| |
| |
| |
De tijd waarin we leven - 2
Open brief aan Jos van Kemenade
Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes
(Wat voorafging. Het rommelt aan de universiteit. Anton Wachterromans, nooit te beroerd om een stervende man een trap te geven, begint een slecht getimede polemiek tegen de door hem als irritant ervaren werkelijkheid. Als uitvalsbasis voor zijn bijdragen tot de oplossing van het wereldvraagstuk bouwt hij samen met professor Bodegraven een bathyscaaf in de fietsenkelders van het zogeheten Letterengebouw te Amsterdam. In die kelders spelen zich de verschrikkelijkste tonelen af. Je hebt er bijvoorbeeld het spastische hulpje van professor Bodegraven, dat vergelijkende taalwetenschappen studeert. Elke ochtend gaat ie op wacht staan bij de ingang, waar hij zorgvuldig een meisje uitkiest dat hem bevalt. Zo gauw zij bij haar fiets weg is prikt hij daar met een punaise de achterband van door. Wanneer na een lange dag van studie het uitverkoren meisje in de schaars verlichte kelder bij haar fiets terugkeert, roept hij:
- Hé, je band is lek! Zal ik hem voor je plakken?
Hier heeft Anton het niet over in zijn prijsschotschriften. Hij heeft het over het geteisem, dat de verdiepingen boven de fietsenkelders bevolkt en warmee hij geen enkele verwantschap voelt, zoals hij die wel voelt met professor Bodegravens spastische hulpje, door wie Anton zijn bestaan niet ontkend voelt, wiens oogopslag en motoriek hem niet persoonlijk beledigen en kwetsen, zoals oogopslag en motoriek van het elkaar napratende geteisem boven de kelder dat wel doen. Het geteisem boven: pedagoochems en werkgroepsgenoten - ‘slaven van de dag, vastgeklonken aan de ketting van het moment, die van de letteren, om de tijd te doden, een lolletje maken’ - hebben in het vorige nummer van Hollands Maandblad hun ogen met zoutzuur al schoongepoetst gekregen. Nu is het de beurt aan Antons docenten, ‘de geleerden’, en die rat van een Marc Wouters. Motto van hun voorleesuurtjes: ‘waarom zou je uit je eigen nek kletsen, als je ook uit andermans nek kan kletsen’. Motto van dit tweede deel van Antons Open Brief aan Jos-met-de-gefriseerdehaartjes: ‘waarom zou je iemand door het hoofd schieten, als je hem ook in het hart kunt raken?’)
Ik wist genoeg: mensen vinden het helemaal niet leuk als je aan hun ketting rammelt. Aan de ene kant moest ik blij zijn dat WD Zegel, Jannie V. en Erik-Jan op de universiteit zaten en niet bij de Jeugdstorm of bij de Jonge Socialisten, aan de andere kant deden de antwoorden van de laatste twee en het stomme stilzwijgen van de eerste niet onder voor die verenigingen en hun reeuwse rituelen. Want verenigd waren ze, in hun strijd om de verveling aan de macht te brengen.
Mij kon het niks meer schelen, ik had ze nu een flinke trap onder hun kont gegeven en dat was het hoogst bereikbare bij idioten die de ketting waaraan ze liggen nog schoonlikken ook.
Ik klopte aan bij de Gebroeders Jezus tempelreiniging en zielsverhuizing om te vragen of ze mijn Kruis wilden overnemen. Een vakantiekracht stond me te woord: Jezus zelf hield net een lezing, maar z'n broer had wel even tijd. Hij gaf me een viervoudige wortel van het kwaad mee, maar die had ik al op voor ik de deur uit was. Er zat niets anders op dan wat lezingen bij te wonen om het groepsnaaien in een groter verband te gaan zien.
Om een beeld te geven van de doorsnee lezing, heb ik er drie voor u uitgekozen. De eerste en de derde vielen onder de noemer ‘sirenelunch’, een initiatief op het Seminarium van scheepstoeter MC Brands. Het gaat erom dat telkens als de sirenes van het luchtalarm loeien, meestal op de eerste maandag van de maand (maar je weet 't niet met die Russen), een aangewezen vrijwilliger zijn lucht laat blazen over een onderwerp. Mijn tweede voorbeeld gaat helemaal
| |
| |
niet over een lezing, maar het viel zo uit dat de spreker een artikel had geschreven, zodoende.
