Hollands Maandblad. Jaargang 1987 (470-481)
(1987)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||
[476/477]De Tao van Capra
|
1. | Inleiding |
2. | Capra over de ethiek. Daan Deugdzaam |
3. | Epie & Hepie over de mystiek |
4. | Capra als wetenschapsvoyeur |
5. | Capra over rationaliteit, intuïtie en kennis |
6. | Capra als mystiek-stroper |
7. | Capra & zijn parallellen |
8. | Capra over de quantummechanica. Holisme |
9. | Een ontvleugelde papegaai |
10. | Capra over de relativiteitstheorie |
11. | Epie & Hepie over Capra |
1. Inleiding
In de tijd waarin wij leven wordt de cultuur onophoudelijk belaagd door boetserende bijlagebaggeraars, gorgelende gladgroepsjanussen, kwezelende kunstkwallen, autistische amusementsaarsen, nekkletsende nagelnootbijters, brabbelende bibliografiebeunhazen en doldrieste diepdetailduikers. Zij vreten hun diepste wijsheid uit de trog en belijden hun hoogste deugd in de drek.
Zie hier het hedendaags filisterdom: het lege hoofd volgepropt met stompzinnige leugens, een met pretenties beladen onbenulligheid die zich alleen in lichtjaren laat uitdrukken, een hoeveelheid zelfkennis waarvoor de achterkant van een 5 cents postzegel nog te groot is en een schaamteloosheid die Linda Lovelace doet verschrompelen tot Willy Dobbe.
De meute drentelt er achteraan, gelooft dat in elke literaire debutant de nieuwe Multatuli zou kunnen schuilen, bevredigt haar kunstmatige behoeften op een als postpakket slecht vermomde brug in Parijs, kirt van plezier op de keramiek-manifestatie te Amersfoort, weent zakdoeken vol om het Lijden van bisschop Toet Toet & zijn kudde kaffers en stenigt terloops een meekruipende Centrumpartijfascist, vergaapt zich in het Stedelijk Museum aan het achterlijke neefje van Walt Disney, hokt samen in paradigma's in de illusie wetenschap te bedrijven, berijdt verlekkerd het digitale hobbelstokpaard van de pursenel kompjoetur en kwijlt op het simpoosiejum over de parallellen tussen Oosterse mystiek & Westerse fysica.
Laatstgenoemde is het onderwerp van dit artikel. Fritjof Capra, sinds enige jaren professor te Berkeley, is de nieuwe heilsprofeet; van zijn The Tao of PhysicsGa naar voetnoot*) zijn al bijna een miljoen exemplaren verkocht, in 12 talen. (In zijn kielzog marcheert inmiddels een legertje ontvleugelde papegaaien mee, dat vanzelfsprekend geen enkele aandacht verdient, met 1 uitzondering). Hetzelfde geldt overigens voor Capra's andere boeken, The Burning Joint en Mean Politics, het 1ste is niet veel meer dan een psychedelisch supplement van de Tao en het 2de proclameert de Ecologische Eindoverwinning.)
Fritjof Capra is een populaire figuur in Nederland. De tijdschriften Civis Mundi, Wending, VU Magazine en Wijsgerig Perspectief wijdden hele nummers aan Capra, en eigenlijk is er geen tijdschrift (De Gids, Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde) of dagblad dat geen aandacht aan Capra besteedde; Capra stond centraal in treurbuisprogramma's, 2 door de IKON uitgezonden in februari vorig jaar en enkele door het Humanistisch Verbond; Capra is 1 der geestelijke leidsels van de KAOS-horden, die cassettebandjes met zijn stem verkopen à f 27,50. Het was voorspelbaar dat in een land waar de Nuance verafgood en de Ruimdenkendheid aanbeden wordt, de reacties op Capra zouden variëren van terughoudendheid tot lovend, zelden waren ze negatief.
En toch is Fritjof Capra een filister en een charlatan.
2. Capra over de ethiek. Daan Deugdzaam
De ethiek in het verre walhalla volgens Capra: ‘In het Oosten is een deugdzaam persoon niet iemand die de onmogelijke taak op zich neemt het goede na te streven en het kwaad te elimineren, maar juist iemand die in staat is een dynamische balans tussen goed en kwaad in stand te houden.’
‘Deze notie van dynamische balans is essentieel voor de wijze waarop de eenheid van tegendelen wordt ervaren in de Oosterse mystiek. Het is nooit een statische identiteit, maar altijd een dynamisch tussenspel tussen deze twee uitersten. Dit punt wordt het meest uitgebreid benadrukt door de Chinese sagen in hun symbolisme van de archetypische polen yin en yang.’
Het was een hete zomerdag geweest. Daan Deugdzaam maakte een flinke avondwandeling. Een wit plastic tasje zwaaide heen en weer aan zijn hand, op de maat waarmee Daan het ene been voor het andere zette.
Plotseling hoorde Daan een plons en aansluitend het geschreeuw van een kind in nood. Hij aarzelde geen moment; het plastic tasje slingerde nu wild alle kanten op. Bij de plaats des onheils aangekomen zag Daan een klein meisje hulpeloos in het water spartelen. Hij sprong erin en zwom met het meisje in een paar slagen terug naar de wallekant. De moeder, die in de nabije omgeving woonde, kwam aangesneld en nam huilend van blijdschap haar dochtertje over uit Daans armen.
Daan nieste zeventien keer, kamde zijn haar, raapte zijn plastic tasje op en vervolgde zijn wandeling.
