Hollands Maandblad. Jaargang 1987 (470-481)
(1987)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Over M.S. Gorbačev en de ‘perestrojka’
| |
IKennelijk maken van die perestrojka deel uit, als doel dan wel als middel: de anti-alcohol campagne, de campagne gericht op verbetering van de arbeidsdicipline, de campagne tegen de ‘onverdiende inkomens’ (netrudovye dochody), en de ‘glasnost’-campagne. Dat laatste houdt in: (een pleidooi voor) openlijke kritiek en zelf-kritiek en een (pleidooi voor) ‘meer discissie en minder voorschriften (prikazy)’. Gorbačev zegt dat hij ‘meer originaliteit’ wil; ‘we komen er niet’, beweert hij, ‘als we de oude slogans blijven herhalen’, ‘er is een te groot verschil tussen woorden en daden en dat moet veranderen’. Er worden nu films vertoond die vanwege hun kritische teneur vijf, zes, zeven jaar op de plank hebben gelegen; dat is al iets. De eerste plaatsvervangend minister van cultuur zou recentelijk voor een verbaasd gehoor van cultuurbazen van mindere statuur hebben aangedrongen op een herwaardering van Pavel Filonov, één van de meest verguisde en naar mijn idee één van de interessantste Russische schilders van de eerste helft van deze eeuw. De kranten en zelfs de actualiteitenprogramma's op de TV (lange tijd misschien wel het meest conservatieve medium) zijn levendiger, openhartiger geworden, al domineerden het afgelopen najaar weer de rituele goede berichten over de laatste oogst. En de andere elementen van Gorbačevs perestrojka, zijn die nieuw? Nee, geen van alle. En dat idee zelf van de noodzaak van een perestrojka, is dat nieuw? Ook niet. L.I. Brežnev had het er in het begin van de jaren tachtig al over: er was een perestrojka nodig. Dat was toen weinig meer dan een woord. Perestrojka - iedereen zei ja en applaudisseerde, en ging daarna gewoon zijn oude gang. Dat kon ook, ja zeggen en nee doen, daar kreeg je verder geen last mee. Brežnev zelf boezemde in de laatste jaren van zijn regiem ook niemand respect in. Toen ik in 1981-1982 in Moskou studeerde was hij alleen nog goed als onderwerp van een hele serie grappen. Dat is in ieder geval een verschil: Gorbačev is betrekkelijk jong en zeer energiek en niemand houdt hem voor achterlijk. Toch: de recepten waarmee hij komt zijn oud. Zouden die recepten dit keer wel helpen? Of waren de medicijnen altijd al goed, en komt het er slechts op aan ‘de zieke’ er toe te brengen die medicijnen ook werkelijk in te nemen. Wat zijn volgen Gorbačev de kwalen waaraan de Sovjetunie lijdt? | |
IIEén van de problemen was en is: alcoholisme. Volgens de handboeken van het marxisme-leninisme is alcoholisme een ‘overblijfsel uit het pre-socialistische verleden’; maar als het een overblijfsel is dan in elk geval een hardnekkig overblijfsel, dat kennelijk niet als vanzelf verdwijnt. Er zijn wel vaker pogingen gedaan de alcohol-consumptie te beperken (prijsverhogingen, stukken in de krant), maar deze anti-alcohol campagne is zeker meer omvattend en harder dan voorgaande. Onder Gorbačev zijn er inmiddels twee wel heel forse prijsverhogingen van alcoholistische dranken doorgevoerd. Een flesje vodka van een halve liter kost nu 10 roebel (officiële wisselkoers: 1 R = f 3,50). In vele steden is het aantal verkooppunten dratisch verkleind; drank mag pas verkocht worden na twee uur 's middags. Sommige | |
[pagina 18]
| |
gebieden in de Sovjetunie zijn zelfs geheel drooggelegd. Het is niet duidelijk of die drooglegging door Moskou is verordineerd, of dat het hier gaat om eigen initiatief van (overijverige) locale bazen. De straffen voor openbare dronkenschap zijn verzwaard. Het maken en verkopen van samogon (eigenstook) wordt scherper vervolgd en strenger bestraft. In Moskou zie je nu 's avonds veel minder dronken mensen op straat, en in de fabrieken en bedrijven schijnt inderdaad aanmerkelijk minder te worden gedronken. Maar of dat de produktie direct zal stimuleren en of dat zo zal blijven als straks de controle verslapt? De rijen voor drankwinkels die nog open zijn, zijn langer geworden; dus als je in de rij gaat staan voor drank is ook de wachttijd langer, en die valt zelden in werktijd. De echte innemers verfoeien de anti-alcohol maatregelen natuurlijk; en het is waar dat er een run is ontstaan op bepaalde soorten eau de cologne, door verstokte drinkers genuttigd als Ersatz. De maatregel is ook buitengewoon vervelend voor de gematigde drinkers en niet-drinkers die gasten willen ontvangen en hun gasten volgens goed Russische gewoonte willen tracteren op een glas. Maar de maatregelen genieten anderzijds ook een zekere populariteit; veel vrouwen zien hun echtgenoten nu wat vaker thuis, er zijn minder dronkemansruzies, en volgens officiële mededelingen zou het aantal echtscheidingen sinds de afkondiging van de anti-alcohol maatregelen aanmerkelijk zijn gedaald. | |
