nuscripten enz. Ondanks het feit dat haarkloverijen over annotatie en editiemethoden de harmonisatie van klassificaties etc. veel elan wegnamen, en de Association vooral tot een financiële macht maakten, moet ze niettemin beschouwd worden als een uiting van idealisme en welwillendheid van de leden tot werkelijke internationale samen werking te komen.
Toen brak de wereldoorlog uit, een oorlog waaraan op een schaal die voordien nog niet gekend was de wetenschap zou deelnemen. Hoewel de politieke professor ook voor die tijd geen uitzonderlijk verschijnsel was, leek zijn niet geëngageerde collega tijdens die oorlog welhaast uitgestorven. De deelname aan de oorlog door geleerden was onvoorstelbaar groot. De trieste lijst van veelbelovende of beroemde geleerden die sneuvelden hoeft hier niet afgedrukt te worden. Evenmin is er ruimte om aandacht te besteden aan de specialistische inzet bij de bouw van wapentuig en technisch materieel, met als afschuwelijk hoogtepunt de inspanning van Fritz Haber en de toepassing van het chloorgas. Waar het hier om gaat is de rol die geleerden gespeeld hebben in de enorme propagandamachine die de oorlog begeleidde, die de oorlog zin gaf.
De bekendste stellingname, die de meeste reacties losmaakte en die na de oorlog ook het meeste onheil veroorzaakte was de zogenaamde Aufruf an die Kulturwelt. In tien talen vertaald en in vele duizenden exemplaren verspreid stelden 93 Duitse geleerden vast dat de oorlog Duitsland opgedrongen was en hieven toen hun ‘Es ist nicht wahr’-refrein aan. Duitsland droeg niet de schuld van de oorlog, Duitsland had niet op boosaardige wijze de neutraliteit van België geschonden. Ze verklaarden zelfs dat ‘het niet waar was dat onze troepen Leuven gebrutaliseerd hebben. Toen een krankzinnige burgerbevolking hen in hun kwartier verraderlijk overviel, moesten ze door beschieting van een deel van de stad met zwaar gemoed strafmaatregelen nemen.’ Het was bij deze actie dat de prachtige bibliotheek van de universiteit van Leuven in vlammen opging.
Die daad schokte niet alleen de geallieerde landen, het bracht het merendeel van de deutschfreundliche intelligentsia ertoe de neutraliteit te laten varen. Het verdedigen van die daad veroorzaakte een bijna onoverbrugbare verwijdering.
Op 21 oktober verscheen in de Times het Engelse antwoord, dat door ongeveer 150 intellectuelen werd ondertekend en dat alles voor waar hield waar de Duitse collega's ‘nietes’ tegen hadden gezegd. De Franse professoren pakten het grondiger aan. In 1916 bundelden Gabriel Petit en Maurice Leudet, onder de titel Les Allemands et la Science, 28 artikelen van bekende essayisten en specialisten. De teneur van het boek was: de Duitsers proberen van de wetenschap een nationale aangelegenheid te maken, maar dat is zij niet. Het is een internationale onderneming waarbij de hand- en spandiensten door de Duitsers en het denkwerk door de Fransen wordt verricht. Emile Picard, de bekende wiskundige, vatte het kernachtig samen: ‘slechts zelden zijn originele en vruchtbare ideeën voortgebracht door Duitsers.’
Picard besloot zijn stuk met een veelbetekenende passage. Hij zei dat na de oorlog elke intellectuele band met Duitsland gestaakt moest worden. Men diende zich te ontdoen ‘van de mist van het Duitse denken en van de Duitse systematiek.’ ‘Ten aanzien van de internationale congressen zal een hervorming worden doorgevoerd. Vroeger waren ze een springplank voor het germanendom. Wij zullen, naar men mag hopen, er in slagen met onze bondgenoten en vrienden congressen te organiseren waarvan Duitsland uitgesloten is, omdat ze zich door haar barbaarsheid buiten de beschaafde naties heeft gesloten.’
Dit waren programmatische woorden van een diepgekwetst man die een in de loopgraven gestorven zoon te betreuren had. Hij zou alles in het werk stellen zijn profetie in vervulling te doen gaan.
Eind 1918 was het al zo ver. Op uitnodigingen van de Royal Society, en in overleg met de Franse en Belgische academies kwamen van 9 tot 11 oktober te London 35 geleerden bijeen. Zij ontwierpen, na een ‘vibrant réquisitoire contre les intellectuels germaniques qui avaient incontestablement prostitué la Science en l'asservissant à de criminels desseins’, een plan voor een geallieerde wetenschappelijke vereniging. Het jaar daarop, in juli 1919, werd te Brussel de Conseil internationale des Unions scientifiques, ook wel International Research Council genaamd, opgericht. De centrale machten werden van deelname uitgesloten, dertien neutrale landen waren uitgenodigd lid te worden. Ze werden overigens niet met open armen ontvangen. Picard had al opgemerkt: ‘De neutralen zijn gevaarlijk, wij moeten de neutralen wantrouwen. Via de neutralen zullen de Duitsers als door een geheime deur niet alleen de wetenschappelijke orde binnen proberen te dringen maar ook het nationaal overleg.’
Het was het debat over al dan niet toetreding tot deze Conseil dat de Nederlandse Akademie verscheurde. Zodra het nieuws van de oprichting ons land bereikte, stelden