Na een poosje betrad Daan het park. Op een bank, een eindje voor hem, zat een jonge vrouw een baby in een kinderwagen te wiegen. Daan keek om zich heen, boog voorover en pakte voorzichtig een bepaald niet lichte boomtak van de grond. Op zijn tenen liep hij naar de jonge vrouw toe, zoals Tom altijd Jerry besluipt, en sloeg met de boomtak tegen haar hoofd, zoals Jerry altijd tegen Tom uithaalt; zij slaakte een gil en zakte als een leden pop in elkaar. Daan greep de baby uit de kinderwagen, holde ermee naar de dichtstbijzijnde vijver en smeet het schreiende kleinood tussen de waterlelies. ‘Ziezo,’ dacht Daan.
Rustig keerde Daan terug naar de bank en nam plaats naast de bewusteloze jonge vrouw. Hij nieste zeventien keer en kamde zijn haar. Uit het plastic tasje verscheen The Tao of Physics; Daan sloeg het boek open op pagina 146 en las de hierboven aangehaalde passages. Hij glimlachte voldaan, want vandaag had Daan zijn achternaam weer eens eer aangedaan.
3. Epie & Hepie over de mystiek
Epie is in de keuken met het eten bezig.
Hepie zit boven, in de kamer met de boeken.
epie - Hepie! Kom je zo eten?!
Hepie loopt de keuken binnen met een boek in zijn hand.
hepie- Hier ben ik al. Kom Epie, eerst gaan we praten.
Beiden nemen plaats aan de houten keukentafel.
hepie - Wel eens gehoord van mystieke ervaringen?
epie - Zweverige lulkoek, als je 't mij vraagt.
hepie - Nou nou, dat moet je niet zeggen. Het zijn innerlijke ervaringen, die men heeft wanneer de geest zich in een bepaalde toestand bevindt...
epie - Toestand? Hoezo toestand?
hepie - Let maar eens op. Slapen is een toestand waarin je kunt dromen. Waken is de ‘normale’ toestand, waarin je kunt denken, waarin je je van alles bewust bent. In hypnotische toestand kun je je vergeten gebeurtenissen herinneren. Drugs brengen de geest weer in een andere toestand, waarin je ook andere gevoelens ervaart en dingen ‘ziet’ die je in normale, wakende toestand niet ziet. By de mystici schijnt zich nu nog een andere toestand voor te doen.
epie - O ja? Hoe weet je dat?
hepie - Anders zouden alle mystici onwaarheid spreken.
epie - Mogelijk...
hepie - Maar niet zo waarschijnlijk. Bovendien zijn in laboratoria van mediterende yogabeoefenaren en van Zen-meesters ECG's en EEG's gemaakt die ondubbelzinnig wijzen op een veranderde hersenactiviteit.
epie - Is deze ‘veranderde hersenactiviteit’ ook voor Westerlingen weggelegd?
hepie - Zeker, het is te leren. Zoals het manipuleren met symbolen, dat een ieder met enige inspanning kan leren, nuttig is voor het verkrijgen van wiskundig inzicht, zo zijn concentratietechnieken, die een ieder ook met enige inspanning kan leren, nuttig voor het mediteren. Want mediteren baant de weg voor de mystieke ervaring.
epie - Mediteren kan iedereen leren?
hepie - Natuurlijk, net als zwemmen of schaken. Er is al beweerd dat leren mediteren niets anders is dan een vorm van psychotherapie. Zoals met alle vaardigheden het geval is, zal de één er beter in zijn dan de an-
der. Tenslotte doet niet een ieder met een zwemdiploma mee aan de Olympische Spelen.
epie - Kunnen mensen die nooit hebben geleerd te mediteren, ook niet zo maar een mystieke ervaring krijgen?
hepie - Tja, dat schijnt ook voor te komen. Tarzan had nooit een badmeester gezien, maar bleef in de rivier toch mooi de krokodillen de baas!
epie - Schreeuw maar niet zo!
Hepie verstomt, zoals altijd wanneer hij geïrriteerd raakt.
epie - Goed goed, laten we er dan maar van uitgaan dat de hersenen een ‘ander soort’ activiteiten kunnen verrichten. Wat betekent dat?
hepie - Dat weet niemand. Het bestuderen van ECG's en EEG's om daar achter te komen blijft zoiets als het bestuderen van oogbewegingen van bioscoopbezoekers om er achter te komen waar de film over gaat.
epie - Je kunt ze toch ondervragen bij de uitgang?
hepie - Inderdaad, maar bij de uitgang is ook de metafoor afgelopen. Want alle mystici, van de Indische hindoeïsten tot de Zen-boeddhisten en van de Chinese taoïsten tot de Japanse shintoïsten, hebben één gemeenschappelijk axioma: het enige wat er met zekerheid over de mystieke ervaring te zeggen valt, is dat er niets over te zeggen valt.
epie - Maar als men ooit iets wil weten over mystieke ervaringen, zal dat axioma toch opgegeven moeten worden.
hepie -Ja, de mystici beseffen dat maar al te goed, anders is het bestaan van een uitgebreide mystieke literatuur grotendeels onverklaarbaar.
epie - Wat is er over de mystieke ervaring allemaal te vinden in die literatuur?
hepie - Heel veel en heel weinig.
epie (mijmerend) - Wat een gein...
hepie - Goed, de mystieke literatuur. Het is een exotische verzameling van religieuze en ketterse, poëtische en prozaïsche, theïstische en atheïstische, wijsgerige en mythologische, rituele en aforistische, cryptische en epische geschriften. Voor zover het de mystieke ervaring betreft stuk voor stuk loocheningen van hun heilig axioma dat er niets over te zeggen valt.