IIICorruptie - ook een probleem; volgens de handboeken ook een ‘rest van het verleden’. Het is niet de eerste keer dat er campagnegewijs tegen corruptie wordt opgetreden, en het zal ook wel niet de laatste keer zijn; corruptie is niet iets waar je voor eens en voor altijd mee kunt afrekenen. In 1982 werd de toenmalige onder-minister van visserij, Vladimir Rylov, wegens corruptie en diefstal van staatseigendom ter dood veroordeeld en geëxecuteerd. Hij had duizenden kilo's kaviaar in haring- of sardineblikjes (ik weet het niet meer precies) laten exporteren, en de harde valuta daarmee verdiend in het Westen op een rekening laten zetten. Onlangs is Usmanov, als minister verantwoordelijk voor de katoenproduktie in de republiek Uzbekistan, door het Hooggerechtshof ter dood veroordeeld wegens het vervalsen van statistieken, verduistering en het aannemen van steekpenningen. Het stoffelijk overschot van Rašidov, de vroegere partijchef van Uzbekistan, is inmiddels, nadat was gebleken dat hij bij deze corruptiezaak betrokken was geweest, op een minder eervolle plaats herbegraven. De vroegere premier van Uzbekistan is vanwege dezelfde affaire - slechts - uit de partij gezet. In een serie van vijf artikelen werd in september 1986 in de Moskovskaja Pravda (De Moskouse Waarheid) uitvoerig aandacht besteed aan de rechtszaak tegen de directeur van een aantal medewerkers van ‘Gastronom No. 1’ (een grote voedsel- en delicatessen winkel in Moskou) wegens grootscheepse verduistering en omkoping.Ga naar voetnoot1.) Hij had onder meer geïmporteerd vlees, dat hij werd verondersteld in zijn winkel te koop aan te bieden, aan andere winkeliers tegen voor hem en de zijnen persoonlijk zeer gunstige voorwaarden doorverkocht. Men wil kennelijk laten zien dat er een andere wind waait, en dat niet alleen de kleintjes worden gepakt, maar dat ook de hogere echelons niet mogen verwachten verschoond te zullen blijven. | |
IVEén van Gorbačevs voornaamste doelstellingen is de verhoging van de arbeidsproduktiviteit - geen nieuwe doelstelling, maar misschien wordt er nu serieuzer werk van gemaakt. Eén van de manieren om de arbeidsproduktiviteit te verhogen is: het vergroten van de arbeidsdiscipline. De ‘strijd tegen het alcoholisme’ moet ook hier helpen. In enkele gevallen is men overgegaan tot ‘externe disciplinering’: politie werd ingezet om er op toe te zien dat arbeiders op tijd op hun werk verschenen en de fabriek niet tussentijds verlieten. Dat zijn zonder twijfel uitzonderingen. De verhoging van de arbeidsproduktiviteit moet uiteindelijk komen, wordt gezegd, van: modernisering van de produktiemiddelen, robotisering en computerisering. Van extensieve naar intensieve groei, is het parool. (Terwijl er tegelijkertijd ook wordt geageerd voor het werken in meerploegendiensten). Meer intensieve groei zou ook het probleem van de plaatselijke arbeidstekorten moeten helpen oplossen. De partijchef van Moskou, Jelcin, één van Gorbačevs meest toegewijde medewerkers, heeft vooruitlopend op die nagestreefde verhoging van de arbeidsproduktiviteit aangekondigd dat er binnen twee jaar geen limitčiki meer in Moskou zullen worden toegelaten. Limitči- | |
[pagina 19]
| |
ki zijn (jonge) mensen van buiten de stad die worden aangetrokken om werk te doen waar moeilijk Moskovieten voor te vinden zijn (laag gekwalificeerd werk vaak; politieagenten komen trouwens ook dikwijls van buiten de stad); zij worden limitčiki genoemd omdat zij slechts voor een beperkte periode (limitnyj srok) het recht krijgen in Moskou te wonen. Dat is voor mensen van buiten een manier om de stad in te komen: een tijdelijke vergunning kon dikwijls worden omgezet in een permanente, omdat men ‘onmisbaar’ was, of omdat men inmiddels met iemand uit Moskou was getrouwd. Het arbeidstekort - niet alleen in Moskou, maar in grote delen van de Sovjetunie, zowel in steden als op het platteland - maakt disciplinering van de arbeiders ook moeilijk. Als je ergens was uitgegooid kon je voor hetzelfde geld gewoonlijk bij een ander wel weer aan de slag. Door sommige economen in de Sovjetunie wordt bijna hardop betreurd dat de ‘prikkel van de dreiging met werkloosheid’ hier niet bestaat. Het is duidelijk dat men, wil men de de arbeidsproduktiviteit opvoeren, niet kan volstaan met ‘een beroep op de moraal’, met aansporingen in woord en geschrift om toch vooral harder en gewetensvoller te werken - op die trom is al zo dikwijls geroffeld (en er wordt nog steeds op geroffeld), dat de meeste mensen er waarschijnlijk doof voor zijn geworden. Zulke extreme maatregelen ter bevordering van de arbeidsdiscipline als destijds onder Stalin van kracht waren lijkt niemand meer te overwegen (‘toen niemand het in zijn hoofd haalde om zelfs maar een spijker van zijn werk mee naar huis te nemen, of zelfs maar vijf minuten te laat te verschijnen’, zoals een wat oudere kennis me toch met enige weemoed zei). Het is trouwens de vraag of dat soort maatregelen nog zouden helpen. Je kunt wel iemand dwingen om achter de lopende band te blijven staan en tamelijk grof werk te doen; je kunt iemand moeilijker dwingen tot liefde voor zijn werk, vlijt, originaliteit en gibkost' (‘buigzaamheid’, ‘flexibiliteit’, het vermogen om in te spelen op veranderende omstandigheden), waar het volgens Gorbačev en degenen die zijn lijn volgen juist aan ontbreekt. Er zijn trouwens geen mensen van betekenis die zijn lijn niet volgen, of beter: daar openlijk voor uitkomen. Van iedereen wordt een positieve instelling verwacht. De kritiek en zelfkritiek waartoe Gorbačev oproept dient uiteraard opbouwend te zijn. Er mag dan wel een glasnost'-campagne zijn (volgens Gorbačev geen campagne, maar een blijvende verandering), maar je hoeft niet te verwachten dat je een artikel zult vinden waarin wordt beweerd dat de nieuwe secretaris-generaal het helemaal bij het verkeerde eind heeft; want wie dat zegt is weg.
