Hollands Maandblad. Jaargang 1986 (458-469)(1986)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] Monoloog voor Kassandra Wislawa Szymborska Ik ben het, Kassandra. En dit is mijn stad onder de as. En dit hier in mijn stol, mijn priesterbanden. En dit hier is mijn hoofd vol twijfel. Dat is waar, ik triomfeer. Mijn recht sloeg als een vuurstraal in de hemel in. Alleen profeten die men niet gelooft staat zoiets te wachten. Alleen hun die onjuist te werk gegaan zijn, en alles had zo snel in vervulling kunnen gaan, alsof ze er helemaal niet geweest waren. Ik herinner mij nu duidelijk hoe mensen die mij zagen, midden in hun woorden bleven steken. Er brak gelach uit. Handen gleden uit elkaar. Kinderen renden naar hun moeder. Ik wist zelfs hun vergankelijke namen niet. En dat lied over het groene blaadje - niemand heeft dat voor mij ten einde gezongen. Ik hield van hen. Maar ik beminde vanuit de hoogte. Van boven het leven. Vanuit de toekomst. Waar het altijd leeg is en van waaruit niets eenvoudiger is dan de dood te zien. Het spijt me dat mijn stem hard was. Kijk naar jezelf vanaf de sterren, riep ik, kijk naar jezelf vanaf de sterren. Ze hoorden het en sloegen de ogen neer. [pagina 39] [p. 39] Ze leefden in het leven. Verwaand. In vooroordelen. Vanaf hun geboorte in afscheidslichamen. Maar er was een vochtige hoop in hen, een vlammetje dat zich voedde met zijn eigen schittering. Ze wisten wat een ogenblik is, ach, was er maar een, zomaar een voordat - Het gebeurde zoals ik al zei. Alleen volgt daar niets uit. En dit hier is mijn kleed, door het vuur verzengd. En dit is mijn profetenkraam. En dit is mijn vertrokken gezicht. Een gezicht dat niet geweten heeft dat het mooi kon zijn. Uit de bundel ‘Honderd Vreugden’ (1967). [pagina 40] [p. 40] Aan de Styx Dit is de Styx, m'n separate zieltje, de Styx, zieltje dat zich stom verbaast. Je hoort hoe Charon door de megafonen bast, en onzichtbaar naar de aanlegsteiger duwt je een nimfenhand, uit het aardse bos verdreven (allen werken hier sinds lang geleden). In het licht van de schijnwerpers bekijk je ieder ding op de staalbetonnen oeverafzetting, in plaats van gindse bark die rot en oud is zie je motorboten, meer dan honderd. De populatie is verduizendvoudigd, ziedaar de consequentie, zieltje somber. Met voor het landschap grote schade staan gebouwen opgetorend langs het water. Het zielsverkeer gaat zonder brokken (miljoenen passagiers, jaar na jaar) en is zonder opslagplaatsen, dokken en burelen nauwlijks meer voorstelbaar. Hermes, schilderachtig zieltje, moet voorspellen jaren van tevoren waar welke dictaturen zijn en welke oorlogen, en telt daarna de noodflottielje. Naar de andre oever vaar je zonder kosten, en alleen omdat de Oudheid op ons sentiment werkt zijn hier geldbussen voorzien van opschrift: wee degeen die in ons knopen werpt. Je stapt in sector sigma twaalf boot omega vijftien in. In de kegel van de andre zielen zit je min, maar dat hebben noodzaak en computers zo bepaald. Ook in de Tartarus is het bepaald bekrompen omdat hij niet uitrekbaar is zoals beschreven. Anderhalve druppel staat in Lethes vijver, een krioelen door elkaar, vertrapte lompen. Zieltje, slechts met twijfel aan de gene zijde zijn je perspectieven breder. Vertaling Richard Nowak Vorige Volgende