epie - Want er is over geschreven.
hepie - Jazeker. Bovenbouw noemt men de verbale interpretatie van de mystieke ervaring. Die bovenbouw is natuurlijk geformuleerd in begrippen waarover men reeds beschikt, daarom hebben de Tibetaanse boeddhisten een andere bovenbouw dan de Chinese taoïsten, en de transcendente meditatiemeesters weer een andere dan de Indische hindoeïsten, enzovoort.
epie - Welke is de juiste?
hepie - Dat is niet uit te maken. Ze zijn allemaal even geldig.
epie - De één heeft evenveel gelijk als de ander?
hepie - Zoiets ja. Nou, gezien de religieuze en metafysische speculatie waarmee de bovenbouw vaak is verweven, kun je beter zeggen dat de een evenveel ongelijk heeft als de ander.
epie - Ik blijf de stinkende modderpoel van het relativisme ruiken.
hepie - Tja, tja. Dat is niet alleen te wijten aan de subjectiviteit van de mystieke ervaring, maar vooral aan het feit dat de mystici uitsluitend geïnteresseerd zijn in het verkrijgen van mystieke ervaringen, in plaats van in het verklaren ervan.
Een eerste aanzet tot verklaring kan zijn een enigszins afstandelijke en samenhangende beschrijving van een mystieke ervaring, zonder religieuze (‘Ik zag de god Shiva dansen’) en zonder metafysische (‘ik werd één met het Ene’) speculatie. Iets dergelijks vindt men in de mystieke literatuur niet.
epie - Eigenlijk beweer je dat de mystici geen sjoege hebben van de mystiek!
hepie - In ieder geval beschikken zij niet over enig inzicht in wat zo'n ervaring nu werkelijk betekent. Zo buitenissig is dat niet. Kolibri's vliegen als de beste en weten niets van aerodynamica; piloten, die een stuk minder behendig vliegen, weten er iets van; maar de vliegtuigbouw-ingenieur die al misselijk wordt in de lift, weet er alles van.
epie - Een leuke maar manke vergelijking Heep, want het onderzoek naar mystieke ervaringen door iemand die er zelf geen heeft gehad, komt mij toch voor als het onderzoek naar de visuele waarneming door een blinde.
hepie -Ja ja, ik betoog slechts dat niet noodzakelijk mystici in het bezit zijn van de beste theorieën over de mystieke ervaring. Er bestaan überhaupt geen algemeen aanvaarde theorieën over, terwijl dat toch mogelijk moet zijn. Mystieke ervaringen bestaan, dus zijn het feiten, die rationeel onderzocht kunnen worden, net als de schijngestalten van de maan en supergeleiding.
epie - Nee, nee, nee, Hepie. Als ze bestaan, behoren ze tot het domein van de menselijke ervaring, waar de schijngestalten van de maan en supergeleiding niet toe behoren. Over de menselijke ervaring zullen wel
nooit definitieve theorieën bestaan.
hepie - Epie toch! Is dit geen capitulatie voordat de strijd is begonnen?
ep-ie - Nee. Het is een andere strijd.
hepie - O ja? Welke dan?
epie - Die van de kunst.
Hepie verstomt. Enkele ogenblikken later.
hepie - Mystieke ervaringen zijn toch zeldzaam in het Westen.
epie - Er is minder aandacht voor, dat is waar. Ze komen voor, maar worden anders genoemd.
hepie - Hoe dan wel?
epie - Eenheidsbeleving, spirituele ervaring, oceanisch gevoel, religieus gevoel,...
robbert-jan - Mystiek is in zichzelf gekeerd surrealisme!
Epie en Hepie schrikken op.
epie - Zei jij dat Heep?
hepie - Nee, jij?
Epie schudt zijn hoofd. Beiden hollen naar het raam en kijken naar buiten: Niemand te zien. Ze gaan weer zitten.
hepie - Als die ervaringen ook hier voorkomen, waarom worden Westerlingen dan al schichtig bij het horen van het woord ‘mystiek’?
epie - Omdat het onderscheid tussen deze ervaringen enerzijds en de zweverige mystieke bovenbouw- lulkoek anderzijds, niet onderkend wordt.
hepie - Het zal allemaal wel, maar ik heb gelezen in de kamer met de boeken, jij niet, jij staat maar de hele dag in die keuken.
(pakt het boek waarmee hij de keuken binnenkwam) Hier staat het allemaal in: Exploring Mysticism van Frits Staal. Nou jij weer.
epie (mijmerend) - Wat een gein...
Epie & Hepie zijn uitgepraat en gaan lekker smullen.
4. Capra als wetenschapsvoyeur
Voor zover het gemeenplaatsen betreft, hebben alle wetenschapsfilosofen gelijk. Eén van die gemeenplaatsen is dat er geen universeel kookboek voor wetenschappelijke gerechten bestaat; er is geen recept dat, wanneer met zorg en toewijding opgevolgd, onvermijdelijk tot kennis leidt. Toch komt professor Capra, blijkbaar niet eens in staat zijn weg naar gemeenplaatsen te vinden, op de proppen met een eigenaardig drie-fasenrecept waarvolgens het wetenschappelijk onderzoek, de fysica in het bijzonder, zou verlopen - gescheurd uit het Byzantijnse kookboek van Epie.