‘De waarheid moet gezegd worden’, zegt Gorbačev. Er worden inderdaad meer waarheden verteld dan vóór de glasnost'-campagne; dat is mooi en dat is goed. Maar tegelijkertijd stinkt er iets in die campagne van kritiek en zelfkritiek, er zit iets in wat volstrekt niet nieuw is en dat me in het geheel niet bevalt: de kritiek richt zich voornamelijk op de activiteiten (of misschien beter: het gebrek aan activiteiten) van Gorbačevs voorgangers, althans op zijn echte voorganger: Brežnev. (Andropov en Cernenko hebben hun hoge ambt te kort bekleed om hun stempel op de sovjet-samenleving te drukken: Cernenko had dat trouwens niet gewild of gekund, Andropov waarschijnlijk wel). Onder Brežnev is te weinig gebeurd, Brežnev heeft de zaak laten verlopen - dat is de strekking van veel kritische vertogen. Maar de naam Brežnev wordt niet meer genoemd, is verdwenen, alsof er geen meneer is geweest die Brežnev heette en zo'n kleine twintig jaar secretaris-generaal van de Communistische | |
[pagina 20]
| |
Partij van de Sovjetunie is geweest.Ga naar voetnoot2.) Chruščev oefende kritiek uit op Stalin, en deed daarna zijn best Stalin te doen vergeten (wat niet gelukt is). Exit Chruščev - Brežnev aan het bewind. Brežnev doet zijn best Chruščev te doen vergeten (wat beter gelukt is, want Chruščev was bij de massa niet zo populair). Exit Brežnev - Gorbačev aan het bewind. En onder Gorbačev wordt Brežnev weer tot non-persoon gemaakt (dat kost weer niet zoveel moeite, want er zijn er slechts zeer weinigen die zich Brežnev met dankbaarheid en weemoed herinneren). Aansporingen en disciplinaire maatregelen zijn dus niet voldoende om de arbeidsproduktiviteit op te voeren, dat begrijpen Gorbačev en de andere ‘vernieuwers’ ook wel. Nog op twee andere manieren wil men de arbeidsproduktiviteit en de economische groei in het algemeen stimuleren: (1) door een grotere loondifferentiatie, c.q. een herziening van de inkomensverhouding tussen de verschillende beroepen en functies, en (2) door een directere koppeling van loon en prestatie. Dat zijn geen principiële veranderingen, maar veranderingen van maat en methode. De Sovjetunie is in principe en in feite nooit een egalitaire samenleving geweest. Gelijk loon is ‘in strijd met de belangen van het socialisme’, staat in De beginselen van het marxisme-leninisme (1959).Ga naar voetnoot3.) De salarisverschillen zullen ‘geleidelijk verdwijnen’ bij de nadering van de communistische samenleving, staat in diezelfde Beginselen. Het verdwijnen van inkomensverschillen is een ‘objectief proces’.Ga naar voetnoot4.) Door het - wat dan wel ‘subjectief’ en ‘geforceerd’ moet heten - gelijktrekken van inkomens wordt de communistische samenleving niet naderbij gebracht; door het omgekeerde (maar dan ‘objectief’?) kennelijk wel. Dat is één van die socialistische paradoxen waar ik altijd moeite mee heb: de inkomensverschillen vergroten opdat zij verdwijnen, de staatsmacht vergroten opdat de staat afsterve. Er schiet me een regel van Jules Deelder te binnen: ‘hoe verder weg, hoe dichter bij’ - zoiets moet het zijn. Over de communistische samenleving wordt de laatste jaren niet in concrete termen gesproken. Nikita Chruščev wist wanneer de communistische samenleving zou ‘aanbreken’: in 1980. In het nieuwe, in 1986 aangenomen partijprogramma wordt geen datum voor de overgang van socialisme maar communisme meer genoemd, en niemand - daargelaten misschien een enkele dwaas - gelooft eigenlijk nog dat die gelukzalige toestand ooit werkelijkheid zal worden. Waar gelooft men dan wel in, waar hoopt men dan wel op? Ach, de verwachtingen van de ‘gewone man’ zijn echt bescheiden: morgen - of anders overmorgen - een beetje beter dan vandaag, een wat groter woonoppervlak, een eigen auto. Ik geloof ook niet dat Gorbačevs streven naar een perestrojka wordt ingegeven door interne druk, door angst in de hoogste echelons van de partij voor de ontevredenheid van ‘de bevolking’ als het met de economische ontwikkeling niet sneller beter gaat. Die ontevredenheid uit zich niet in politieke druk (hoe zou dat kunnen), maar in scepsis, in het courante cynisme van alledag. Het besef van de ‘noodzaak’ van een perestrojka is veeleer ingegeven door externe druk - wil de Sovjetunie haar internationale positie tenminste zeker stellen, dan kan zij niet volstaan met ‘het sluiten van de gordijnen en doen alsof binnen alles beter is’. Dat is wat men in Gorbačev kan bewonderen: hij is met een ‘oplossing in woorden’ niet tevreden, hij