SIRENELUNCH maandag 2 december 1985
Spreker: Marc Wouters
Onderwerp: Neutraal maar niet onpartijdig.
Spanje en de Tweede Wereldoorlog.
Spanje. Het gaat over Spanje. Neutraal maar niet onpartijdig. Da's leuk gevonden... in andermans boeken. Het is een titel uit het rijtje: Eender maar toch anders, De gedaanteverwisselingen van de chaos, Franco zoals ik hem uit zijn zerk heb geroken, Over Jan Romein en De Loreleizang van de Duitse vredesbeweging. Ik vind het m.a.w. een verschrikkelijk flauwe titel. In deze opvatting zal ik hoogstwaarschijnlijk niet alleen staan. Maar, zult u zeggen, er niet zo zwaar aan tillend ‘Ach, daar til ik niet zo zwaar aan. Een flauwe titel, nou en! Er zijn ergere dingen in het leven, tenslotte. Laten we eerst maar eens afwachten wat hij/zij/deze geperverteerde oetlul ons te melden heeft.’ Dan zeg ik op m'n beurt: er is meer aan de hand met deze titel dan de titel qua flauwheid als zodanig alleen al op het eerste oog zou doen vermoeden. Me dunkt namelijk dat die flauwheid niet toevallig is, of slechts een (on-)hebbelijkheidje van Marc Wouters.
Die flauwheid is er altijd, maar (en want!) niemand merkt het op. Zouteloosheid en lafheid gaat hier door voor spitsvondigheid en de historische methode. De historische methode, dat zijn drie gezellige eekhoorntjes, Kabbel en Babbel en Kwebbel. Flauwheid is hun code en conventie, dat wil zeggen, keren we terug tot de praktijk, iemand komt aanzetten met een titel als
Neutraal maar niet onpartijdig. Spanje en de Tweede Wereldoorlog.
Proef dat eens op uw tong: niet onpartijdig. Let wel, er staat niet: partijdig. Oheerjeenee! Nuances, subtiliteiten en subtiliteiten en nuances. Maar het is de tyrannieke betweterigheid, die pas goed aan de dag treedt wanneer de Marc Woutersen een ondertitel gebruiken. Als je nog maar net hersteld bent van de voze walm van de boventitel, komt Marc met een ondertitel, even verrassend als beeldend in zijn oproepen van de weerzinwekkende taferelen die we kennen van Picasso, Goya en Joris ‘Driepinter’ Ivens: Spanje en de Tweede Wereldoorlog. Maar beste Wouter Marx, een kind weet toch dat het maar zeer weinigen gegeven is een volledig beeld te scheppen van een historische entiteit als Spanje, of van een minstens even interessant fenomeen als WOII, laat staan van Spanje èn WOII, en dat in een sirenelunch die niet langer dan zeven weken mag duren! (De enige die wij daar op dit moment toe in staat mogen achten is de historicus met de brede visie: Willem ‘Global’ Roobol, u weet wel...)
Samenvattend: wat er in zit staat er op. Een politicus aan het woord dat ruik je op zeven weken afstand nog, daar heb je geen luchtjesalarm voor nodig. Marc Wouters is zo'n politicus. Hij weet zijn plaats in de rangorde (een woord ontleend aan de dierenwereld en de Jeugdstorm, en in betekeniswaarde zwevend tussen likken naar boven en trappen naar onder). Hij maakt het zijn soortgenoten naar de zin en in ruil daarvoor begrijpen ze hem. Gebogen veinst hij met het ene masker relativisme en nuance, en neerbuigend met het andere zekerheid en inzicht. Zo blijf je buiten schot, zo blijf je altijd wat je bent: flauw, zoutloos, laf, een weekdier en eeuwig, eeuwig pissend tegen grafzerken.
namens Platforum, Anton Wachterromans
's WERELDS ELLENDE
's WERELDS ONDERGANG
(2 Petrus 3:3-16)
Het wordt echt alsmaar erger. Niettegenstaande de lichte economische opleving en de verkiezingsoverwinning van de PvdA, krijgen de slopers van alles wat Mooi en Goed en Vooroorlogs en Tof is, steeds meer pleitbezorgers. Vanavond staat er weer een voor u. Doe nu maar niet net alsof u er niks van weet - die M.A.E. Wes van u, die heb ik goed in de smiezen. In het godzijdank afgelopen nummer (2-86) van De Gids (een door en door ziek blaadje) liet deze Wes ons zijn intellectuele stompjes zien waarmee hij George Steiner wilde wurgen. Een onsmakelijk gezicht, dat mij de koude rillingen over de rug doet lopen, zoals altijd wanneer ik een slavink een paard in brand zie steken.
