plastic zakken scheurt open in het water. Tussen de stukken hout drijft allerlei afval. De man kijkt om zich heen en loopt in de richting van het blauwe huis.
Als hij nu zou blijven staan voor mijn deur, denkt ze, en zou aanbellen, wachtend voor mijn deur en zo lang zou blijven wachten totdat de afstand te groot zou zijn om binnen te kunnen komen, zou ik misschien van hem houden.
Als de man binnenkomt zit Roosje op de grond, haar rug tegen de muur. Haar benen die heel lang zijn in een zwarte maillot liggen gevouwen onder haar lijf op de even zwarte vloer zodat het lijkt alsof alleen haar romp tegen de muur leunt. Hij komt voor haar staan en trekt langzaam zijn broek uit. Boven haar hoofd is zijn geslacht. Op zijn schouder glanst een getatoueerde cirkel die een ellips wordt bij het schokken van zijn lijf in het hare.
Roosje is een nachtbloem.
Ontsla dit ouwe lijf van zijn illusie. Jonas verdeelt het glanzende bolletje haarcrème over de binnenkant van zijn handen en masseert zijn hoofdhuid krachtig. Illusie en verlangen.
Ze trekt opnieuw haar zwarte maillot aan. In de spiegel ziet ze hoe een ladder vanaf haar dij schuin naar beneden loopt. Ik hou niets in mijn handen, denkt ze. Ik hou niets in mijn buik. Misschien ben ik geen binnenkant. Haar vingers tekenen een naam op het glas, een woord. Haar borsten zijn klein, bijna vlak, en met haar haren glad tegen haar hoofd lijkt ze op een smalle jongen.
In het midden van de dansvloer draait een ronde zuil om zijn as. De zijkanten zijn van boven tot beneden bezet met schitterende stukjes spiegelglas. De verstrengelde figuren op de vloer worden in dit glas tot een legpuzzel, traag gelegd, de stukken van elkaar gescheiden door smalle naden. De tonen van de band klinken steeds zachter. ‘I wanna go home’, zingt de man achter de microfoon. Hij volgt de hele avond met zijn ogen een lange negerjongen die in een slepend ritme danst met een kleine man die strak voor zich uit blijft kijken.
Jonas zit op de eerste rij. Zijn kleine benen raken de grond niet. Het gezicht van zijn moeder is bleek geschminkt. Ademloos kijkt hij naar de treurende bewegingen van haar dunne armen in de wijde witte mouwen, langzamer en langzamer totdat tenslotte de vleugels van de zwaan die hij toch duidelijk zag in een slordige hoop tule verandert die leeg op de bühne blijft liggen. Onder het applaus van de mensen in de zaal blijft zijn moeder doodstil staan. Het heeft geen enkele zin te protesteren. De veren van de zwaan zijn gevallen.
Ik ben uitgepraat, denkt Jonas. Hij houdt zijn glas tegen zijn lippen zonder te drinken. Ik ben bijna dronken en ik ben volkomen uitgepraat.
Het schilderbusje staat dichtbij de bar geparkeerd. Jonas legt zijn handen rond het stuur. In het leer van de zitplaats naast hem is de afdruk van Benno's jongensbillen. Jonas streelt over het ruwe oppervlak. Alles gaat door, mompelt hij. De nacht door en daarna de ochtend. En straks komen ze terug, de bezitters van mijn huizen. En hun kinderen schoppen opnieuw tegen de geverfde deuren.
Als vanzelf rijdt hij naar de straat. In het donker vormen de huizen een zwart silhouet waarin de deuren en ramen even oplichten. De smalle brug over de gracht is niet meer dan een schaduw. Alleen bij Roosje brandt licht. Jonas stapt uit en loopt aarzelend naar haar deur.
Roosje verbergt haar borsten niet. Ze zuigt op haar lip en zegt: ‘Je mag hier wel blijven vannacht’.
De kamer wordt verlicht door een rose lamp. Er staat niets dan een laag bed, een tafel zonder stoel. Roosje gaat op de grond zitten. Haar vingers spelen met het elastiek in haar taille. In de spiegel ziet ze de weerkaatsing van Jonas' gestalte. Ze kijkt naar zijn handen. Niemand is alleen. ‘Jonas houdt van die jongen’, zegt ze. Ze rolt langzaam haar maillot naar beneden. Haar benen zijn lang en smal. De lichte driehoek is een nieuw begin. Een meisje, een vrouw, een kleine jongen. Jonas kent haar naam niet. Ze legt zijn handen rond haar borsten die hij ruim kan omvatten.
Benno kijkt naar de schildersbus die scheef geparkeerd staat voor Roosjes huis. Hij loopt naar het raam en veegt met de mouw van zijn overall over het glas. De dunne draden van de ijskoningin blijven liggen op zijn schouder.