevangenis! Zonder de taal zijn wij geestelijk dood. Precies het tegengestelde is waar: pas door de taal kunnen wij denken, pas door de taal verwerven wij inzicht, pas door de taal kunnen wij op een genuanceerde wijze
communiceren; pas door de taal zijn wij VRIJ!
Epie's hoofd wordt knalrood; hij deint op zijn stapel kussens heen & weer, alsof hij bovenop een polsstok zit.
hepie - Rustig toch Eep! Straks val je!
epie - Altijd dat gebral over wat de taal allemaal niet zou kunnen. Alsof de literatuur niet bestaat! Alsof er nog nooit 1 gedicht is geschreven!!
Epie valt op de grond!
epie (vanaf de grond) - Met zijn verkoolde sintelproza zit je inderdaad opgesloten in de kolenkachel! Por het vuur nog maar wat op, Hepie! Geef mij de pook maar eens! Hoppa! Hoppa!
Hepie maant Epie tot kalmte. De kalme Epie beklimt zijn stoel. Zij gaan verder met praten.
hepie - En toch denken de mystici daar anders over.
epie - Denken! Dus taal!
hepie - Rustig, rustig. Ik zal wat concreter worden. De boeddhist Ashvagosha beweert dat ‘alle verschijnselen in de wereld niets anders zijn dan de illusoire manifestatie van de geest, zij hebben op zichzelf geen realiteit’.
epie - Je reinste solipsisme. De fysica staat daar lijnrecht tegenover hoor.
hepie - Nee, het gaat om de realiteit van concepten. De mahayana boeddhist beweert dat ‘alle concepten over de werkelijkheid, bedacht door de menselijke geest, uiteindelijk leeg zijn’. Denk maar eens aan de begrippen golf en deeltje uit de quantummechanica.
epie - Die zijn niet leeg! Dat wij ze verzonnen hebben, zegt niets over hun toepasbaarheid op de wereld. Atoom, zwaartekracht, waterdruppel, electromagnetische straling, planeet, snelheid, deeltje, golf, allemaal door mensen bedacht, maar toch allesbehalve leeg.
hepie - Leeg is inderdaad wat extreem. Concepten zijn wel ‘relatief, beperkt en illusoir’, zoals ruimte en tijd, volgens de Oosterse mystici.
epie - Wat krijgen we nou weer? Ruimte en tijd illusies? Volgens mij hebben ze gewoon ontregelde tastzintuigen en een kapot horloge!
Ha ha ha. Hoe hoe hoe!
hepie - Lach jij maar. Er bestaan volgens Capra toch verrassende overeenkomsten tussen de wereldbeelden van de mystiek en de fysica.
epie - O ja? Dachten de mystici eeuwen geleden al in termen van mesonen, quarks, leptonen, quantumvelden, wisselwerkingen, potentialen, Hilbertruimten, tensoren, electronen, observabelen, impulsmomenten, quantisatie, en zo zou ik nog wel uren door kunnen gaan.
hepie - Nee, niet expliciet.
epie - Maar waar praten we dan in godsnaam nog over?
hepie - Het gaat meer om overeenkomsten in algemene zin.
epie - Algemene zin? Waar de fysica ‘in algemene zin’ spreekt, wordt zij gesteund door een fundering van details, door experimentele resultaten, door feiten. Wat is het fundament van het mystieke wereldbeeld?
hepie - De mystieke ervaring!
epie - Een psychische ervaring. Ik zal het nog één keer uitleggen Heep. Wanneer ik jou een boek onder ogen breng, dan zie jij dat boek. Wanneer ik tegen jou praat, dan hoor jij mij. Ik kan bij jou een zintuiglijke ervaring veroorzaken, maar nooit een mystieke ervaring. Daarom verschaffen zintuiglijke gewaarwordingen ons informatie over de werkelijkheid buiten ons, en mystieke ervaringen niet. Lees maar weer eens wat anders voor.
hepie - Asvagosha zegt: ‘Wanneer we materie opdelen, kunnen we het reduceren tot atomen. Maar het atoom kan ook weer opgedeeld worden... we kunnen er geen enkel realiteitsgehalte aan toekennen.’
epie - Bomen bestaan niet echt omdat je er planken van kunt zagen?
Ha ha ha! Ho ho ho!
hepie - Wat een gein hè?
epie - Je haalt de woorden uit mijn mond.
hepie - En wat dacht je hier van: ‘In hun pogingen om het levensmysterie te begrijpen, hebben mannen en vrouwen vele verschillende wegen bewandeld. Tot deze wegen behoren die van de wetenschapper en de mysticus, maar er zijn er veel meer; de wegen van de dichters, de kinderen, de clowns, de shamanen, om er een paar te noemen.’ ‘Zij zijn alle geldig en nuttig in de context waaruit zij voort komen.’
erik - Net als die van de massamoordenaar, de postmodernist, de gek, het lijk, de mensen die nog geboren moeten worden, de mensen die nooit geboren zullen worden, de mensen die allang geboren zijn, ...
epie - Ben je er achter gekomen waarom Capra de fysica zo graag wil verbinden met de mystiek?
hepie - Mislukt als natuurkundige? Profileringsdrang? Horigheid aan het pluralisme? Hij is een wereldverbeteraar? Hij heeft een mystieke ervaring gehad aan het strand!
epie - Ik kan ook geen verzachtende omstandigheden bedenken.