Wes schreef een erg mager artikel van negen halfvolle bladzijden: ‘George Steiner moet niet zo zeiken. Een tegenrede.’ Tegen de Rede was het wel... Zo moest Steiner van Wes niet zo zeiken over het oprukkende analfabetisme dat van onze kinderen en van onze kindskinderen kindse kinderen dreigt te maken, willoze en slachtrijpe videoten. Wes ziet dat allemaal ook best wel aankomen, maar vindt het niet iets om je zorgen over te maken, immers, is 't argument ‘het is zeer de vraag of Jezus van Nazareth kon lezen’. Hierbij lijkt Wes volledig voorbij te
| |
| |
gaan aan het feit dat mensen als Kant, Leonardo da Vinci, James Joyce, Sophocles, Tibullus, Multatuli, Francis Bacon (2x), Duc de Fontanel, Jan en (in minder mate) Annie Romein, Auguste Rodin, Claus Mouse, Eric Idle, Mireille Vroege, William Shakespeare, Frans Bakker, Ramon Lull, John Lennon, Karl Marx, Carl Barks, Carl Sagan, Françoise Sagan, George Boellaard, C.W. Rietdijk, K.L. Poll, E.J. Dijksterhuis, J.D. Salinger, Eratosthenes, Sylvia Plathbeachdeleurkristeldestrandjutter, Robin van Batman, Batman van Robin, Salvador en Gerrit Dali, Jozef van Arimathea, Cosima von Bülow, Zacharias Jansestraat, Ole Bouman, Robespierre, Napoleon, Rembrandt, Jacqueline Vroege, Jacques de Fatalist, Jacques Plafond, Frères Jacques, Sjaak Seepma, Alias Vanzetti, Sacco Mansholt, Carolien Confetti, Piet Paaltjens, James Joyce (die las voor 2), George Steiner, Piet de Smeerpoets, Jan Vos, Jan Os, Piet Vos, Kees Os, Koos S., Wim Bos, Charles Baudelaire, mevrouwvan de Kieft, Nebukadhnezar, de Lindberghbaby, Isabelle Blanc-Sec, Jezus van Nazareth, de Piltdownmens, Pausin Johanna, Pico della Mirandola, Gabriële d'Annunzio, Meister Eckehart, Antonie van Leeuwenhoek, Nadjezjda Mandelstam, Giacomo Leopardi, Flipje van de Betuwe, Franz Kafka, Lieven de Key, Peer de Pruymer, Anton Wachter, Luc Van der Schomme, Sid Visjes, Isabelle Adjani, Lou Rawls, Arthur Putey, Arthur Schopenhauer, Arthur Rimbaud, Arthur Kingofthebritons, Arthur Schnitzler, Willem Dostojewski, Johny Dusbaba, Edith Loozen, Bob Dalton, Ali Baba, Turko de Verschrikkelijke, Gustave Flaubert, Friedrich Nietzsche, Alfred Jarry, Jenny Swier, Oma Toete, Fred Muller, Robert J. Oppenheimer, Charles Dikkens, Oscar Wilde, Lucien Buysse, Egon Kistenmaker, Mijnheer Trezen, Maria, Moeder van God, (verlos ons van MA Wes, want die kan niet lezen), Fernando Pessoa, Bertrand Puzzel, Ludwig Vermeer, Pythagoras, Leopold Bloom, Alberto Giacometti, William Makepeace Thackeray (het monster van Loch Ness), E.T.
Gerhardt, Petrus Borel, Pascal Pensées, Breitkopf und Härtel, Bommen Berend, Plato, Doenja, Tahamata Handig, Michelangelo, Beertje Colargol, Jean Proust, Montezuma, Bach (6x), Olla Podrida, Gustav Klimt, Richard Wagner, Gaby Minneboo, Philip Corvage, Baron Corvo, Koning Eenoog, Kapitein Nemo, Generaal Alcazar, JMA Biesheuvel, Jimi Hendrix, Li Po, Tu Fu, Yves Saint-Laurent, om er slechts enkelen te noemen, wel degelijk konden lezen, en niet zo zuinig ook! 1-0 voor Steiner, dunk ik.
