Hollands Maandblad. Jaargang 1986 (458-469)(1986)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Drie gedichten Toon Tellegen Aan een dichter voor J. Desalniettemin vind ik je gedichten heel mooi, er zwerft veel licht door je regels en zelfs je zwaarste gedachten verstaan de kunst van het bewegen, onmerkbaar, hevig. Je staat op een rots, er zijn golven, meeuwen. Voer ik maar voorbij, vocht ik maar verbeten met mijzelf, vervloekte ik die roeiers maar, dat tuig, kon ik maar schreeuwen: ‘Hé, wacht even... Ik kan je bijna verstaan ...!’ Een brug Ik wandel over een smalle houten brug over een ravijn, de zon schijnt en tot mijn onuitsprekelijk geluk is er geen brug over het ravijn. Nooit... maar midden in de lucht sta ik stil en moet ik denken aan mijn verstand dat aan de overkant zal wachten, met rimpels in mijn gedachten, driftig stampend op het verlichte gras. Ach...! De avond valt. Krekels zingen, gillen. De maan komt op, begint te blinken. En plotseling denk ik weer aan de onuitsprekelijkheid van mijn geluk en loop verder naar de overkant van niets. [pagina 17] [p. 17] Heeft iemand mij ooit van een toren gezien, een plein overstekend? Heeft hij mij gevolgd met zijn ogen, gefantaseerd over mij, mij vergeleken met een vlieg of met een traag soort mier, zich niet kunnen voorstellen dat ik daar liep en ondertussen nadacht over iets, misschien wel woedend was om niets? Heeft iemand ooit zijn ogen dichtgeknepen en was ik daarna weg? Heeft iemand ooit gedacht dat hij zich had vergist? Heeft iemand ooit gelijk gehad? Vorige Volgende