ik. De timing gebeurt niet zomaar toevallig. De meisjes wachten in de coulissen tot het hun beurt is om het plein op te wiegen. De jongens brengen hun rijwiel tot stilstand seconden voor de meisjes de boom bereiken. Ze zijn mooi, gezond, gracieus, sensueel. Ze hebben geen oog voor de omstaanders, de stervelingen die nescafé slurpen, toast kauwen en toekijken.
‘Denk je dat wij ook zo waren?’
‘Hoe?’ vraagt hij.
‘Toen we nog jong waren. Denk je dat wij ons toen bewogen zoals zij?’
‘Wij zijn nog jong,’ zegt hij.
‘Neen,’ zeg ik, ‘wij zijn niet meer jong.’
We lopen terug naar de studio en ik ben me bewust van mijn heupen die wiegen bij elke stap, mijn armen die heen en weer bewegen door de warme lucht, mijn voeten die zich neerplaatsen op de weg. In de studio maakt hij zich klaar om naar het strand te gaan maar ik leg me op het bed en wacht tot hij naast me komt liggen.
‘Vertel me over Jan,’ zeg ik.
‘Wat wil je weten?’ vraagt hij.
‘Hoe was het die keer met hem?’
‘Dat heb ik je toch verteld.’
‘Was het anders dan met een vrouw?’
‘Ja.’
‘Hoe anders?’
‘Gewoon anders.’
‘Heb je hem gezoend?’
‘Ja.’
‘Ze zeggen dat mannen niet altijd zoenen.’
‘Wat wil je dat ik zeg?’
‘Mis je hem? Verlang je naar hem? Wanneer wij vrijen, denk je dan aan hem?’
‘Luister we hadden gedronken. Ik ken Jan al jaren. Het ene bracht het andere mee. Het is toevallig gebeurd. Het was niet gepland. Jezus, hoe vaak moet ik je dit nog vertellen.’
‘Het is niet wat je denkt. Ik ben niet jaloers. Ik wil alleen weten hoe het was. Hoe het voelde.’
's Avonds drinken we wijn op ons terras.
‘Zou het kunnen,’ zeg ik, ‘dat er hier olie in de lucht zit.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Voel mijn huid,’ zeg ik. Ik sla mijn armen om mijn lijf. Mijn handen glijden heen en weer over mijn bovenarmen.
‘Mijn huid zou ruw moeten zijn van het zoutwater, het douchen, het zweet. Maar ze is soepel en geolied, Zelfs mijn nagels glimmen.’
‘Wel, denk aan alle zonnemelk die je erin wrijft.’
‘Als kind begroef ik vaak mijn gezicht in de bovenarmen van mijn moeder. Ik drukte mijn neus in haar huis en snoof diep.’
Hij wrijft zijn wang over mijn huid.
‘Je hebt een stoppelbaard,’ zeg ik en trek me weg.
De avondbries streelt mijn huid.
‘Ik adem met mijn huid,’ zeg ik.
‘Iedereen ademt met zijn huid. Anders ga je dood.’
‘Ik adem de geuren van dit eiland in met mijn huid.’
Hij zwijgt, steekt een sigaret op, dooft ze weer uit.
‘Hoor je de zee?’
‘Ja,’ zegt hij. ‘Ze likt het strand.’
‘Jammer dat jij niet kan zwemmen.’
‘Spartelen is ook leuk.’
‘Zwemmen is beter.’
‘Waaraan denk jij wanneer we vrijen?’ vraag ik.
‘Aan jou.’
‘Waaraan denk je echt? Waarover fantaseer je? Wat wind je op?’
‘Jij.’
‘Koop jij soms pornotijdschriften?’
‘Soms.’
‘En?’
‘Altijd hetzelfde.’
‘Zal ik je eens vertellen waarover ik fantaseer? Je moet me beloven dat je het aan niemand verteld. Ook aan Jan niet.’
‘Beloofd.’
‘Ik fantaseer dat een man klaarkomt tussen mijn borsten.’
‘Dat heet een parelsnoer.’ zegt hij.
‘Hoe weet je dat?’
‘Ergens gelezen.’
‘Daar gaat mijn allerindividueelste fantasie.’
‘Wat had jij verwacht,’ zegt hij, ‘dat jij in je eentje na eeuwen van sexuele experimenten en fantasieën iets origineels zou bedenken? Leg je op je rug.’
‘Waarom?’
‘Dat zie je wel.’
Hij steunt op zijn handen en beweegt zijn penis heen en weer tussen mijn borsten. In minder dan geen tijd voel ik sperma in mijn hals.
‘Nu heb je een parelsnoer,’ zegt hij.
‘Dank je,’ zeg ik, ‘ik zal het zorgvuldig bewaren.’
Hij geeft me een Kleenex en ik veeg me schoon. Ik had het me anders voorgesteld. Ik hou niet van dit parelsnoer, denk ik, en ga me douchen.