Ook moet Steiner niet zo zeiken over dat het Geheugen overal afgeschaft wordt. Het gebeurt nu eenmaal en je doet er niets tegen. Een geheugen mag dan handig zijn voor op vakantie, je mag het anderen niet opdringen. Waarom niet? ‘Het zal stuklopen op de werkelijkheid van onwil en onkunde bij student en docent’. Tuurlijk: laten we maar geen waterput slaan in deze woestijn, het loopt ongetwijfeld stuk op de werkelijkheid van onwil en onkunde bij zandkorrel en klimaat.
Waar haalt die Wes het allemaal vandaan? Uit het bakje hersenkwabbelnootjes van zijn eigen onbenul, onwil en onkunde, Die drie ons voor een tientje zijn voor hem altijd okay: ‘Het uit het hoofd leren van ettelijke honderden regels Van den Vos Reynaarde en van twee hele fabels van Aesopus heeft mijn inzicht in die teksten niet verhoogd’. Dat haalt je de koekoek - zelfs een kontje van Onze Lieve Heer zou hem z'n inzicht in die teksten niet kunnen verhogen. Iets wat er niet is kun je ook niet ophogen, waar of niet?
Gelatenheid in het gezicht van de feiten, dat is waar een kleine man groot in kan zijn: worden er geen boeken meer gelezen? Maak dan een videoclip! Is het Geheugen niet langer de Moeder van de Kunst maar het weggeautomatiseerde slonsje in de huishouding? Zo wat! Rom-bom-wat maal ik erom. De geschiedenis moet z'n beloopje met ons mensen kunnen nemen. En wee degene die niet z'n scrotum op de rails legt uit puur respect voor de aandenderende locomotief van onwil en onkunde. Voor zo iemand verzon Wes, ‘castraat uit noodzaak, eunuch uit roeping’, het ergste scheldwoord dat hij in zijn kwabbelnootjes vinden kon... conservatief. Publiek! Dit noemen wij nog eens een getructe omkering van begrippen en hun betekenis. Een conservatief is iemand die vasthoudt aan het geijkte, hij is als het ware verkleefd aan het bestaande. Welnu, het bestaande vervult Steiner met walging, terwijl Wes als een bezetene knielt en likt, en buigt voor alles wat hij ‘haalbaar’ noemt. Macrameeën voor de dagloner en Dood en Vernietiging, dat ligt binnen het bereik van de mogelijkheden, zoveel is zeker. ‘Het heeft geen zin om te zien in nostalgie naar een geïdealiseerd verleden’ - een erg kromme zin, om te zien, ook in nostalgie, maar goed, dat ziet u zelf ook wel. Vooruit met de geit - ‘Wat men er ook van mag vinden’ - nu komt het - ‘Het is een feit dat op dit moment radio, film en tv meer invloed hebben als media ter verspreiding van (welke) cultuur (ook) dan het geschreven en gedrukte woord. Wie dat feit negeert, berooft zich daarmee van de meest efficiënte middelen tot culturele de- | |
| |
mocratisering en vecht voor een verloren zaak,’ Zolang Wes-met-de-stompjes zijn eigen stijlloosheid stelselmatig vermenigvuldigd ziet, vecht hij liever voor een (welke) gewonnen zaak ((dan) ook), iets wat hem doet lijken op die NSB-er die pas na mei 1940 met Volk en Vaderland ging leuren (de broer van Victor
Luns).
U schrikt van deze morbide analogica? Ik geef grif toe, Wes en al zijn gelijkzinde kletscauseurs zijn veel gehaaider in het aanwenden van dat soort gelijkenissen. ‘Maar die roep om auctoritas klinkt mij een beetje verdacht in de oren.’ Proeft u de insinuatie? De roep om de sterke man... voor je 't weet, nietwaar? Dit insinuendo is de redeneerkunst van iedereen die iets te vrezen heeft van geordende en ordenende geesten zoals George Steiner en J.F. Abinga van Humalda. Het is het bespotten van eenlingen ten gunste van de vadsige massa. Of je Steiners angst nu een ‘bekeringsprogramma’ noemt, of moderne kunst ontaard, het dient er alleen toe om middels loze en voze verdachtmakingen in het gevlij te komen bij het grote getal der nullen, het Veronica-gajes, de slopers.