De eerste fase bestaat uit het verzamelen van ‘experimenteel bewijsmateriaal voor de te verklaren verschijnselen.’ (30) Einstein zei ooit dat experimentele resultaten alleen ‘nee’ of ‘misschien’ zeggen tegen een theorie, maar nooit ‘ja’; laat staan dat ze iets bewijzen.
Of bedoelt Capra iets anders?
Wanneer onder ‘het verzamelen van experimenteel bewijsmateriaal’ wordt verstaan ‘het verkrijgen van experimentele gegevens’, dan slaat deze ‘eerste fase’ op de experimentele fysicus. Wanneer er aan toegevoegd gedacht moet worden ‘uit de vaktijdschriften’, dan is deze ‘eerste fase’ vaak juist de laatste ‘fase’ van de theoretisch fysicus.
Helder formuleren is moeilijk voor professor Capra.
‘In de tweede fase worden de experimentele feiten gecorreleerd aan wiskundige symbolen en een wiskundig formalisme wordt uitgewerkt dat deze symbolen op precieze en consistente wijze met elkaar verbindt. Een dergelijk formalisme wordt meestal een wiskundig model genoemd, of als het omvattender is, een theorie.’ (30)
Het is dubieus of deze ‘fase’ voor een experimentator wel bestaat. Een experimentator is in de regel meer bescheiden; hij interpreteert zijn metingen in het licht van reeds bestaande theorieën, zonder meteen nieuwe ‘wiskundige modellen’ in elkaar te sleutelen.
Slaat deze ‘tweede fase’ dan op de theoreticus?
Dit is nog dubieuzer. Een hedendaags theoreticus werkt niet vanuit de experimentele gegevens, maar toetst een model er achteraf aan, veelal pas na omvangrijke computerberekeningen.
‘In deze (tweede) fase kunnen natuurkundigen tevreden zijn wanneer zij een wiskundige formalisme hebben gevonden en weten hoe het te gebruiken om experimenten te voorspellen. Maar uiteindelijk willen zij niet-natuurkundigen over hun resultaten vertellen en zij zullen ze daarom moeten uitdrukken in gewone taal. Dit betekent dat zij een model in gewone taal moeten formuleren dat hun formalisme interpreteert,’ lamenteert Capra (30). Dit is ‘de derde fase’.
Ten eerste is het niet waar dat de ‘gewone’ taal afwezig is in de eerste twee ‘fasen’. De taal, waartoe de wetenschappelijke terminologie natuurlijk ook behoort, speelt een essentiële rol bij het interpreteren van experimentele gegevens in de ‘eerste fase’, en bij het ontwikkelen van een wiskundig formalisme in de ‘tweede fase’, om verbanden aan te geven met andere theorieën, om te bekritiseren, om te associëren, om intuïties te verwoorden, om te redeneren, kortom: om te denken.
Ten tweede is het dus ook niet waar, dat de ‘gewone taal’ pas om de hoek komt kijken wanneer de loodgieter ingelicht moet worden over het mechanisme achter de quarkopsluiting of de Lorentz-covariantie van de Diracvergelijking.
Bovendien is interpreteren niet hetzelfde als populariseren.
Helder formuleren blijft moeilijk voor professor Capra.
In de natuurkunde is wiskunde zonder taal blind en taal zonder wiskunde lam. Er vindt een verstrengeling plaats op alle niveaus, van studieboeken tot vaktijdschriften. Daarom is, ten derde, het postuleren van Capra van een scherpe scheiding tussen het wiskundig formalisme enerzijds, en een ‘verbaal model’ daarvan anderzijds, onzinnig. En de afwezigheid van voorbeelden is in dit geval onthullend. (Hiermee wordt het bestaan van interpretatieproblemen in de fysica natuurlijk niet ontkend!)
Nauwelijks heeft Capra zijn drie-fratsenstructuur opgediend, of in de volgende alinea begint het gedraai al: ‘In de praktijk zijn de drie fasen natuurlijk niet netjes gescheiden en komen zij niet altijd voor in dezelfde volgorde.’
De strategie van Capra: eerst zuigt hij 3 fratsen uit zijn grote teen, dan blijkt de werkelijkheid (‘in de praktijk’) zich er niet aan te onderwerpen, alwaar het kleine teentje reeds de standaardvluchtweg voor open houdt: de fratsen zijn ‘niet afzonderlijk te onderscheiden’ maar vloeien als waterverf in een stortbui door elkaar heen, en zij ‘volgen elkaar niet ordelijk op’ maar Brown-bewegen door elkaar heen als gasmoleculen.
Biedt een dergelijk fasering nog enig inzicht? Niet in de werkelijkheid, wel in wat er suddert in de hersenjuspan van de filister.
Chez Capra staat er te lezen, met viltstiften hanepoten op het raam van een groezelig eethuisje. Binnen zitten de tongloze gasten met hun ellebogen op tafel; verveeld kijken ze hoe bruine ratten en kakkerlakken hun dagelijkse inspectie voltooien. De kok komt aangesloft, serveert zijn misselijkbaksels, en vertelt hoe de overheerlijke schotels bereid worden in het 5 sterren restaurant om de hoek.
Eet smakelijk.
5. Capra over rationaliteit, intuïtie en kennis
In het door houtworm geteisterde boomschorsproza van Capra houden zich allerlei
opvattingen & kinderpretaties van Oosterse opvattingen over rationaliteit, intuïtie en kennis schuil, die in status variëren van Aanvechtbaar tot Absurd.
