schieter tegemoet kunnen komen. Onbegrijpelijk is dat niet, en absoluut verkeerd is het ook niet. Maar het is kortzichtig die wetenschappen die naar hun aard minder gevoelig zijn voor beleid waarde te ontzeggen. Die handelwijze werkt als een splijtzwam in het universitaire bouwwerk en tast het wezen van de universiteit aan.
Het is verleidelijk de aanvaller met zijn eigen wapens te bestrijden, zeker als het zo makkelijk is, naar Poll aantoonde in NRC Handelsblad van 31 oktober. Daar mag het echter niet bij blijven, ten eerste omdat deze minister niet ingehuurd blijkt om overtuigd te worden door argumenten, en ten tweede omdat het sociaal-economische argument voorbijgaat aan de waarde die de universiteit als totaal vertegenwoordigt. Het is een argument op het niveau van de langsflitsende elektriciteitspalen, en het is zowel voor de interne universitaire verhoudingen als voor de toekomst nodig de blik op de horizon te richten.
Het ligt voor de hand, denkend over de aard van de universiteit, etymologische omschrijvingen te geven of holistische Mystiek Lichaam-metaforen te gebruiken. Een descriptie of een beeld zijn op zichzelf geen apologie. Het is aan de universiteiten de juistheid van een omschrijving en de geldigheid van een vergelijking aan te tonen door de polarisatie op te heffen en niet alleen het gezamenlijk belang te zoeken maar ook de gezamenlijke waarde te formuleren.
Aangezien de humaniora het kind van de rekening lijken te worden, is een oratio pro domo op zijn plaats. Toen de alchemisten nog in hun kelders op zoek waren naar de formule voor goud, vormden filologen, filosofen en theologen de eerbiedwaardige kern van de universiteiten. De kennis en kunde, die in die vakken verzameld en overgedragen wordt, lijkt op het kinderspelletje van ‘deboom-die-wordt-hoe-langer-hoe-dikker’: langzaam maar zeker aangroeiend. De tand des tijds gaat er niet zo te keer als elders. Oude inzichten kunnen lang houdbaar blijven. Traditie en besef van geworteld zijn worden gespaard aan grote nieuwsgierigheid naar actuele ontwikkelingen. De waarde van die constante aanwezigheid in het universitaire milieu is te vergelijken met het hebben van een identiteit, een geschiedenis en een familie voor de mens. De beoefenaren van de geesteswetenschappen streven vorming en begrip na als doel op zichzelf, wat door de ‘Praktiker und Politiker’ wordt miskend of geminacht.
Dat verklaart de ongrijpbaarheid voor ‘beleid’ en de neiging de humaniora te behandelen als tweederangs wetenschappen. De b-wetenschappen passen voor een groot deel beter in het consumptiepatroon: theorieën verouderen snel en dagelijks worden nieuwe en betere toepassingen gevonden. Wanneer zij het nauwe contact binnen één universitaire gemeenschap met andere volwaardige faculteiten zouden verliezen, zouden zij beroofd worden van een belangrijk referentiekader. Hetzelfde geldt voor de gamma-wetenschappen, die niet alleen extern, maar ook intern een scharnierfunctie hebben. Hier dringt zich weer het beeld op van het uitzicht uit de rijdende trein.
Als het besef groeit, dat de universiteit een organisch geheel vormt, zal ook duidelijk zijn, dat het aantal universiteiten ondergeschikt is aan de vorm. Een halve universiteit is geen universiteit en kan niet als zodanig functioneren; het is een niet levensvatbare mutatie. De bestaande halve universiteiten streven dan ook stuk voor stuk naar vervolmaking. En om de biologische vergelijking voort te zetten: hier twee universiteiten gebruik te laten maken van één stel benen en daar twee andere het hoofd te laten delen is van een andere orde dan ergens de amandelen te knippen.
Het zij de overheid toegegeven, dat er soms een keuze gemaakt moet worden. Wanneer de gevolgen van die keuze langdurig merkbaar zullen zijn, is een rechtvaardiging voor de lange termijn noodzakelijk. De ministeriële rechtvaardiging voor de huidige maatregelen is echter, zoals we gezien hebben, efemeer en zal spoedig elke geldigheid verliezen. Beter is het halve universiteiten op te heffen of samen te voegen tot één volwaardige, dan hun aantal uit te breiden. Beter is het de onderwijskundige en wetenschappelijke noodzaak aan te tonen van christelijke en katholieke universiteiten. Zou een poging daartoe falen, hetgeen aannemelijk geacht mag worden omdat een confessionele signatuur op het eerste gezicht zelfs strijdig lijkt met de aard van wetenschap en van de universiteit, dan dienen zich legio mogelijkheden tot hervorming aan.
Een keuze geheel overlaten aan politici is onverstandig. Zij hebben een beperkte visie. De universiteiten zijn bij uitstek geschikt het zelfportret van een landschap te schilderen.