‘Dat is geen stijl’ is een mooie uitdrukking, die aan twee kanten hout snijdt: Wes kan niet schrijven. En Wes kan niet fatsoenlijk denken. Ziedaar, het tegendeel van de cortesia del cuore van Steiner. Geen wonder dat Wes niet snapt wat Steiner daarmee bedoelt. Geen wonder dat Wes ‘zo moe wordt van al dat geklaag over cultuurbarbaren’. De Groningse knikkebol voelt zich elke keer weer betrapt, als zijn stijlloosheid aan de kaak wordt gesteld, benevens zijn rijpeltochtige ophemeling van de Horde en zijn koek-en-ei denken. Maak hem alstublieft niet nog moeier. Hij zal op een gegeven moment zo schoon genoeg krijgen van al dat geklaag, dat hij bij het horen van het woord cultuurbarbaar alleen al naar de revolver grijpt om verzekerd te blijven van een weldadige nachtrust.
Wes is niet de enige smurf die over de rug van Steiner de hielen van het geteisem likt, maar wel degene die vanavond voor u staat. Met een lezing: de ideale gelegenheid voor de geïnteresseerde lijk en de vermoeide intellectueel om weer eens ‘wat aan cultuur te doen’. De graanvelden zijn bloeddoorlopen en de knekels kletteren uit de keukenkastjes, maar u bent het zoveelste alibi voor Wes om te zeggen dat het zo'n vaart niet loopt. Toch maar een zaaltje volgekregen met een lulpraatje over de Salami van Marathon, waar zijn al die cultuurbarbaren dan? Straks staat er een voor u. Wees gewaarschuwd!
Mag ik dit pamfletje besluiten met een prettige avond toe te wensen en een aardige Griekse formule: Θνραζε κηρες! (Demis Roussos)
Namens de Koninklijke Nederlandse
Vereniging voor Gymnasiumpikkies
Platforum,
Anton Wachterromans
Amsterdam, 22 februari 1986
Geachte heer Roobol,
Schopenhauer zegt, dat u geen weerlegging nodig heeft maar een spuitje. Voor de VA-RA-microfoon zegt hij dit, naar aanleiding van een kort verhaal van mij dat zo gaat (het is een allegarie, dus goed opletten):
R. was eens een professor in de geschiedenis die een huishoudster zocht om eens gezellig bij te kletsen over zijn analytisch-descriptieve geschiedschrijving. Hij had al een mooi beertje, Fundamentele Kennistheoretische Scepsis, maar die zei nooit wat terug, omdat het een zinsbegoocheling was en helemaal geen beertje. Kortom, professor R. wilde wel eens wat anders. In de plaatselijke courant De Gootsteen der Theoretische Geschiedenis zette hij een ‘Trekkertje’: Gevraagd voor drie modulen in de week nette werkster die niet aan alles twijfelt; moet willende werken. De verwachtingen van professor R. waren hooggespannen (aan de waslijn) (van zijn verbeelding): ‘Ze is vast een erg fijne vrouw met kuiltjes in haar wangen en geen pruik. Slechts licht maakt zij zich op en aan haar hals hangt een zilv'ren oedeem. Ze begraaft m'n beertje, klopt de kleedjes, kletst me de oren van het hoofd, overspoelt me met knijpse begietingen. Samen drinken we thee op de rode bank in de voorkamer, uit de kopjes van mijn moeder. En als ik in bed kruip stopt ze me toe, knijpt ze me in m'n wangen en terwijl ze haar schort optrekt zegt ze schalks dat ik met mijn poten van haar af moet blijven. Zo zal het zijn en ik noem haar Sluitend Wereldbeeld.’ Professor R. Kon wel zo veel willen - ze kwam niet. (Einde)
Schopenhauer zegt ook nog, voor diezelfde VARA-microfoon, dat u een oude, vermolmde trekpop van de wil bent, een schipperaar die kant noch wal raakt, een grossier in taartbodems. Wat zou hij daar toch allemaal mee bedoelen? Ik denk dat het iets te maken heeft met uw lezing ‘De gedaanteverwisselingen van de chaos’ die u in 1981 liet uitlekken in de plaatselijke courant. Die lezing, zegt Schopenhauer, bevat ontegenzeggelijk veel wartaal, maar tegelijkertijd toch ook veel dat gerust onzin genoemd mag
| |
| |
worden. Een heel mooie flaptekst, waar wij alleen aan zouden willen toevoegen dat u daarnaast nog de pedanterie bezit die een Kamagurka bijvoorbeeld node misthoorn.
