dervinden de ergernis die erbij hoort. Wel kan het de verbeelding prikkelen. Ongeveer zoals wij stonden de oude zeevaarders op tropische stranden met een emmertje in iedere hand tegenover inboorlingen aan wie geen beweging ontging. Soms werd het verschrikkelijk, een bloedbad en een slachting; soms vriendelijk, met ruil van kralen en pompoenen.
Toeristen hebben zulke belevenissen niet. Van ons soort zien de Boedapesters er miljoenen per jaar; drie miljoen uit het westen, als ik het getal goed heb. Zij negeren ons allemaal.
F. leidde ons rond door zijn instituut in Boedapest, wees op de schoonheden en pakte uit over de merkwaardigheden, en verklaarde waarom sommige ruimtes ongebruikt blijven: er is weinig geld en dat wordt vaak verkeerd besteed door mannen op sleutelposten die het werk niet kennen en andere belangen in gedachten hebben.
Net als bij ons. Zo wordt toerisme werkbezoek: achter de schermen kijken en variaties horen op eigen thema's. Wij keren terug in het leven, na de musea en de monumenten. Het was jammer dat wij geen sleutelfiguur te zien kregen, desnoods achter glas - een zorgvuldige ambtenaar misschien, bereid te discussiëren en toe te lichten waarom het bijna niet anders kan.
F. had drie uur de tijd, op een introductie die hem tot weinig verplichtte. Een voorbeeldige man. Tientallen jaren geleden ben ik beïnvloed door een vermelding in het werk van Huizinga dat hij bij een Zwitser aanliep, ik geloof Werner Kaegi, die geen minuut kon missen maar alle tijd had voor zijn gasten. Mensen die het te druk hebben zijn van een lagere orde. F. was van het allooi van Kaegi: een vat van kennis en relaties en plannen, zonder haast.
Een van mijn halfgevormde voorstellingen van centraaleuropese karakteristieken is dat beschikbaarheid tot de levensstijl hoort. In Nederland en Engeland niet; in Frankrijk nog minder. Hebben de Hongaren deze voorsprong inderdaad? De Donau leeft op bij de gedachte: niet alleen breed koud water - een rivier met een geschiedenis.
Op de Gellertheuvel tussen de resten van de citadel staat een bronzen vrouw zo hoog dat haar bronzen opwaaiende rok meer indruk maakt dan haar hoofd. Zij symboliseert de vrijheid die de Russen in 1945 aan de Hongaren gebracht hebben, en de dankbaarheid van de Hongaren. Er lagen boeketten opgehoopt voor haar voeten; waarschijnlijk was het bevrijdingsdag.
Toen wij begonnen weg te lopen kwamen er twee jonge paren aan, een van de meisjes met een bosje rose anjers in doorzichtig plastic. Zij leken schuchter met neergeslagen ogen, als een prille generatie die beseft wat er allemaal heeft moeten gebeuren om hun een kans te geven.
Het had gekund, want er wordt gezegd dat de geschiedenis leeft voor de Hongaren en dat zij er veel over praten, maar toen deze vier de voorkant van de enorme vrouw bereikt hadden verbraken zij de spanning. Het ene paar ging opzij staan en had ergens een lachbui over; het meisje met de anjers stelde zich tegenover het beeld op en wachtte tot haar vriend, geknield op het grint, klaar was met een reeks foto's van haar.
Even had het geleken of wij een teken gingen opvangen uit een onbekende samenleving. Met een camera erbij wordt ieder tafereel alledaags - tot over honderd jaar misschien, wanneer iemand de foto bekijkt van haar voorouder als meisje met boeket.
Uitgeweken oosteuropeanen vinden Nederland vaak saai. De Tsjechen, de Polen of de Serven zijn vurige hartelijke feestvierders, zeggen zij; de Nederlanders lijken hun lusteloos en uitgestreken.
Zonder mij Hongaren te herinneren die het zeiden zou ik verwachten dat zij de verhouding net zo zien. Dichters, violisten, ruiters, vrijheidsstrijders: allicht dat zij op ons neerkijken, en ik was benieuwd hoe zij onder elkaar zouden doen.
Zij laten weinig merken in een week. De mensen lopen door de straten, zitten bij de cafés, staan in de winkels; zij klampen zich om overeind te blijven vast aan de stangen in trams en bussen; misschien worden zij 's avonds pas vurig, in eigen kring.
Het enige wat ik overdag kon zien waren enkele paren die elkaar zoenden en aaiden op straat; en een taxichauffeur die ons vervoerde schreeuwde van opwinding toen een vakgenoot te lang zijn pad blokkeerde bij het invoegen, en verlangde aan het eind van de reis een hoger bedrag dan de meter aangaf die hij gauw had afgezet. Verder was alles rustig.
‘Is Boedapest ongeveer zoals je je had voorgesteld?’
‘Ik had het me niet duidelijk voorgesteld, dus ik kan het niet vergelijken.’
Onwaar, bij nader inzien. Ik had het me voorgesteld als nacht, Donau, lantarens, cafés, muziek, taart, wijn, taxi's, bruggen en heuvels.
Al die dingen zijn er, maar niet zo dicht op elkaar. Achteraf zie ik daglicht, kantoorgebouwen, vrachtauto's, winkelstraten, nylon