‘Aha! Je gunt mij de overwinning zeker niet hè? Nou, pas jij maar op schatje, want dit jaar heb ik wel tien ijzers in het vuur’.
Ze draaide om haar as alsof ze een bruidsjapon showde en glimlachte liefjes naar een starende Herman.
‘Rustig maar’, zei Sarie. ‘En als je me nog langer van het werk houdt kan je het wel helemáál vergeten vandaag’.
‘Maar wel werken hè?’ riep Dita. ‘We houden je in de smiezen meisje’.
Ze draaide zich om en stoof de deur uit. De grote handdoek zat toch niet zo stevig, leek wel.
Herman wendde zich lachend naar Sarie.
‘Ik wist niet dat jij zo'n goeie kapper was’, zei hij. ‘Ze lopen je deur plat’.
Sarie schudde ongeduldig het hoofd.
‘Ik ben de enige in huis die rechte ponnies kan knippen. Maar dat is het niet, sommige meiden hier slaan op hol als ze ergens een man vermoeden. De een is nog erger dan de ander, al heb je de ergste zo juist ontmoet. Maar maak je vooral geen zorgen, als je je er niets van aantrekt, houdt het vanzelf op’.
Ze sprak gehaast, met woedende ogen, alsof ze hem wilde straffen voor zijn blik naar wilde Dita. Herman constateerde dat verrast. Was het werkelijk mogelijk dat zij iets voor hem voelde.
De vernedering kwam meteen.
‘Altijd als ik een man op bezoek heb haalt Dita van die geintjes uit. Ik krijg er genoeg van. Op een goede dag flik ik haar hetzelfde. De vierde maniere!’.
Traag nam Herman zijn pen ter hand.
‘Hier inne ghevuelt si ene grote naheit te gode, ende ene clarheit, ende ene verwentheit, ende ene vriheit, ende ene suetheit, ende ene overvloedeghe volheit van groter genouchten. Heb je dat?’
Natuurlijk zag ze niets in hem. Het was dwaasheid geweest daarop te hopen. Had ze hem ooit de minste aanwijzing gegeven?
Een oogopslag die meer suggereerde dan ze in werkelijkheid was? Had ze haar koele toon ooit verruild voor warmte?
Herman begon zich slap te voelen, maar dat kon ook komen doordat hij de gehele dag nog geen maaltijd tot zich had durven nemen.
‘In de vierde maniere spreekt Beatrijs over alle zaligheden die ze voelt wanneer ze in de nabijheid van de geliefde persoon verkeert. De opsomming van dat heerlijks spreekt voor zich’.
Haar stem klonk van ver, hij schreef als een automaat.
‘In de vijfde maniere blijkt deze nabijheid niet altijd positief. Luister: selcstont gesciet oec dat die minne in der zielen - kun je me bijhouden? - starckeleke verwecket wert ende stormeleke op ersteet met grote gerusen ende met groter verwoetheit. Met veel gedruis en razernij, zegt de toelichting’.
‘Da's een hele mond vol’, zei Herman in een poging zijn eigen spanning te doorbreken. ‘Wat betekent het?’
Sarie zat rechtop, het manuscript in haar handen geklemd, ze sprak met vaste stem.
‘Volgens mij gaat het in deze maniere, en we zijn al bij de vijfde, over de zogenaamde storm der minne, de storm in de ziel die met grote razernij te keer gaat. Als ik het mag vertalen in meer wereldlijke termen, dan stel ik mij voor dat Beatrijs ons hier een omschrijving geeft van de uiterste inspanning die het verlangende lichaam soms op moet kunnen brengen wanneer het in de directe nabijheid van de geliefde verkeert. Je bent er dicht bij en toch mag je er niet aankomen’.
Nochtans zult gij het niet aanraken mogen, had Pieter Lieveman gezegd op diezelfde namiddag en de treffende gelijkenis met haar eigen omstandigheden had Sarie toen bijna flauw doen vallen. Nu liet ze alleen het papier in haar schoot zakken en zuchtte langdurig.
‘Wat een kwelling!’
Herman keek gegeneerd uit het raam.
‘Die arme Beatrijs’, voegde ze er aan toe.
‘Hoe bedoel je?’ vroeg Herman met een stem die ergens vanuit zijn schoenen leek te komen.
‘Ach, is dat niet overduidelijk? Al die intimiteiten die zij over ons uitstrooit! Wat moeten wij daarmee? Haar verlangen naar die zogenaamde geliefde, alles zo machteloos, zo pijnlijk voor ons om te lezen’.
‘Nou, als je het mij vraagt’, begon Herman, hevig blozend, maar een zachte klop op de deur onderbrak zijn poging tot het gevoelig formuleren van zijn verwarde gedachten.
‘Sarie?’
‘Mm? Ja?’
Een smalle muis met een ronde bril gluurde om het hoekje van de kamerdeur.
‘Sarie, heb jij enig idee waar Harriet uithangt?’
‘Harriet? Nee, geen idee, hoezo?’
‘Nou, ik wilde weten of ze..., je weet toch, waar we het gisteren nog over hadden, toen zei ze dat ze vandaag heel misschien...’
Sarie woof haar geïrriteerd weg.
‘Ik weet van niets, wij zijn bezig Ank’.
‘Sorry, ben al weg’.
Even was het doodstil in de kamer.
Herman durfde nauwelijks te ademen. Sarie schikte haar papieren. Ze zuchtte.
‘We moeten opschieten’, zei ze plotseling. ‘De zesde maniere’.