Schopenhauer zegt dat het zo zit: om de chaos in uw hoofd een beetje aan te dweilen bent u op zoek gegaan naar een slonsje in de huishouding (zeg maar: een theorie), terwijl u toch zo'n postfris exemplaar van het antiquarische ras van feitenverzamelaars bent. De neerslag van deze uw aanvaring met het Denken vinden we terug in uw sirenelunch over de kosmos.
Wat een verwarring schotelt u ons daar voor... Verwarring die meteen al blijkt uit de pedanterie waarmee u zichzelf als een kromgeslagen spijker in de goot legt: uw eigen verstand wantrouwend speelt u verstoppertje in citaten, namen en abstracties, wat u zo makkelijk afgaat omdat ze onder uw handen volkomen hol zijn geworden. Goethe, Schopenhauer, Kant, S.T. Bok, Franz Joseph Gall (1788-1828), Ranke, Einstein, Henri Bergson, Freud, Nietzsche, Arthur Putey, Karl Popper, Brecht, Weil, Geyl en tenslotte, als zegenrijk voltooier van het werk van al dezen, de man van het verlossende woord, de demystificator par excellence, M.C. ‘Malle Eppie’ Brands. Een prachtvoorbeeld van het verstoppertje spelen: ‘De wereld is, zoals Schopenhauer zegt, onze voorstelling. In hoeverre die voorstelling een afbeelding is van een eventueel los van de voorstelling bestaande werkelijkheid, laat ik dan in het midden. Op vragen van metafysische aard moeten wij immers het antwoord schuldig blijven.’ Vandaar dat uw negen karige kantjes nogal schamel afsteken bij het levenswerk van de Slopershamer uit Danzig vrijstad! De dingen in het midden laten, antwoorden schuldig blijven - in vier woorden: terugdeinzen voor het onverklaarbare. Een zeer persoonlijke theorie... van angsthazerij, jawel. Niemand maakt je wat, want een lezing is maar een kwinkslag in de lucht. Een verplicht nummer in de wetenschappelijke etiquette, en vluchtig als een stinkende wind. Ieder het zijne, zegt Arthur Putey.
Arthur Schopenhauer zegt dat ik niet moet vergeten u te wijzen op iets merkwaar- | |
| |
digs: na twee alinea's loopt uw betoog vast en moet u al uw ‘onuitroeibare twijfels over de kenbaarheid van de kosmos’ als ballast overboord zetten, ‘voor de voortgang van het betoog’ en de komst van de theoretische dweil. Heel uw ‘fundamentele kennistheoretische scepsis’ offert u er voor op. Wie zoiets en daarvoor opoffert heeft helemaal geen kennistheoretische scepsis, en zeker geen fundamentele, tenzij het fundament een taartbodem is en de drijvende kracht een windbuil. Fundamentele kennistheoretische scepsis kàn je niet laten varen, zelfs niet voor een sirenelunch over de kosmos. Wat heeft u dan wel laten varen?... twijfeltjes... over ‘de mogelijkheden van onze kennis’ en niet over bijvoorbeeld de mogelijkheid van kennis tout court en überhaupt. Dat laatste - werkelijk fundamentele kennistheoretische scepsis - noemt Schopenhauer theoretisch egoïsme, maar voor u niet eens een haalbare kaart. Zelfs dat durft u niet aan, u schort het op, en wat u opschort dat zijn twijfeltjes. De voorstelling moet verder...
Kort en goed, uw praatje hinkelt nog een paar pagina's verder om tot een belabberd einde te komen op p. 28. De chaos in uw hoofd is dan al een paar bladzijdes opgeschort en de conclusie is... dat het buiten uw hoofd een chaos is! Einde lezing. Dweilpauze. MC Brands.
Maar zo gemakkelijk komt u niet van mij af! Immers, bescheidenheid siert de mens, achterbaksheid niet. Schopenhauer heeft mij namelijk ook nog ingeprent u te wijzen op een koei van een stommiteit. U schrijft, met uw maniakale predilectie voor eerste zinnen: ‘De wereld is, zoals Schopenhauer zegt, onze voorstelling’. Welnu, dat is niet zoals Schopenhauer het zegt. Schopenhauer zegt: ‘Die Welt ist meine Vorstellung’. De wereld is MIJN voorstelling. ‘Onze’ voorstelling, wat is dat? Is dat de grootste gemene deler? Alle voorstellingen bij elkaar opgeteld? De blik op de wereld van u en uw collega's gezamenlijk? ‘Onze voorstelling’ is een zinledig begrip, iets voor, zoals Schopenhauer het zegt, de groepsnaaiende klonen op het Historisch Seminarium die hun straatje schoonvegen met de verdraaide woorden van anderen.