‘Door de geschiedenis heen is erkend dat de menselijke geest in staat is tot twee bewustzijnstoestanden, die vaak de rationele en de intuïtieve genoemd worden,’ en elders: ‘Ik zie wetenschap en mystiek als twee complementaire manifestaties van de menselijke geest; van zijn rationele en intuïtieve vermogens’ (26, 306). Zo brengt Capra een misleidende & achterhaalde 2-deling te berde.
Al in 1947 schreef Simon Vestdijk in Muiterij tegen het etmaal dat een dergelijke tegenstelling niet bestaat, ‘d.w.z. zij bestond enige eeuwen in de abstracte verbeelding van schrijftafelpsychologen, die met geestelijke “vermogens” werkten als met afzonderlijke dingen of substanties, maar zij kwam, en komt nog steeds, niet voor in de realiteit van het psychische gebeuren, dat een organisatorische eenheid vormt, waarin alles al het andere functioneel beïnvloedt en doordringt, spontaan en ondeelbaar.’
Ook het moderne hersenonderzoek levert geen enkele basis voor een scheiding tussen ‘intuïtieve’ en ‘rationele’ vermogens. Men neme de muziek, het ‘intuïtieve’ bij uitstek, en de wiskunde, het ‘rationele’ bij uitstek; zowel muzikaal & wiskundig talent als muzikale & wiskundige activiteiten leven in dezelfde hersenhelft, terwijl in de andere helft zich de verbale activiteiten afspelen, die natuurlijk een beroep doen op beide vermeende vermogens.
De ‘intuïtieve’ en ‘rationele’ vermogens komen volgens Frietjes Capra tot uiting in het ‘intuïtief’ en het ‘rationeel’ begrijpen. Het 1ste is ‘direct inzicht’, dus het onmiddellijk begrijpen zonder na te hoeven denken (het Eureka-gevoel); het 2e is begrijpen door na te moeten denken. Over een simpel optelsommetje hoeft een middelbare schoolleerling niet meer na te denken, over een 1ste graadsvergelijking hoeft een student wiskunde niet meer na te denken, en over de Stelling van Desargues hoeft de hoogleraar meetkunde niet meer na te denken; in alle 3 gevallen is er sprake van direct inzicht. Als de deskundigheid op een bepaald gebied toeneemt, groeit het ‘intuïtief begripsvermogen’ mee; als je vaker over hetzelfde nadenkt, gaat het steeds sneller. Een normaal mens spreekt hier over leren, Capra over ‘complementaire bewustzijnstoestanden manifestaties van de menselijke geest’. Holadijee!
De Westerse natuurwetenschap is ‘rationele kennis’ en de Oosterse mystiek ‘intuïtieve kennis’, afkomstig uit mystieke ervaringen. Deze Capra-these is alomtegenwoordig in de Tao (26→).
Een intuïtie is een ingeving zonder (bewuste) beredenering, een vermoeden waarvan je niet helemaal zeker bent, zonder argumenten of ondersteunende feiten. ‘Intuïtieve kennis’ kan dus niets anders zijn dan een losse verzameling vermoedens, zonder uitgewerkte argumentatie, zonder een hoeveelheid ondersteunend feitenmateriaal, zonder expliciete samenhang, dus precies het tegendeel van kennis: intuïtieve kennis bestaat niet.
Een intuïtief ingesteld persoon is tevreden met ingevingen; een rationeel ingesteld persoon laat het niet bij ingevingen, maar gaat op zoek naar argumenten, naar redeneringen, naar samenhang, naar feiten: hij wil weten of zijn vermoedens juist zijn. De predicaten ‘intuïtief’ en ‘rationeel’ hebben betrekking op geestelijke instellingen. (De associatie van ‘rationeel’ met kennis vindt haar oorsprong in het feit dat een rationele houding, in het algemeen gesproken, bevorderlijker is voor de kennisgroei dan een intuïtieve. Maar rationele kennis bestaat net zo min als intuïtieve kennis.) Wie beweert dat in het Westen de mensen zo rationeel zijn, heeft nog nooit uit het raam gekeken, of naar de treurbuis.
Kennis is een verzameling samenhangende & ware beweringen over de werkelijkheid. Geen enkele kennisbron is onfeilbaar, dus ook mystieke ervaringen kunnen geen waarheidsgarantie bieden, in tegenstelling tot Capra's veronderstelling. Nog belangrijker is dit: hoe kennis ontstaat zegt alleen iets over waarom kennis er uitziet zoals zij er uitziet, maar doet niet terzake voor de waarheid ervan; die stelt men achteraf vast, door te controleren, door te toetsen en door te vergelijken met feiten & bestaande beweringen. Daarom volgt uit het feit dat er verschillende manieren zijn om tot kennis te komen, niet dat er dus ook verschillende soorten kennis bestaan. Capra begaat deze klassieke fout, waarmee paranatuurlijke bovennormale pislezende gebedsvoorspellende toekomstgenezende vuurwaterende theogoochelende Zevende Zonen van Zevende Zonen sinds de Dageraad der Mensheid de verwarde of ongeschoolde medemens een poot proberen uit te draaien.
