Genieten
Marte Röling
Dick Hillenius is één van de mensen waar ik van genoten heb. En geniet. Zoiets gaat pas over als ik dood ben. (Dat heb ik gemerkt aan andere geliefde doden.)
Dick genoot ook van mij. Af en toe reden we samen naar Den Haag (samen zaten we in een uiterst gezellige commissie), waarbij we elkaar over onze levens vertelden, onderbroken
door ‘Kijk, rotganzen’ of ‘Daar gaan lepelaars’ en Dick's aandacht daardoor totaal in beslag genomen.
Ik vertelde hem 'n keer, dat ik alleen midden in een groot leeg atelier op een stoel zat en er uit een verre hoek een kleine ‘schorpioen’ in rechte lijn op me af kwam. Ik schrok van hem 's nachts, dodelijke stilte en 'n klein pantservoertuigje loopt gedecideerd op je af. Bij mijn stoel aangekomen bleef hij staan. Op dat moment realiseerde ik me hoe klein hij was en hoe groot en gevaarlijk ik.
‘Kon dat een schorpioen zijn, Dick?’
‘Nee, dat was een olietor.’
En Dick vertelde met verve over de tor.
'n Andere keer had ik, ook weer 's nachts, in de plenzende regen, witte beesten (geen delirium), een soort axolottels, salamanderachtige types over de straat zien lopen... Hij en ik spijt, dat ik er niet één gevangen had, want het wekte zijn nieuwsgierigheid en mijn informatie schoot tekort.
Daarnaast hadden we het over mensen, liefde, over werk, kortom de dingen die je bespreekt met een goede verstaander, een goede verteller en een goede vriend.
We hebben elkaar nooit aangekeken zonder een wederzijdse ‘vertederde’ lach.
Jammer, jammer, jammer, dat hij dood is. Mijn ‘vertederde’ lach voor hem blijft.
Verdomd, als er nu niet net vijf grote zwanen in formatie overvliegen tegen 'n rozezonsopgang-lucht. Dick.