Het schildertechnische argument is dus herleidbaar tot psychologie. De implicatie is immers dat je uit röntgenwaarnemingen van verflagen iemands karakter kunt afleiden. Dus méér dan alleen iemands hand van schilderen, althans verflagen opbrengen (inclusief de variaties die kunnen optreden als gevolg van wisselende stemmingen, wisselende maten van gehaastheid, wisselende temperaturen in het atelier). Je kunt er aan zien, zegt Kelch eigenlijk, tot welk menstype de schilder behoort. De verflagengrafologie, om zo te zeggen, van de Man met de Gouden Helm leert dat hier iemand ‘nerveus bezig is geweest’, en wel zo structureel nerveus dat het aan temperament moet worden toegeschreven: een ‘rusteloos iemand’.
Van het eindprodukt, het schilderij zelf, is dat in de verste verte niet af te lezen. Van de onderlagen echter wel, meent Kelch. Als het waar zou zijn, dan zou zijn ontdekking nog veel meer waard zijn dan die f 19 miljoen devaluatie die hij aan de Gouden Helm denkt te hebben toegebracht. Dan kan hij van andere doeken óók vaststellen of ze geschilderd zijn door rusteloze dan wel evenwichtige schilders, door faustisch/dionysische, dan wel apollinische personen, in termen van de tweedeling van Nietzsche en Spengler; door romantici dan wel classicisten, volgens de kunst-historische terminologie. Dat is nogal wat. Het betekent bijvoorbeeld dat biografen die Rembrandt hebben beschreven als een rusteloze, gekwelde geest (zoals G. Bruning in de jaren dertig) of als een egocentrische opportunist (zoals Gary Schwartz in 1984) niet tevens de echtheid van de Gouden Helm kunnen bestrijden. Want dat kan alleen (impliceert Kelch) vanuit de erkenning dat Rembrandt géén rusteloos mens, maar een evenwichtige apollinische persoonlijkheid is geweest. Wat overigens op zichzelf heel aannemelijk lijkt.
Maar genoeg over dit argument dat geen argument is. Laten we ons liever afvragen hoe het kan bestaan
a. | dat iemand zulke nonsens debiteert, en |
b. | dat hij nog wordt geloofd ook. |
Om met b. te beginnen. Het heeft dunkt mij met de cultus van de Deskundige te maken. Déze deskundige bluft. Maar ten eerste bluft hij onder dekking van zijn wetenschappelijke status en van de moderne techniek. Bovendien zegt hij iets zéér onwaarschijnlijks. Iedere leek herkent immers de Gouden Helm als een Rembrandt. Wie iets evidents met zoveel stelligheid ontkent, krijgt al gauw wat Joseph Goebbels zag als het voordeel van de Grote Leugen: hij wordt geloofd simpelweg omdat niemand zich kan voorstellen dat je zoiets verzint. Ten tweede is er het zwijgen van de overige deskundigen. De meeste collega's van Kelch voelen wel, denk ik, dat het bedrog is, maar ze houden er niet van om hun nek uit te steken en ze begrijpen dat je beter collectief medeplichtig kunt zijn aan kritiekloosheid dan individueel, bijvoorbeeld, met je eigen bedrogjes te kijk te worden gezet door anderen. If I hold my tongue, they'll hold theirs. En de kritische enkeling onder de deskundigen kan meestal wel stilgehouden worden. Bijvoorbeeld door een beroep op zijn loyaliteit, door het suggereren van kwalijke motieven (afgunst, egotripperij), of door hem voor te houden dat die Kelch al zo veel langer met het onderwerp bezig is.
Blijft over de vraag waarom. Waarom verzint iemand zoiets: wat voor belang zit er achter. Daar zouden psychologieboeken eigenlijk iets over moeten zeggen. Wat ze niet doen. Er bestaan, mirabile dictu, geen academische leergangen of studies over de psychologie van laster en bedrog. En hoewel daar natuurlijk ook iets achter zit - alweer het belang van medeplichtigen, naar ik vermoed - beperk ik me hier ertoe het te signaleren.
Misschien hebt U wel eens gehoord van Herostratus. Zijn naam had eigenlijk vergeten moeten worden. Dat hadden de Ioniërs namelijk afgesproken nadat hij de tempel van Artemis in brand had gestoken. Dat was in 365 voor Chr. Echter, een Griekse geschiedschrijver hoorde er van, vond het een mooi verhaal en noemde hem toch, en zodoende zijn we op de hoogte. Waarom, is nu de vraag, deed Herostratus wat hij deed. Het antwoord is: uit ressentiment. De mensen eerden Artemis in plaats van hem, en dat verdroeg hij niet. Een geval van narcistische krenking. Hij kreeg geen waardering, omdat hij inderdaad niets waard was. Hij kreeg evenmin - omdat men hem, terecht, voor een sterveling aanzag - de eerbewijzen en de roem waar hij van nature recht op meende te hebben. Gevolg: haat, woede, maatschappijkritiek. Dat je niets kunt maken, begreep Herostratus echter, wil niet zeggen dat je niets kapot kan maken, en dat je niet wordt vereerd, betekent niet dat je geen ontzag kan afdwingen. Dus stak hij uit wraakzucht de tempel in brand. En toen was men gechoqueerd, en werd er opeens wèl notitie van hem genomen.
Net zoals nu van Jan Kelch. Die heeft ook bewezen dat hij bestaat. Want dat is, zoals bekend, ook een aspect van de homo narcissisticus: hij voelt slechts dat hij bestaat naar de mate waarin er notitie van hem wordt genomen. Esse est percipi, bestaan is waarge-