(Voor wie het niet weet: Frits Staal geniet een internationale reputatie als kenner van de Oosterse mystiek, filosofie, godsdienst en taalkunde, maar is in Capra's Tao natuurlijk nergens te bekennen.) In Hepie's boek over de mystiek schrijft Staal: ‘Wij zullen
vaak een onderscheid moeten maken tussen mystieke ervaringen enerzijds, en doctrines en interpretaties anderzijds. Ervaringen worden altijd benaderd in termen van interpretaties. Het is op zichzelf een rationele doctrine dat mystieke ervaringen vatbaar zijn voor een rationele analyse, zonder dat zij zelf rationeel of irrationeel zijn (feiten zijn dat nooit). Een dergelijke rationele overtuiging ligt impliciet besloten in het merendeel van het boeddhisme, de yoga, de Advaita Vedānta en het taoïsme. Het is opmerkelijk dat veel van deze Oosterse doctrines de waarde van kennis benadrukken. Maar in de Westerse godsdienst overheerst de tegenovergestelde houding. Daarom zijn de Westerlingen ertoe geneigd Oosterse mystieke doctrines irrationeel te vinden. Dit geldt zowel voor de critici als voor de adepten ervan. Dit zogenaamde irrationalisme is inderdaad de reden dat zoveel Westerlingen zich tot de Oosterse mystiek aangetrokken voelen. Omdat zij genoeg hebben van wetenschap en rationaliteit, en ook van het christelijk establishment, zijn zij op zoek naar de exotische schatkamers van het irrationele; de Oosterse religies en culturen lijken heel goed aan deze beschrijving te voldoen. Pas als we wat nauwkeuriger kijken, vinden we heel wat anders.’ ‘Het zou niet moeilijk zijn te laten zien dat veel Oostese mystieke doctrines, of zij nu waar of onwaar zijn, in wezen rationeel zijn.’
Capra doceert Oosterse filosofie: de Oosterse mystici ‘zijn zich bewust van de essentiële wederzijdse afhankelijkheid van het universum, zij realiseren zich dat iets verklaren uiteindelijk het laten zien hoe het verbonden is met al het overige betekent. Aangezien dit onmogelijk is, houden de Oosterse mystici vol dat geen enkel verschijnsel verklaard kan worden’ (290).
Het doet sterk denken aan een pleidooi voor de afschaffing van stoplichten & verkeersregels omdat 100% veilig verkeer toch onmogelijk is, maar dit terzijde.
Waarom is de regenboog in godsnaam pas afdoende verklaard wanneer het verband is aangegeven met bijvoorbeeld de continentendrift, de paargewoonten van de monniksparkiet en de ringen van Saturnus? Het is 1 imbeciele opvatting van wat een verklaring is. Dat de natuurwetenschappen eigenlijk nog niets verklaard hebben, is een van haar imbeciele gevolgen. Volgens Capra is het Oosten ‘niet geïnteresseerd in verklaringen’ (291). Kennis zonder verklaringen is als een hotel zonder kamers.
6. Capra als mystiek-stroper
Laten we eerst de Capreske samenvattingen van de mystiek supersamenvatten. In de mystieke toestand ervaart de hindoeïst Brahman in de ziel als Atman, of de bevrijding van maya en karma als moksha; daarnaast heeft ‘de vruchtbare Indiase verbeelding letterlijk duizenden godheden geschapen die op ontelbare manieren verschijnen’, zo kan Shiva verschijnen als Mahesvara of Nataraja, Vishnu als Krishna en Shatki als Shiva's echtgenote (Tao, hoofdstuk 5).
Als reactie op het religieuze en mythologische Hindoeïsme ontstond het wereldse en ‘psychologische’ Boeddhisme. Tijdens mystieke ervaringen komt de boeddhist, in tegenstelling tot de hindoeïst, geen enkele godheid tegen, maar zal in een staat acintya (het ‘ondenkbare’) door tathata (het ‘ongedifferentieerde zo-zijn’) of door sunyata (de ‘leegte’) het nirvana betreden (h. 6).
Weer anders is het zuiver mystiek gerichte Taoïsme uit China. De taoïst rekent logisch redeneren en morele waarden tot de ‘kunstmatige wereld van de mens’, waarin hij ‘totaal niet in geïnteresseerd is’; het gaat de taoïst erom zijn tao (de ‘ware weg’) te vinden (h. 8).
De Japanse Zen-boeddhist heeft uitsluitend belangstelling voor het bereiken van satori (‘verlichting’), waarin alle denkcategorieën worden overstegen, niet voor enige verbale interpretatie; en daartoe bedient de Zen-boeddhist zich van koans, onoplosbare puzzeltjes met een therapeutische functie: het stilzetten van het denken (h. 9).
De mystici beweren dat de ‘essentiële natuur’, de ‘ware natuur’ of de ‘intrinsieke natuur’ zich openbaart in de mystieke ervaring. ‘De mystieke ervaring is noodzakelijk om de diepste natuur der dingen te begrijpen’, zegt Capra (97, 287, 289, 290).
Alle ‘intellectuele concepten’ zijn ‘betrekkelijk, beperkt en illusoir’ (163), maar de concepten ‘essentiële natuur’, ‘ware natuur’, ‘intrinsieke natuur’ en ‘diepste natuur’ zijn kennelijk aan dit vreselijke lot ontkomen; bovendien, wanneer men schoolvoorbeelden wenst van concepten die inderdaad niet meer zijn dan rijtjes letters, dan zijn het deze wel.
Dat professor Capra er in slaagt om tijdens mystieke ervaringen, die zijn ‘geleegd van alle concepten’, het ‘betrekkelijke, beperkte en illusoire’ concept ‘diepste natuur’ te begrijpen, maar niet in staat is duidelijk te maken wat hij nou precies begrepen heeft, zoals dat van iedere leerling op een proefwerk wordt verwacht, is te vergelijken met haarknippende kappersgarnalen, opere-
rende doktersvissen en kompaslezende kompaskwallen.