probeert tenminste wat. Ik herinner me een grap van bijna zes jaar geleden, toen ik in Moskou studeerde: Stalin, Chruščev en Brežnev zitten in de trein van het socialisme. De trein rijdt niet. ‘Wat, de trein rijdt niet?!’, zegt Stalin en hij heeft opdracht de stoker en de machinist en de andere ‘schuldigen’ te executeren. Dat gebeurt. Maar de trein rijdt nog steeds niet. Dan komt Chruščev in actie. Hij geeft opdracht de stoker en de machinist en de andere ‘schuldigen’ te rehabiliteren. De geëxecuteerden worden gerehabiliteerd. Maar de trein van het socialisme rijdt nog steeds niet. Dan staat Brežnev moeizaam op, stapt naar het raam, sluit de gordijnen, gaat weer zitten en zegt: ‘De trein rijdt’. | |
VEen aantal maatregelen om de landbouwproduktie te vergroten is inmiddels genomen, een aantal andere is aangekondigd. Herfst 1985 zijn een zestal landbouwministeries (op Unie-niveau) samengevoegd tot een landbouw-superministerie (het ‘Staatscomité voor de agrarische bedrijvigheid’)Ga naar voetnoot5.) | |
[pagina 21]
| |
met als doel de coördinatie te verbeteren van de activiteiten van het staatsapparaat die betrekking hebben op de landbouw - die reorganisatie lijkt nog niet helemaal voltooid. Het effect van een tweede maatregel is direct, op straat, merkbaar. Het is sommige kolchozen nu toegestaan een deel van hun produktie op de markten in de steden te koop aan te bieden; het deel van de produktie dat via de markt wordt afgezet telt mee voor de plan-vervulling van de kolchoz. De maatregel lijkt zowel voor de consument als | |
[pagina 22]
| |
voor de kolchoz voordelig; maar de maatregel levert meteen ook wat problemen op en er zal inderdaad gibkost' nodig zijn om die problemen op te lossen. Neem aardappels. De staatswinkelprijs is 10 kopeken per kilo; door de kolchoz aangeboden op de markt kosten ze 20 kopeken - maar dit zijn grote aardappels en van goede kwaliteit. De kolchozen hebben er belang bij deze aardappels goed te houden (een groot deel van de oogst in de Sovjetunie gaat verloren: op het veld, bij het vervoer, bij opslag en verwerking) - voor rotte aardappels betaalt niemand 20 kopeken als die ook voor 10 te koop zijn. Maar de kolchozen hebben een beperkte vervoerscapaciteit en ze zijn nu ook belast met de verkoop van een deel van hun produkt en distributie in kleine hoeveelheden. Dat kost mankracht, meer mankracht dan waarover we beschikken, hoor je nu al. Een derde maatregel waarvan door sommigen veel wordt verwacht is de - aangekondigde - verruiming van de mogelijkheid om brigade-contracten af te sluiten. Dat zou dan als volgt moeten gaan. Een groep arbeiders, een brigade (en dat kan een familieeenheid zijn), spreekt met de kolchoz-leiding af dat ze voor een aantal jaren een bepaald stuk grond in bewerking krijgen, maakt afspraken over de levering van zaaigoed, machines die ter beschikking moeten worden gesteld en dergelijke, en verplicht zich tot de levering van een bepaald minimum; de meer-produktie moet de winst opleveren, zowel voor de brigade-leden (die direct belang hebben bij meer-produktie) als voor de kolchoz en de staat. Punt is wel dat over dit type contracten nu al jaren wordt gepraat. Datzelfde geldt voor de bouwsector, waar zelfs al een tiental jaren met een vergelijkbaar systeem wordt geëxperimenteerd. Een brigade neemt een bepaald project aan en heeft direct financieel belang bij snel en goed werk. Maar vaak blijkt dat de bouwtekeningen nog niet klaar zijn op het moment dat het contract moet worden afgesloten; of de benodigde materialen worden niet op tijd geleverd - en weg is je voordeel. | |
VITwee andere maatregelen die de modernisering en de economische groei moeten stimuleren verkeren ook nog in het stadium van aankondiging. De eerste maatregel, of liever reeks van maatregelen, is er op gericht een groter aantal (industriële) ondernemingen de mogelijkheid te bieden om hun produkten op de Westerse markt, althans tegen valuta, af te zetten.Ga naar voetnoot6.) (En omdat het de Sovjetunie is wordt deze mogelijkheid meteen ook weer een plicht: op het niet vervullen van het ‘export-plan’ zullen zware sancties worden gezet). Een paar procent van de met de export van hun waar verdiende harde valuta zouden die ondernemingen dan zelf, naar eigen inzicht, mogen besteden aan nieuwe machines en andere apparatuur. Tot nu toe is de Sovjetunie voornamelijk een brandstoffen (olie en gas) exporterend land. De inkomsten in harde valuta zijn door de internationale