brande nek, zijn kortgeknipte, vlassig blonde haar, zijn profiel dat nors stond van concentratie.
Urenlang kon Erik doodstil aan het water zitten, zonder iets te zeggen. Terwijl ik las of droomde, vage sluimeringen waaruit ik met een schok wakker werd, zonder dat de wijzer op mijn horloge ogenschijnlijk verder was gegaan - zat hij roerloos boven zijn hengel, in zichzelf gekeerd als een boeddha.
Maar vandaag had hij over zijn vader gepraat. Dat gebeurde tegenwoordig wel vaker. Zijn moeder was sinds kort hertrouwd en Erik mocht zijn stiefvader niet. Ik verbaase me over zijn ergernis, zijn moeder was een vrouw van in de vijftig die graag in het middelpunt van de belangstelling stond, wat, gezien haar leeftijd, gemakkelijk tot tragische conflicten had kunnen leiden, en bovendien woonde Erik niet thuis. Maar Erik zei dat zijn stiefvader haar geld inpikte. Wij zaten altijd krap, we studeerden allebei nog, (Erik kunstgeschiedenis en ik filosofie), we waren onpraktische mensen en zouden het waarschijnlijk niet ver brengen op het zakelijke vlak, iets wat Erik bezig hield en mij niet (iedereen was werkloos), ofschoon er ogenblikken waren waarin hij zichzelf zag als geslaagd museumdirecteur, jong en talentvol, in een straalvliegtuig eerste klasse op weg naar New York voor de aankoop van een belangrijk werk en de ontmoeting met interessante persoonlijkheden (een nieuwe Appel, een tweede Willem de Kooning), waarna zijn naam naar voren geschoven zou worden als een van de kanshebbende kandidaten voor de opvolging in het Stedelijk (er werd al gelobbied).
Aangezien dit alles nog in een ver verschiet lag, hield Erik zijn moeder nauwlettend in de gaten. Hij was niet op haar gesteld (zei hij tegen mij) terwijl ik haar juist wel mocht, zo'n zwierig nonchalant wezen, altijd op weg ergens heen, op hoge hakken, iets te opzichtig gekleed, met veel make-up, oogschaduw, wuivend meisjeshaar, wat je toch een zekere schok gaf wanneer ze zich omdraaide.
Maar als ik aan mijn eigen ouders dacht, mijn sombere stille vader (toen hij nog leefde), mijn moeder, die het huis tot in alle hoeken vulde met haar vooroordelen over praktisch alles wat zich aan haar blikveld voordeed terwijl mijn vader mismoedig toeluisterde (hij was bang van die vrouw en begeerde haar niet), vond ik Eriks klachten onterecht en overdreven. Erik verlangde naar een veilige, dikke moeder, puilend in een bloemenjurk, ik had haar en kende de realiteit. Ik kwam overeind om mijn kurkdroge huid opnieuw in te smeren met zonnebrandcrème, een bijna zinloze handeling die meer weg had van een bezwerend ritueel, ging dan weer liggen en soesde weg.
Flarden van beelden die ik de laatste tijd gezien had, kwamen me voor de geest - de handen van Vladimir Horowitz tijdens zijn, op TV uitgezonden concert in Moskou, zo merkwaardig vlak en laag op de toetsen, zijn lachje, zijn ingevallen, bottige oudemannenprofiel, die slimme kinderogen en dat bijna samengeknepen mondje, de vlek bij zijn oog, de glinsterende traan die over een Russische wang gleed bij het beluisteren van Schumann's Kinderszenen. - De natte sneeuw op een winterse zondagmiddag verder weg in het verleden bij mijn ouders thuis, trage vlokken die op de zwarte ruiten wegsmolten, zo'n zondag die maar niet tot een einde wilde komen en samenhing met een eindeloze reeks van zondagen waaraan niet te ontsnappen viel.
Het beeld versprong, en plotseling kwam tante Dora in mijn gedachten, de regelmatig terugkerende logeerpartijen van Dora en Koosje, dat ongelijke paar uit mijn kinderjaren.
Ik kon geen reden bedenken waarom ik nu zo opeens aan hen moest denken, of het moest de verveling zijn, diezelfde dodelijke verveling van traag tafelen en lang stilzitten die een logeerpartij van tante Dora onontkoombaar met zich meebracht. Tante Dora was een tante van mijn moeder van de ‘rijke’ tak, die van de winkeliers en tapijtenhandelaars, eens als marskramers uit Duitsland gekomen in een crisistijd aan het einde van de vorige eeuw. Tweemaal per jaar zeilde tante Dora als een schip ons huis binnen, met achter haar rokken Koosje, haar jongste dochter, die achterlijk was, een te klein hoofd had, een vollemaansgezicht en een niet te verzadigen eetlust.
Koosje, die door haar moeder getiranniseerd werd en geduldig antwoordde met: ‘Ja, moeder. Nee, moeder. Zeker, moeder.’ Want ze was goed opgevoed en sprak met twee woorden. Als een Siamese tweeling bewogen tante Dora en Koosje zich door ons huis, genadeloos aaneengesmeed. (Er was ook nog een oom Alfons geweest, maar die had zich een goed heenkomen gezocht door na zijn pensioen aan een hartaanval te overlijden.)
Met Koosje moest ik in de vakantie op vroege ochtenden gaan zwemmen. In het benauwde, zilt ruikende badhokje waar we samen net in pasten, kleedde Koosje zich spiernaakt uit zonder enige, voor die tijd gebruikelijke, schroom te betrachten en toonde mij haar enorme schrikaanjagende trosvormige borsten, reden waarom ik een vage,