Verder neemt professor Capra klakkeloos aan dat de ‘onmogelijke’ verbale interpretaties van innerlijke ervaringen, uitsluitsel geven over de uitwendige werkelijkheid. Net als dromen misschien iets onthullen over (de psyche van) de dromer, onthullen mystieke ervaringen misschien iets over (de psyche van) de mysticus; of zij daadwerkelijk iets onthullen over de werkelijkheid buiten de mysticus, daar bestaan geen aanwijzingen voor. Waarmee overtuigt de mysticus zichzelf dat de mystieke ervaring een venster op de kosmos is, en niet op zijn eigen geest?
Wat voor nieuws over de werkelijkheid vertelt de hindoeïst wanneer hij heeft ervaren dat de ‘kosmos’ een ‘dynamisch geheel’ is? Wat draagt de Zen-boeddhist bij aan de kennis over de werkelijkheid wanneer hij zegt dat zijn geest in ‘verlichte toestand’ geraakte, of het nirvana betrad? Welke informatie verschaft de taoïst over de werkelijkheid wanneer hij meedeelt innerlijk contact te hebben gelegd met zijn tao? Waarmee verrijkt de hindoeïst het inzicht in de werkelijkheid wanneer hij in mystieke toestand de als Krishna vermomde Vishnu ziet?
Niks, nul, niets, nil, maar alles voor het inbeeldingsvermogen van Flapdrol Capra, dat zich tot in alle hoeken, gaten en kieren van de kosmos schijnt uit te strekken.
Hepie wees al op de principiële onmogelijkheid uit te maken welke interpretatie van de mystieke ervaring, welke bovenbouw, de juiste is. Welke selectiecriteria zal Capra aanleggen? Wat zal Capra kiezen uit de overweldigende hoeveelheid Oosterse mythologieën, commentaren, gedichten, rituele voorschriften, hymnen, bespiegelingen, koans, allegorieën, verhalen, toverformules, gezangen, religieuze teksten, gelijkenissen, haiku's, filosofieën, mantra's en metafysica's?
Men is geneigd te denken: wat in zijn santekraam te pas komt.
Het is de waarheid. In de hoofdstukken waar Capra ‘voor de lezer die er niet mee bekend is’ wat lukraak overschrijft van de ‘scholen der Oosterse filosofie’, laat hij een optochtje klassieke mystieke geschriften aan je neus voorbij flitsen gepaard aan een onberedeneerde citaten-guerrilla, maar in de hoofdstukken waar de parallellen aan de orde komen, blijkt Capra de citaten voornamelijk te plunderen uit de werken der hedendaagse discipelen (zoals Suzuki), die de mystiek ‘toegankelijk’ hebben gemaakt voor het Westen.
Wat Capra doet voor de Oosterse mystiek, is vergelijkbaar met wat Oliver North doet voor de Amerikaanse grondwet.
Eenzaam dobbert Capra, op een zelf in elkaar geflanst vlot van wrakhout, rond op de oceaan der mystiek. Dag in dag uit haalt hij zijn schepnetje door het water; wat hem bevalt, bewaart hij, wat hem niet bevalt, gooit hij terug. Na jaren zwerven spoelt het vlot aan. Capra holt het strand op, lokt met veel misbaar de zonnebadende dagjesmensen naar zich toe, en gooit zijn plastic emmertje met Oost-Indisch plankton leeg op het zand. Zijn mond valt open. De monden van de dagjesmensen vallen open. Er naast legt Capra zes schelpen in de vorm van een hexagram. Zijn mond valt nog verder open. De monden van de dagjesmensen vallen nog verder open.
Is het niet fijn, om in leven te zijn?
7. Capra & zijn parallellen
Een parallel is een identiteit van relaties.
Doel van The Tao of Physics is aan te tonen dat en waarom er parallellen bestaan tussen de Oosterse mystiek en de Westerse moderne fysica. Het programma van deze onderneming zet Capra omslachtig uiteen in de hoofdstukken 2 ‘Weten en Zien’ en 3 ‘Voorbij de taal’.
‘Het experimentele stadium in het wetenschappelijk onderzoek lijkt te corresponderen met het directe inzicht van de Oosterse mysticus, en de wetenschappelijke modellen en theorieën corresponderen met de verschillende manieren waarop dit inzicht wordt geïnterpreteerd,’ claimt Capra (35). Bij ‘direct inzicht’ of ‘moment van verlichting’ moet men volgens Capra denken aan ‘het in een flits herinneren van een vergeten naam’ of ‘het begrijpen van een mop’ (37).
Het eerste is echter gewoon een kwestie van hoe goed het geheugen functioneert en het tweede van hoe snel het verstand werkt, met mystiek heeft het evenveel te maken als het overstromen van de Mississippi met de uitbarsting van de Vesuvius.
In het ‘experimentele stadium’ stelt de natuurkunde vragen aan de werkelijkheid. Vanaf het 1ste jaar wordt studenten bijgebracht dat deze vragen glashelder geformuleerd behoren te zijn.
Welke vragen stelt de mystiek? Streeft de mystiek, parallel aan de natuurkunde, dezelfde helderheid van formulering na?
Veelzeggend genoeg zwijgt Capra hierover als een grafsteen.
In het ‘experimentele stadium’ toetst de natuurkunde theorieën aan de werkelijk-
heid, zodanig dat zij kwantitatieve antwoorden krijgt.
Welke theorieën toetst de mystiek? Welke antwoorden krijgt Capra in een toestand die is ‘geleegd van alle gedachten en concepten’?