olieprijsdaling hard teruggelopen. Als de Sovjetunie haar aankopen van hoogwaardige industriële goederen (nodig voor modernisering) en granen niet (blijvend) wil verminderen, moet ze wat verzinnen. September 1986 werd een ander idee gelanceerd: ‘joint ventures’. De Sovjetunie zou zijn geïnteresseerd in ‘joint ventures’, met als absolute voorwaarde dat de Sovjetunie daarin een meerderheidsaandeel dient te hebben en met de nadrukkelijke vermelding dat het sovjet-recht op die gezamenlijke ondernemingen van toepassing zal zijn. De produktie van de joint ventures ‘zou onder de aandeelhouders kunnen worden verdeeld’ en ‘naar derde landen worden geëxporteerd’. Premier Nikolaj Ryzkov had het over ‘details die nog nader kunnen worden uitgewerkt’.Ga naar voetnoot7.) Het is niet duidelijk waarom het nog slechts om details zou gaan: een dergelijke constructie past niet in het geldende sovjet(eigendoms)recht. Er zal een apart juridisch kader moeten worden geschapen, want als het geldende sovjet-recht van kracht zou moeten zijn (hoe?) is er geen buitenlandse ondernemer die er in stapt. De Sovjetunie mag daarom op de korte termijn niet veel baat van ‘joint ventures’ verwachten. | |
VIIDe interessantste campagne is misschien wel de campagne tegen de netrudovye dochody, de ‘onverdiende inkomsten’ of ‘niet door arbeid verkregen inkomsten’. Want wat zijn dat precies: ‘inkomsten niet door arbeid verkregen’? Wat moet worden beschouwd als inkomen is (of lijkt) duidelijk; maar wat is ‘arbeid’? Handel wordt in de Sovjetunie niet beschouwd als arbeid, tenminste niet als een particulier er zich mee bezighoudt. Na- | |
[pagina 23]
| |
tuurlijk, je kunt er de hele dag mee in de weer zijn, maar het is geen werk. Maar wat is handel dan precies? Als ik word gebeld door een kennis, de directeur van een bouwbedrijf, die extra werkkrachten nodig heeft en ik zeg dat ik zal kijken wat ik voor hem kan doen en ik bel drie mij bekende nummers en ik vind een ‘vrije brigade’ voor hem; als ik nu eens 1 roebeltje voor mijn diensten vraag, is dat dan ‘onverdiend inkomen’? Ja, dat is ‘niet door arbeid verkregen inkomen’, althans ‘onverdiend inkomen’, ook al ben ik er uren mee bezig geweest en ook al is de directeur bevoegd losse arbeidskrachten in te huren en ook al hebben de leden van de ‘vrije brigade’ stuk voor stuk toestemming van hun reguliere baas om in een bepaalde periode tot een bepaald maximum-bedrag bij te verdienen. Ander voorbeeld. Als ik in mijn vrije tijd met mijn eigen auto van het privé-tuintje van A naar de markt in de stad Y 50 kilo uien vervoer en ik krijg daarvoor een bescheiden beloning (zeg iets meer dan de benzine-kosten) - is dat dan onverdiend inkomen? En als ik nu een regelmatige dienst onderhoud tussen het dorp van A naar de markt in de stad Y voor een wat minder bescheiden beloning? Of als ik die 50 kilo uien van A koop en ik vervoer ze naar de stad Y en ik verkoop ze aan B en ik houd er hetzelfde aan over - is dat ‘onverdiend inkomen’? Nog maar een voorbeeld. Boris Borisovič, ik verzin maar een naam, werkt overdag officieel als loketbeambte. Hij is echt handig en repareert 's avonds televisietoestellen en verdient er zo'n 200 roebel per maand bij. Zijn dat netrudovye dochody? Hij werkt ervoor, ja, maar hij vraagt voor een reparatie vijf keer zoveel als een officiële ‘reparatie-afdeling’ (wat zijn klanten er niet van weerhoudt om zich voor reparaties tot hem te richten, omdat de reparatie-afdeling ver weg is, of slecht werk aflevert, of er te lang over doet). Is dan tenminste een deel van zijn inkomen toch niet ‘onverdiend’? Of is zijn gehele inkomen uit reparatiewerk ‘onverdiend’ omdat hij niet officieel als reparateur werkt, maar overdag gewoon loketbeambte is?Ga naar voetnoot8.) Het zijn voorbeelden uit het leven van elke dag - juist daarom is de vraag of het hier al dan niet gaat om het netrudovye dochody zo belangrijk. Niemand weet het precies, maar van alle reparatie- en onderhoudswerkzaamheden voor particulieren wordt misschien wel de helft verricht door mensen die daarmee niet ‘van staatswege zijn belast’. We hebben het dan over ‘de tweede eco- | |
[pagina 24]
| |
