En de studenten dan?
In alle toonaarden is de laatste paar maanden het belang der letteren bezongen. De culturele rol van de universiteit werd eveneens onderstreept. Maar de studenten, wat vinden zij ervan.
Als men de moeite neemt in een universiteit rond te lopen en met studenten te discussiëren, vallen alras enkele dingen op. Bij studenten in de letteren, filosofie of theologie wordt de studiekeuze in belangrijke mate bepaald door het vormende aspect van de studie: oriëntatie in talen, geschiedenis en culturen als belangrijk element voor persoonlijke ontplooiing. De meesten zijn bij het begin van de studie goed op de hoogte van het matige beroepsperspectief. Mondige jonge mensen willen hun eigen weg volgen en kiezen bewust voor datgene wat hun trekt. Het advies ‘Kies wat je leuk vindt, word er dan goed in en voeg aspecten aan de studie toe die de kans op een baan vergroten’, blijkt veelal letterlijk te worden opgevolgd. Een ieder wil aldus op zijn eigen wijze de weg vinden in de wereld van kennis en cultuur.
Nochtans is er een keerzijde, namelijk de nog steeds stijgende werkloosheid onder academici met een letteren-opleiding (er zijn thans meer dan 3000 werkzoekenden; dat is bijna 20% van het aantal werkloze academici). Het is én in het belang van de studenten én der letterenfaculteiten maatregelen te nemen die deze ernstige situatie kunnen keren. Betere voorlichting, herziening van het onderwijsaanbod gericht op verruiming van de beroepsperspectieven en vergroting van de mogelijkheden van studenten (met behoud van de kwaliteit der letterenopleiding), bijvakken uit andere disciplines in het curriculum op te nemen. Ook voor letterenstudenten is een brede(re) oriëntatie geboden.
Het belang van de geesteswetenschappen wordt trouwens in vele andere opzichten onderstreept. Daarvoor gaan wij wederom bij studenten te rade. Ondanks (of dankzij) studieverkorting en strakkere onderwijsprogrammering is er een wassende stroom studenten die talen, cultuurwetenschappen, geschiedenis of filosofie als (extra) curriculumonderdeel in het studieprogramma willen opnemen. Studenten in de economie of rechten willen taalonderricht, toekomstige bedrijfskundigen volgen colleges in de cultuurwetenschappen, bèta's willen filosofie of geschiedenis in het programma opnemen.
Colleges binnen de letteren-faculteit worden niet zelden overspoeld door studenten uit andere faculteiten. Studiumgenerale programma's mogen zich eveneens in een grote belangstelling verheugen evenals culturele manifestaties binnen de universiteit. Studenten vragen bovenal naar great teachers die inspireren. Wanneer zij naar het waarom van hun belangstelling worden gevraagd levert dat verschillende antwoorden op: de eigen discipline is ons te beperkt; wij willen onze maatschappelijke oriëntatie verbreden; de middelbare school heeft ons deze kansen niet geboden.
Er is een zekere afkeer merkbaar van de kille no-nonsense mentaliteit, het technologisch-economisch complex, de informatiemaatschappij. Veel studenten vrezen een zeker cultuurbarbarisme en wijzen op de leemte in hun ontwikkeling en zij vinden dat een universiteit als ‘laatste station’ hierin moet voorzien.
Hier ligt dan ook een opgave voor de geesteswetenschappen verborgen, namelijk het vinden van een vruchtbare synthese tussen vorming en de opleiding voor beroep of wetenschappelijke carrière. Hier komt tevens het ideaal van de klassieke universiteiten in beeld: de all round training van academici, de wederzijdse bevruchting van de verschillende wetenschapsgebieden en opleidingen, de academische gemeenschap als substraat voor nieuwe ontwikkelingen.
Voor velen zijn dit geen verouderde idealen maar noodzakelijk geachte voorwaarden voor academische vorming. Er is behoefte