Ook over deze onmogelijkheid zwijgt Capra als een grafsteen.
In het ‘experimentele stadium’ poogt de natuurkunde haar waarnemingen zo precies mogelijk te beschrijven (met behulp van wiskunde), om ze daarna te analyseren. De mystici daarentegen zijn ‘hoofdzakelijk geïnteresseerd in de ervaring van de werkelijkheid en niet in de beschrijving van deze ervaring. Zij zijn daarom in het algemeen niet geïnteresseerd in de analyse van een dergelijke beschrijving’ (42).
En ook over dit verschil zwijgt Capra als een grafsteen.
Ondanks al deze reële verschillen claimt Capra dat het ‘experimentele stadium in het wetenschappelijk onderzoek lijkt te corresponderen met het directe inzicht van de Oosterse mysticus’. Sjazbad! Mekrilpitz! Krrsjni!
Capra's tweede claim, dat ‘de wetenschappelijke modellen en theorieën corresponderen met de verschillende manieren waarop dit (mystieke) inzicht wordt geïnterpreteerd’, gaat met zijn eerste claim ten onder. Niettemin moet er aandacht aan worden besteed.
‘De verbale modellen’ uit de natuurkunde, aldus Capra, ‘zijn de tegenhangers van de Oosterse mythen, symbolen en poëtische beelden, en op dit niveau zal ik parallellen trekken’ (44).
Het boek staat of valt met het antwoord op de vraag of een dergelijke vergelijking mogelijk is.
Volgens Capra is dat inderdaad mogelijk, want ‘de verbale modellen’ uit de fysica ‘gebruiken concepten die intuïtief begrepen kunnen worden, maar altijd onnauwkeurig en dubbelzinnig zijn. Ze zijn in dit opzicht niet verschillend van filosofische modellen van de werkelijkheid en dus kunnen beide uitstekend vergeleken worden.’ Deze ‘filosofische modellen’ zijn vervat in ‘metaforen, gelijkenissen en allegorieën’, in ‘Oosterse mythen, symbolen en poëtische beelden’, in ‘fantastische vertellingen’ en in ‘haiku's’ (33, 43, 44).
Dit argument ziet er omgekeerd sterker uit: als de taal door natuurkundigen ‘onnauwkeurig’ en zelfs ‘totaal ongeschikt’ wordt geacht, is men geneigd zich juist tot het wiskundig formalisme te richten, om over genoemde valkuilen heen te springen. Maar dan zou Capra wiskundige formalismen moeten vergelijken met ‘metaforen, gelijkenissen en allegorieën’, met ‘mythen, symbolen en poëtische beelden’, met ‘fantastische vertellingen’ en met ‘haiku's’. In gedachten hoorde hij de Homerische lachsalvo's al rond de aardbol schallen. Dus fantaseert hij het bestaan van een ‘verbaal model’ van het wiskundig formalisme en versiert 1 & ander met nog geen handvol fratsen (zie onderdeel 4), om zich met een gerust hart tot die ‘verbale modellen’ te beperken.
Hocus pocus pilatus pas! Zo besluit Flopslof Capra op zijn handen te gaan lopen! De zwaartekracht doet het bloed naar zijn hoofd afdalen, waar in de hersenhaarvaten de bloeddruk ongemeen hoge waarden aanneemt.
Zelfs de beperking tot ‘verbale modellen’ gaat Capra niet ver genoeg; hij wil zich ook nog eens dwangbuizen tot ‘concepten die intuïtief begrepen kunnen worden’, die dus zonder kennis van de formalismen waar zij vandaan komen - en waarin zij thuishoren - niet begrepen kunnen worden (voorbeelden: ladingsconjugatie, isospinoperator, eigenket, krommingstensor, ijkinvariantie, fermionenveldpropagator), of verkeerd begrepen zullen worden (voorbeelden: veld, magisch, groep, kleur, vreemd, aroma, superveter, tover, spin). Maar deze concepten maken de fysica uit, en behoren ook tot Capra's ‘verbale modellen’, niet de lid-, voeg-, werk- en naamwoorden die de potige patserportier van Yab Yum intuïtief kan begrijpen. Dus voordat Capra lekker aan het parallellen slaat, rukt hij het wiskundig formalisme uit de fysica, en ramt alle concepten waarover je langer dan 3½ seconde moet nadenken, plat. Dood & Vernietiging. Zo is de fysica beroofd van haar inhoud, haar exacte structuur, haar kwantitatieve karakter en haar schoonheid.
En wat is Madonna beroofd van haar inhoud, haar structuur, haar karakter en haar schoonheid?
Antwoord: een amorf hoopje protoplasma dat geen enkele tegenstand meer kan bieden tegen mishandeling en honkballen.
Nog voordat hij het station verlaten heeft, is de Parallellen-Tsjoek-Tsjoek tegen het perron te pletter gereden. Ongedeerd komt de machinist uit de rokende puinhoop van steen en metaal gekropen. Hij gaat op weg alsof er niets is gebeurd, op zijn handen van biels tot biels, en met een bloedpaars hoofd dat 3x de normale afmetingen heeft aangenomen.
Instappen!
(wordt vervolgd)
- voetnoot*)
- Alle citaten (vertaald) komen uit de 2de, herziene editie, New Science Library, Boston 1983; de 1ste editie verscheen in 1973 en een vertaling daarvan kwam (pas) in 1983 uit bij uitgeverij Contact, die ook Capra's andere boeken in vertaling uitbracht.