Hollands Maandblad. Jaargang 1987 (470-481)
(1987)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |
Wordende wereld
| |
[pagina 41]
| |
den. Wie daar aan gaat staan moet zich wel van een fikse dosis zelfverzekerdheid voorzien en moet wel eens - neen meermalen - de kleine kenners van hun specialismen zeer doen. Hij stapt ongegeneerd van de historie in de sociologie en verder door in de aardrijkskunde en schuwt antropologie niet. Met name de produktiewijzen en de onderlinge contacten, de landbouw, de veeteelt, het jagen komen aan bod en daarmee wordt in het voetspoor getreden van onze eigen Slicher van Bath, gerenommeerd deskundige in de oude landbouwgeschiedenis in Europa en de meer actuele in derde wereld-landen.
Onwillekeurig ga ik in deze laatste alinea over van een program van eisen in constatering van wat blijkbaar gedaan is. En inderdaad, de grove, al te grove schets die ik hier gaf is alreeds uitgewerkt. Het eerste deel ervan althans is verschenen. Nu ja, verschenen: het is zo'n modern proefschrift naar de vorm (gelukkig niet naar de haast altijd nuttige, maar wel heel specialistische inhoud), dat wil zeggen, dat geen uitgever zo'n adembenemend avontuur aandurft, ook al is het van overgrote betekenis. Dat wil dus ook zeggen, dat de schrijver zelf achter de schrijfmachine moet gaan zitten. En dat betekent dan weer, dat zo'n werk er niet mooi uitziet, ja, dat er menig tikfout in te vinden is, terwijl bovendien die vervloekte zg. ‘printer’ geen trema's toelaat. En, wee de schrijver die dan in handen valt van de recensent van dit befaamde blad. Die laakt hem om de tikfouten en de trema's, die bekijkt het geheel met een van te voren waarschijnlijk al aanwezig dédain en slaat de schrijver met lange citaten om de oren om hem zijn wanbegrip in te peperen. Dat zou | |
[pagina 42]
| |
een interessante discussie kunnen opleveren als de recensent in kwestie nu niet zelf op zoveel punten net eens een paar woorden vergeet mee te citeren, waardoor hij onzin schrijvend waar zin stond, zich een handzaam jachtveldje bereidde. Goed, dit alles is niet belangrijk en het peil der recensies is hier te lande niet zo erg hoog. Maar waarom moet dit hele stuk in de sleutel van het schelden geplaatst worden? Waarom moet het ‘wetenschap op klompen’ heten? Geen historicus of socioloog heeft dit werk als dissertatie willen aanvaarden, omdat ieder van hen wist, dat het betreden terrein verder strekte dan wat hij zijn eigen mag noemen, maar allen tezamen, toch waarlijk geen kleine jongens in hun vak hebben met vreugde dit boek begroet. Niet zonder kritiek deden zij dat, maar ook niet zonder bewondering. Mij als promotor past het niet een tegenrecensie te schrijven, maar wel om een promotus, die aan de bovengestelde eisen en aan nog veel andere ruimschoots voldaan heeft en wiens boek ver uitsteekt in durf van aanpak boven wat wij gewend zijn,te beschermen. Te beschermen tegen een domme, haast lasterlijke scheldpartij? Och neen, dat heeft geen zin, maar wel tegen een manier van schrijven die er kennelijk op uit is hem dood te drukken. Wie zo de bezem hanteert die de kop van zijn maandblad blijkbaar sieren moet, komt wel dicht in de buurt van de op dood uit zijnde schelders, die bijna zestig jaar geleden hun blad van zo'n soort kop voorzagen - dat kunnen redactie en schrijvers van nu niet bedoelen - maar effecten tellen voor wie de menselijke waardigheid hoog wil houden. Wie dat vergeet moet worden toegevoegd: ‘zo iets dóé je eenvoudig niet’. En verder ben ik van mening, dat het boek van Derks (Stad en land, markt en oikos) ruime belangstelling verdient als een poging ons het verloren besef van een geworden en wordende wereld op kritische manier weer bij te brengen, juist omdat wij burgers zijn die zich in tijd en ruimte van de weg voelen geraken. En dat eens te meer na zo een bespreking in zo'n maandblad. |
|