Wat vindt professor J. Hilgervoord van de capreske verbanden? Hij is tenslotte de ne-
derlandse kenner op het gebied van de quantummechanica-interpretatie.
hepie - Hij besluit een artikel in het tijdschrift Wending daarover met: ‘Mysterieus is het zeker. In hoeverre het met mystiek te maken heeft laat ik graag aan uzelf ter beoordeling.’
epie - Zo gaat dat. De samenleving betaalt iemand een ton per jaar om ergens iets van af te weten, en wanneer zij vraagt of er een charlatan de wereld betreedt, blijkt de Hilgerpoort gesloten.
hepie - Onlangs verscheen De kitsch van het holisme van een zekere Michel Korzec, een ‘twistschrift’ dat onder andere tegen Capra gericht is.
epie - Aha! De officiële oppositie.
hepie - Daar lijkt het aanvankelijk wel op, maar het maagzuur verschijnt alweer in je mond wanneer je moet lezen dat ‘holisten als Capra vaak gelijk hebben’. En over de Tao kakelt Korzec dat ‘de overeenkomsten tussen de moderne natuurkunde enerzijds en de Oosterse wijsbegeerte anderzijds op een overwegend interessante en genuanceerde wijze beschreven’ worden.
epie - Commentaar overbodig... (na enig gegrom) Wat een nonsensikale rambam! Dat overkalken en aangapen van mystieke texten, zonder enige zinnige uitleg of samenhangende interpretatie vindt hij ‘genuanceerd’! Dat eindeloze bombardement herhalingen op je centrale zenuwstelsel vindt hij ‘overwegend interessant’!
hepie - Wind je toch niet zo op. Luister eens naar het vrij onverwachte gemekker van Rudy Kousbroek in zijn Voorwoord bij de De Dansende Woe-Li Meesters van Gekky Zukav over de interpretatie van de quantummechanica: ‘Het is duidelijk dat verwijzingen naar bewustzijnsstaten, de dans van Shiva, naar de Weg zonder Vorm en de I Ching, naar koans en de Uiteindelijke Eenwording op sommige mensen een grote aantrekkingskracht uitoefenen en daar is niets op tegen.’
epie - Niets op tegen? Juist daar is alles op tegen, omdat het verbanden en overeen-
komsten suggereert die er niet zijn!
Maar goed, wat is nu eigenlijk de moraal van de Tao? Moeten de natuurkundigen hun laboratoria sluiten en een hutje in de bergen betrekken om al mediterend de werkelijkheid te onderzoeken?
hepie - Capra zegt zelf van niet.
epie - Wat dan? Moeten de fysica en de mystiek meer voor elkaar open staan, elkaar beïnvloeden?
hepie - Dat hoeft ook niet volgens Capra.
epie - Waar is hij dan op uit? Op een soort hybride synthese?
hepie - Hoeft ook niet.
epie - Dus alle natuurkundigen kunnen hun moeizame arbeid gewoon voortzetten? Zonder zich iets van de mystiek aan te trekken?
epie - Precies! Maar dan zullen ze volgens Capra nooit ‘de diepste natuur der dingen’ te weten komen!
Epie is bovenop de tafel geklommen, en staat te dansen & te zingen.
epie - Draaien
Anders dan ga je
Gauw naar de haaien
Eer je het weet
Draaien
Laat je maar paaien
Wel eens te zwaaien
Weg is je leed
hepie - Epie! Kom van de tafel af!
epie - Ik dans de Eper Horrelepiep, die symboliseert het gedrag van de elementaire deeltjes uit de fysica. Strax volgen Zeeuws Meisje, met de Feministische Boterballade; Trudy Kousrok, met de Volendamse Pompendans; Ether Sloterdijk, met de Tiroler Dijenkletser, in kynische Lederhosen; Domberto Eco, met de Spaanse Flamenco met semiotiese zijpasjes; Haary Krishna Mulisch, met de knoop van (G+1)∞H[organisatio-Ia]; en Pitstop Capra, met de Dans van Shiva, veelarmige & veeltenige god der hindoe's!
Hepie rolt over de grond. Epie klimt naar beneden.
epie - Staat de Tao al in de troepkast?
hepie - Ja, ja. Je denkt toch niet dat ik Malle Eppie ben?
george - En Heep, pas in het vervolg op voor groepsnaaiers.
hepie - Ja George.
epie (mijmerend) - Wat een gein...