Uw foutieve parafrase duidt er al op dat er iets fundamenteels van Schopenhauer aan u is voorbijgeschoten. We zagen al dat uw ‘fundamentele kennistheoretische scepsis’ de naam niet waard is, maar dat is tot daar aan toe. Dat u het tegelijkertijd verwart met ‘de wereld is mijn voorstelling’ is een blunder, met als gevolg dat uw hele theorie een blunder wordt. Ga maar na: u dunkt dat u uw voorstelling kunt uitschakelen zonder afbreuk te doen aan de kenbaarheid van de wereld. Sterker nog, dat is uw eerste voorwaarde om te kunnen spreken van kenbaarheid. Anders blijft u immers hangen in de subjectiviteit van de chaos in uw hoofd. Dat zou betekenen dat kenbaarheid een eigenschap van de dingen zelf is. Nog sterker, dat dat de eigenschap is die ze bestaansrecht verleent. Omdat dit overduidelijk nergens op slaat, komt u met uw kwade geweten aanzetten met een uit de lucht gegrepen definitie: alleen wat waarneembaar is, is kenbaar, en bestaat. Platte onzin.
Ik zou het de kennistheorie van een boom in de wind willen noemen, of van de eenzame zoöfiet, het ogenloze neteldiertje, dat tastend zijn weg zoekt, slechts reagerend op onmiddellijke prikkels. Dan wordt inderdaad alles chaos, alles oneindig gevarieerd, zonder kwalitatief onderscheid, zonder ziel - het is geen waarnemen, maar voor kennisgeving aannemen, voor lief nemen. Dieren en zeer primitieve mensen nemen zo waar: het intellect in dienst van de Wil, die alleen gericht is op afzonderlijkheden, niet op Algemeenheden. Daarom bent u geen wetenschapper, maar een trekpop.
Tot zover Schopenhauer. Rest mij alleen nog u in uw tijd te plaatsen en op zoek te gaan naar de schijn achter de werkdlijkheid die mij zo tegen de borst stuit, zeg maar de sociale context, die Schopenhauer niet kan kennen, want Schopenhauer namelijk, die is dood. Voor de gelegenheid wilde hij nog wel wat kwijt over uw gezwever in de filosofie, waarmee ik, eenvoudige headbanger uit de provincie, met glazen en IQ van -10, eigenlijk geen raad wist, omdat het mij gewoon aan levenservaring en rijke ouders ontbreekt.
Desondanks waren er een paar dingen waarvan ook ik de hoogdravende flauwekul direct inzag. Uw theorie heeft een aantal voordelen, zegt u. ‘Het is een echte theorie,’ (‘Mijn stoel heeft een aantal voordelen. Het is een echte stoel.’) ‘in die zin dat er situaties denkbaar zijn die ermee in strijd zijn’ (‘in die zin dat er situaties denkbaar zijn waarin je er niet op kunt zitten’). Als voorbeeld geeft u van een dergelijke falsificatie ‘het dalen van de temperatuur onder het absolute nulpunt’, maar dat is nu juist niét denkbaar, weet ik van mensen die iets van natuurkunde begrijpen en van Moeder Taal zelf, die me met een toneelfluister toevertrouwt dat zij nooit iets onder een absoluut nulpunt zal laten dalen. U zegt maar wat, en u weet het. Daarom voegt u aan deze bêtise voorzichtigheidshalve toe, dat iets dergelijks zich, bij uw weten, nog niet heeft voorgedaan...
| |
| |
Een ander voordeel noemt u ‘dat het een amorele theorie is, waarin goed en kwaad geen rol spelen en die daarom nooit gebruikt kan worden voor moord of doodslag.’ Weer zegt u maar wat: uw theorie, die kwalitatieve verschillen ontkent, die de ziel ontkent, die zegt dat alles maar een gedaanteverwiseeling van de chaos is, die zet de poorten wagenwijd open voor moord en doodslag. Zo moord en doodslag al een theorie nodig hebben, ze zijn, oh al heel lang, het meest gebaat bij normloosheid en bruut geweld. Foei!