nomie’ van de Sovjetunie, waarvan niemand goed weet hoe die te definiëren. En dat is precies een probleem bij de bestrijding van de ‘onverdiende inkomens’. Het gaat om het ‘ongeregistreerde deel van de sovjeteconomie’ (maar deze term is ook weer niet geheel passend) - ten dele parasiterend op de ‘officiële economie’, ten dele de officiële economie’ aanvullend; ten dele zelfs is de ‘officiële economie’ van de ‘onofficiële economie’ afhankelijk. Vervelend is echter (voor sovjetologen die in het verschijnsel zijn geïnteresseerd, maar uiteraard vervelender nog voor de sovjet-autoriteiten), dat niet zonder meer duidelijk is waar het ‘parasiteren’ begint en waar het ‘aanvullen’ eindigt. Het oordeel daarover hangt ten dele ook af van wat ik dan maar het ideologisch perspectief zal noemen: wat de één beschouwt als het heilzame effect van een klein beetje ‘vrije markt’ beschouwt de ander als het misbruik maken van omstandigheden, als het ‘overvragen voor iets wat weinig kost’ (maar waar toevallig of niet toevallig slecht aan te komen is). Een voorbeeld van zo'n grensgeval. U wilt een reparatie aan uw woning uitgevoerd hebben. Er moet wat hang- en sluitwerk worden vervangen. Goed, u gaat naar het betreffende bureau, met dat soort reparaties belast, praat daar met de master (vakman) en die is niet ongenegen; maar het hang- en sluitwerk dat hij kan leveren is van heel slechte kwaliteit, dat was precies wat u had en dat was binnen de kortste keren kapot. Hij weet echter wel een adresje waar u goede deurwerken en sloten kunt krijgen. U spreekt af: u koopt die spullen en hij zet ze er 's avonds voor u in; u betaalt hem zeg 30 roebel. Parasiteert die man of helpt hij u? (En is zijn dienst ook ‘dienstbaar aan de samenleving’?). Ik zeg erbij: 30 roebel is echt | |
[pagina 25]
| |
niet te veel, als je weet dat er anderen zijn die er 60 voor vragen. En als die master het nu anders doet? Als hij door zijn connecties in de bouwwereld beslag weet te leggen op goed hang- en sluitwerk (twee varianten: (a) hij betaalt de officiële prijs, of (b) hij weet er beslag op te leggen dankzij zijn contacten en door een meerprijs te betalen), en die spullen achterhoudt (of achterhouden: hij heeft ze gekocht) om ze 's avonds en in het weekeinde bij zijn klanten keurig aan te brengen? ‘Onverdiend inkomen’? Nog een voorbeeld: (de ‘echte economie’ bestaat per slot niet alleen uit statistieken). Een particulier autobezitter die als taxichauffeur werkt, heeft die ‘onverdiende inkomsten’?Ga naar voetnoot9.) De chauffeur van een sovchoz-vrachtwagen die een passagier meeneemt naar de stad 40 kilometer verderop - hij hoeft maar vijf minuten om te rijden - en die daarvoor drie roebel krijgt; is dat misbruik van staatseigendom en zijn dat onverdiende inkomsten? En als hij het nu gratis doet: blijft het dan misbruik van staatseigendom? Maar let wel: tussen de sovchoz en de stad in dit voorbeeld bestaat geen fatsoenlijk openbaar vervoer en de passagier heeft nu eenmaal geen auto. Wat dan? Dan maar gaan lopen? Of je hebt tien pond aardappelen te vervoeren (van je privé tuintje naar het huis van je dochter bijvoorbeeld) en voor een briefje van drie zet een kolchoz-chauffeur ze daar wel af (hij moet toch die kant op) - zijn dat steekpenningen, is dat corruptie, zijn die drie roebel ‘onverdiend inkomen’? Wat moet je dan doen? Die aardappelen laten rotten op het land? Wie schiet daar mee op? Je kunt de ‘tweede economie’ ook niet definiëren als die economische handelingen die in strijd zijn met de geldende wetgeving. De ‘geldende wetgeving’ is immers niet alleen de verzameling van geldende wetsteksten, maar ook: de interpretatie van die teksten door en het feitelijk handelen van de tot opsporing bevoegde organen ter plaatse en ‘wat de rechter en de tot straffen bevoegde organen ervan zeggen’. Hoewel Gorbačev minder prikazy wil, minder decreten en voorschriften en meer ruimte zegt te willen laten aan ‘de terzake kundigen onder het hoogste niveau’ (je kunt per slot als je mensen onder decreten en voorschriften bedelft weinig originaliteit en gibkost' meer verwachten), is er kennelijk ook in de campagne tegen de ‘onverdiende inkomsten’ weer ingrijpen van bovenaf nodig, omdat de maatregelen tegen de netrudovye dochody door de lagere niveaus niet worden uitgevoerd zoals (achteraf) door de hoogste echelons bedoeld. Zo zou in augustus 1986 in Armenië door het terzake verantwoordelijke ministerie zijn verordend, dat de schapen die daar op privé-grond worden gehouden dienen te verdwijnen. Een leraar uit Armenië, een zekere Mironov, schrijft daarover een brief naar de Izvestija en een correspondent van de Izvestija brengt de verordening ‘in het kader van de strijd tegen de onverdiende inkomens’ ter sprake in een gesprek met de procureur-generaal van de Sovjetunie, A.M. Rekunov - een gesprek dat aan de maatregelen tegen de onverdiende inkomsten is gewijd.Ga naar voetnoot10.) Rekunov zegt dat deze verordening ‘de rechten van burgers heeft geschonden’. Er had eerst met de burgers moeten worden overlegd, zegt Rekunov, de maatregelen moeten zowel in het belang zijn van de staat als van het volk, want als het volk begrijpt dat een maatregel van belang is, dan kan die maatregel rekenen op de steun van het volk; en hij voegt daaraan toe: ‘een beslissing die niet door het volk wordt gesteund is geen beslissing’ - maar dat kan hij natuurlijk niet helemaal menen. Het suggereert ook een ‘eenheid van gevoelen en streven van het volk’ die niet bestaat. Er komen in dit gesprek meer ingezonden brieven ter sprake. Een brief bijvoorbeeld, door 47 mensen ondertekend, merendeels kolchoz-arbeiders, woonachtig in de buurt van Krasnodarsk. Zij hebben allen een privétuintje, waarvan ze de opbrengst gedeeltelijk verkopen (niet op een daarvoor aangewezen marktplaats, want die is daar niet). Om die reden zijn wij allen dikwijls uitgemaakt voor ‘speculanten’, schrijven zij, en het enige doel in ons leven zou zijn onverdiend inkomen te verwerven. Die beschuldigingen zijn na de ukaze betreffende de netrudovye dochody regelrechte bedreigingen geworden en velen hebben al een administratieve boete van 50 roebel moeten betalen wegens het ‘onjuist gebruik van de privé-tuin’, en bij sommigen is er zelfs een stuk van de tuin afgehaald, hoewel die tuintjes niet groter waren dan was toegestaan; zo ook bij de ‘veteraan van de arbeid’ Belousov, die vier kinderen heeft en een gepensioneerde vrouw, en die vrijwel alle voedsel voor zijn gezin van dat tuintje haalt. Wat vindt de procureur-generaal hiervan? Nu, zegt de procureur-generaal, er is hier geen sprake van enigerlei overtreding, als iemand werkt en de opbrengst weet te vergroten en die verkoopt, dan moet niemand hem daarbij hinderen. De betref- | |
[pagina 26]
| |
fende organen zijn te ver gegaan en de schuldigen zullen een passende straf krijgen, zegt hij. Er is dus (weer) ingrijpen van bovenaf nodig, omdat de lagere organen de door de hoogste organen genomen maatregelen niet uitvoeren ‘zoals de bedoeling was’. Ditmaal omdat men op het uitvoerend niveau te fanatiek geweest zou zijn. Vaker wordt er door het hoogste niveau geklaagd - en vooral Gorbačev haalt daarbij af en toe fel uit - dat ‘velen in de partij’ integendeel nog veel te weinig fanatiek zijn, dat ‘velen in de partij’ nog niet schijnen te beseffen dat ‘de perestrojka een andere houding vereist’. Gorbačev beschuldigt wie de schoen past van conservatisme en ‘bureaucratisme’. Jammer is wel dat hij in zijn analyse van dat ‘bureaucratisme’ niet verder komt dan de verklaring die Lenin al had: onkunde en onwil. De oplossing lijkt dan: de onkundigen en onwilligen vervangen door anderen (jongeren) wier kennis en habitus beter past bij ‘de nieuwe tijd’ - wat verzet oproept bij de oude garde waarvan Gorbačev voorlopig nog afhankelijk is. Bovendien: reorganisaties en personeelswisselingen zijn een ‘investering’, zijn in ieder geval niet direct produktieverhogend, omdat gedurende enige tijd ‘niemand precies meer weet wie waarvoor verantwoordelijk is’, terwijl het er op lijkt dat Gorbačev snel een positief resultaat van zijn perestrojka wil laten zien. Wat nu als succes op de korte termijn uitblijft? De verleiding is dan groot om - net als in het verleden - met ‘verbaal succes’ genoegen te nemen. Gorbačev wil een technisch hoog ontwikkelde ordelijke samenleving met een arbeidzaam volk. Maar de mogelijkheden tot technologie-import zijn beperkt, alleen al om financiële redenen; daarnaast heeft Gorbačev de ‘pech’ dat veel van Ruslands eigen knappe koppen werkzaam zijn in de defensie-sector, en de ‘spin-off’ van de defensie-sector naar de civiele sector is klein, kleiner waarschijnlijk dan in het Westen.Ga naar voetnoot11.) Ook overigens geeft de import van technologie problemen. Je kunt een hele fabriek kopen in het Westen, met alles er op en er aan, laten we zeggen een fabriek voor de produktie van video-recorders, en die bemannen met volledig geschoold en vlijtig eigen Russisch personeel - dan nog werkt die fabriek niet zoals hij in het land van oorsprong zou werken, omdat die fabriek staat in een samenleving die anders in elkaar zit, omdat die fabriek niet zal hoeven concurreren met andere fabrieken, omdat die fabriek niet kan bepalen welke halffabrikaten al of niet zullen worden gekocht en tegen welke prijs, omdat de omvang van de produktie niet zal afhangen van het absorptie-vermogen van de markt, omdat je wel een fabriek kunt kopen, maar dan nog heel het serviceapparaat mist; kortom, omdat het ‘staats’-of ‘monopolie-kapitalisme’ iets anders is dan een plan-economie. En de Sovjetunie zal een plan-economie blijven; wat Gorbačev voorstaat zijn modificaties, geen radicale veranderingen à la China. | |