Coquetteren met Schopenhauer, de natuurkunde, Popper, de gene zijde van goed en kwaad - zodat u nog (over) heel wat lijken gaat - en daarbij & daarom de grootste stommiteiten begaan: ideaal voor een lezing voor historici en meer van die typetjes die koste wat het kost het contrast tussen de ware cultuur en de flagrante afwezigheid daarvan in alles wat bij hen voor cultuur door moet gaan verbergen en ontkennen.
Bezie uw publiek: aanpassers en meetlatten, MC Brands sukkelt in, zijn secretaresse haalt snel koffie, JWH Oerlemans schrijft een versje:
Kan het mooier? Leve de permanente revolutie!
met vriendelijke groet,
Anton Wachterromans
P.S. Voor ik het vergeet: Schopenhauers monumentale term Wille zou u ‘overigens’ liever vervangen zien door het ‘wat neutraler klinkende’ ‘expansiedrang’. Ik zou ‘daarentegen’ de term ‘professor Roobol’ liever vervangen zien door het wat neutraler klinkende ‘jurkje’, als u mij toestaat.
AW
Dat was de situatie op uw universiteit kort na de eerste bezuinigingsgolf, mijnheer Van Kemenade. Wat kunnen we er van opsteken?
Dit.
De wetenschap zoals wij die kennen is op begraven na dood. De ijzeren wetten van de logica, allang niet meer gestut door de boeken der traditie, zijn onvindbaar verdwaald in een lethargisch wiel zonder spaken: vaste grond onder de voeten niet meer dan zon op de zoldervloer. Uiteindelijk moest zelfs de taal eraan (geloven). Omdat de waarheid gevlogen is komen alle hypotheses op voeten van gelijkbenigheid te staan waarmee ze pari passu verdwijnen. De taal, een stelsel van beweringen, wordt een muilezel voor impotente beuzelarijen. Wie zegt (bijvoorbeeld) ‘Wim Tijhuis is een ouwehoer’ geeft nu niet meer aan Wim Tijhuis een predicaat dat waar of onwaar is, maar heeft van Wim Tijhuis gebruik gemaakt om een loze bewering te poneren. Reactie is een kwestie van smaak en een aanleiding om over mijn vader en moeder te gaan praten. Wat van de taal overblijft zijn een paar loze begrippen die iedereen te onpas kan aanwenden om een monoloog te beginnen. Dat heet gezonken cultuurgoed.
Roobol, die nog minder verstand in zijn hoofd heeft dan MC Brands publicaties achter zijn naam, en elke dag meer gaat lijken op een holografische projectie van een hoopje niets voortgetrokken door drie onzichtbare brandende paarden en die ook niet kan lezen (wat u echter op rekening mag schrijven van persoonlijke rancune jegens zijn vakbroeders, die niet kunnen schrijven), ziet (als hij denkt te kijken) en bekijkt (als hij denkt te zien) alleen maar chaos: deze wetenschappelijke principe-uitspraak verbiedt alles op twee dingen na: haarkloverij, gebeuzel en trekken van de staat (drie dingen).
Een gouden tijd voor lulhannesen en groepsnaaiers, mijnheer Van Kemenade - met in hun lompe doodslagershanden het anker van de losgelaten ballon der waarheid liegen zij tegen iedereen die het horen wil dat zij die ballon hebben doorgeprikt. Zij zijn nu intuïtief bezig; logica, parate kennis, daar doen ze niet meer aan. Zij zien overal de onmogelijkheid van in, en zelfs daarvan. Relevant zijn alleen zij zelf, en een paar collega's. De overtuiginskracht van het banale maakt ze grage gelovers maar slechte luisteraars. Een geheugen is niet meer nodig. Er valt toch niets meer te leren, tenzij volstrekt willekeurig en onbedoeld misschien een of ander vaardigheidje - een ambt of een broodwinning.
Wat de universiteit ons hiermee leert, in UW naam!, en waar geen bezuinigingsronde aan helpt, is geen opvoeding tot beschaving, of zelfs maar tot cultuur, maar een wegwijzer langswaar men in de strijd om het bestaan zijn vege lijf en leden redt en beschermt en langswaar de individualiteit zich ontplooit in haar meest afschrikwekkende gedaante: de wellustige leegte van de Iedereen.
Hoogachtend,
Anton Wachterromans
|
|