VIIIOf hij succes zal hebben? Of hij met zijn ageren voor een perestrojka ‘de massa's’ achter zich krijgt? Dat er in Moskou een paar honderd man winkelpersoneel zijn baan heeft verloren op beschuldiging van corruptie, onderhandse verkoop tegen verhoogde prijzen en dergelijke vindt bij velen instemming; dat er een aantal ‘winkels’ is gesloten waar een deel van de nomenklatura (de ‘elite’) zich voor weinig geld van kostbare waar voorzag vindt eveneens instemming (behalve, zeer waarschijnlijk, bij het betreffende deel van de nomenklatura). Maar aan het status- en privilege-stelsel zelf zal, kàn ook het ‘regiem-Gorbačev’ naar mijn idee niets veranderen, zo het dat al zou willen. In een maatschappij waar geld niet zozeer bepalend is voor je feitelijke welstand als wel de toegang tot schaarse goederen, wordt promotie niet alleen uitgedrukt in een hoger salaris, maar ook in een verbeterde toegang tot die schaarse middelen. Ook Gorbačev zal straks het ‘nieuwe’, hem loyale kader iets moeten bieden. Gorbačev heeft de neiging om zich over de hoofden van ‘de bureaucraten’ heen direct te richten tot ‘het volk’: in lange redevoeringen, die in extenso in de grote dagbladen worden afgedrukt, en via de televisie. Niet alleen tot ‘het volk’, maar met name ook tot schrijvers en kunstenaars. Hij heeft kritiek op ‘de conservatieven’, ‘de bureaucraten’, de kleine bazen die niets willen veranderen, vastgeplakt zitten aan hun stoel en hechten aan hun privileges. Tussen het volk, dat volgens hem zijn programma steunt, en ‘de leiding’ bestaat, zegt hij, een ‘administratieve laag, het apparaat van de ministeries, het partij-apparaat’, die van geen verandering wil weten.Ga naar voetnoot12.) Het volk en de hoogste leiding van partij en staat zouden van een zelfde gevoelen zijn. De maatregelen die de hoogste leiding van de partij in het verleden ten behoeve van het volk heeft genomen zouden niet zelden door die ‘tussenlaag’ zijn ‘gesaboteerd’. Die maatregelen waren, kennelijk, goed. Het beleid van ‘de partij’ was, kennelijk, juist; de schuld ligt ‘bij het midden’. Maar juist in dat midden vindt de partij | |
[pagina 27]
| |
haar steun; in ‘het midden’ vind je de partij-leden. ‘De massa’ is geen lid van de partij; toetreden tot de partij betekent al dat je je half en half uit de massa ‘verheft’. Het ‘populisme’ van Gorbačev heeft daarom iets merkwaardigs: hij richt zich tot ‘de massa’, die betrekkelijk machteloos is. Waarom? De hoogste leiding is kennelijk niet in staat om haar wil aan ‘het apparaat’ op te leggen; zijn kritiek op die ‘tussenlaag’ is in zekere zin een erkenning van onmacht. Zijn kritiek op die ‘tussenlaag’ is ook een afschuiven van schuld. De hoogste leiding van de partij distantieert zich van het falen van velen in de lagere echelons van het partij- en staatsapparaat. Hij laat ook een aantal netelige vragen onbeantwoord. Moet die ‘administratieve laag’ niet worden beschouwd als een creatuur van ‘de partij’? Is het gedrag van die ‘tussenlaag’ ook niet ten dele te verklaren als een reactie op de onmogelijke eisen die van bovenaf aan ‘het apparaat’ werden gesteld? Verlangt Gorbačev nu niet te veel van ‘het apparaat’? Want enerzijds wil hij ‘dat het apparaat bevelen en instructies gewoon opvolgt’, terwijl hij anderzijds voor meer buigzaamheid, meer gibkost' pleit. En het apparaat is heel buigzaam: er waait een wind van boven, apparaat buigt wat mee, maar blijft met zijn wortels wel op zijn plaats verankerd en wacht tot de storm over is. Natuurlijk is dit niet het soort van buigzaamheid dat Gorbačev op het oog heeft. Wat Gorbačev met zijn ‘beroep op het volk’ voorheeft, denk ik, is wat druk van onderaf op te roepen, de partijleden en de niet-partijleden in een positie van enig gewicht die willen wat hij wil (of hun verlangens onder die noemer kunnen presenteren) een steuntje in de rug te geven, te activeren, om op die manier het verfoeide apparaat ontvankelijker te maken voor zijn druk van bovenaf en zo de greep van het hoogste echelon van de partij op ‘het apparaat’ te herstellen. |
|