| |
| |
| |
Vooruitgang of ondergang
Willem de Ruiter
Hieronder volgt een fragment van een discussie tussen twee natuurkundigen over de invloed van wetenschap en technologie op de kwaliteit van het bestaan. De discussie bestaat uit drie dialogen. In de eerste dialoog is de heer Donkersloot half verlamd; hij formuleert zijn kritiek op de medische wetenschap. In de tweede dialoog is hij geheel verlamd. Door zijn vriend Klinkhamer wordt hij er toe overgehaald zijn leven te laten redden door de medische technologie. De operatie lukt en in de derde dialoog, waarmee dit fragment begint, spreken de twee vrienden over de verhouding tussen wetenschap, politiek en kunst.
Donkersloot: Mijn goede vriend, wat een genoegen dat je me met een bezoek komt vereren.
Klinkhamer: Ik moest wel! Ik kon mijn nieuwsgierigheid niet langer bedwingen. Je bent maanden voorpaginanieuws geweest. Je bent net zo beroemd als de eerste reageerbuisbaby.
Donkersloot: Toch nog beroemd!
Klinkhamer: Zeg dat wel! Alle kranten drukten na de operatie een foto van je af.
Donkersloot: Hoe zag ik eruit op die foto?
Klinkhamer: Weet je dat niet?
Donkersloot: Hoe zou ik dat moeten weten? Ze hebben toch mijn gehele lichaam inclusief mijn ogen geamputeerd!
Klinkhamer: Ach ja, daar stond ik niet bij stil. Het is ook zo wonderlijk met een klomp hersenen te praten.
Donkersloot: Hoe klinkt mijn stem?
Klinkhamer: Weet je dat ook niet?
Donkersloot: Natuurlijk niet.
Klinkhamer: Maar je kunt mij toch horen?
Donkersloot: Jawel, maar ik kan mezelf niet horen.
Klinkhamer: Je stem klinkt precies als vroeger. Ze hebben voor de operatie je stem op de band gezet. Daarna is hij door de computer geanalyseerd en nu stelt de computer wanneer jij iets wil zeggen het woord uit verschillende klankeenheden samen. De computer doet zijn werk zo goed dat ik je stem uit duizenden zou herkennen. Het fonetische aspect van de taal is het minst moeilijk voor de computer. De programma's voor de syntaxis en de semantiek zijn veel ingewikkelder, maar zo te horen werken ze perfect. De computer die nodig is om met je te kunnen praten, behoort tot de grootste ter wereld.
Donkersloot: Dat geloof ik graag. Het heeft maanden geduurd voor de taalprogramma's van de computer functioneerden en al die tijd kon ik met niemand praten. Je kunt je niet voorstellen hoe eenzaam ik was. Ik dacht dat ik dood was gegaan.
Klinkhamer: Maar je bent niet doodgegaan. De medische technologie heeft je gered en je hebt nog een lang leven voor je.
Donkersloot: Vertel me toch eens hoe ik eruit zie!
Klinkhamer: Je lijkt nog het meest op hersenen op sterk water. Je hersenen liggen ondergedompeld in een bak met een lichtgele vloeistof. De onderdelen van je hersenen zijn goed te zien: de voorhoofdskwab, de achterhoofdskwab, de wandbeenkwab, de slaapbeenkwab, de kleine hersenen, etc. Ook de visuele schors en de auditieve schors zie ik heel duidelijk. Verder zie ik vele diepe groeven en talloze windingen.
Aan de rand van de bak zit een bemonsterapparaat en een rij druppelaars, die de vereiste biotechnologisch geproduceerde voedingsstoffen en neurotransmitters bevatten. Dit gehele systeem wordt bestuurd door een computer die ervoor zorgt dat de samenstelling van de gele vloeistof constant blijft. Je hersenen hebben namelijk bloed nodig, zij gebruiken energie en de niveaus van de neurotransmitters moeten constant blijven. Het bemonsteringsapparaat meet continu de vloeistofsamenstelling en de computer geeft dan de druppelaars de noodzakelijke opdrachten. Jij ligt in de eerste en voorlopig enige hersenbak ter wereld!
Donkersloot: Iemand moet de eerste zijn.
Klinkhamer: Het grootste constructieprobleem van deze bak was het leggen van de contacten tussen de electro-chemische signalen
| |
| |
in jouw hersenen en de electrische signalen in de computer. Je weet dat de hersenen ongeveer 1011 à 1012 hersencellen bevatten en dat er tussen deze hersencellen miljarden en miljarden dendrieten liggen. De dentrieten vangen de impulsen op die afkomstig zijn van andere hersencellen en versturen deze weer via een axon. Elke hersencel staat via de dendrieten in contact met zo'n duizend andere hersencellen, dus je begrijpt dat de architectuur van de hersenen nogal ingewikkeld is. Iedereen is het er dan ook over eens dat het nabouwen van de hersenen met behulp van een computer een onmogelijke opgave is. Het is onmogelijk zo'n complexe levende structuur op een mechanische wijze te reconstrueren. Soms kunnen we de functies van organen overnemen. De nierdialyse-apparatuur is daarvan een voorbeeld, evenals de hart-long machine. Dat kan echter niet met de hersenen, omdat de hersenen geen mechanische functie hebben. De hersenen vormen immers de zetel van de intelligentie, het bewustzijn, het verstand, of zo je wilt de ziel. Een hersentransplantatie is voorlopig ook nog te moeilijk gebleken, maar we kunnen wel de zenuwsignalen die de hersenen uitzenden opvangen en koppelen aan een computer. Die koppeling is dus het grote probleem: de electrochemische signalen in de hersenen spelen zich af op moleculair niveau, terwijl de electrische signalen uiteindelijk door draden moeten lopen die duizenden malen dikker zijn dan de axonen. Voor deze koppeling zijn de zogenaamde biochips ontwikkeld. Dit zijn moleculaire schakelingen die aan de zenuwbanen kunnen worden vastgemaakt. Daarom zien jouw hersenen er wat ongewoon uit: er hangt een dun waas van organische filalementen om je hersenen die zorgen voor het transport van de electrochemische signalen. Deze filalementen lopen uit in een ontzagwekkend ingewikkelde bundel draden die op de bodem van de bak is aangebracht en deze bundel geleidt de signalen naar de computer. Weet je nu
hoe je eruit ziet?
Donkersloot: Ja. Bedankt voor je uitvoerige beschrijving. Heb je de indruk dat ik nog altijd dezelfde ben?
Klinkhamer: Zeer zeker. Je identiteit is gehuisvest in je hersenen en die zijn onaangetast gebleven.
Je zult wel blij zijn dat je nog leeft!
Donkersloot: Zeg dat wel!
Klinkhamer: De ontwikkeling heeft mij gelijk gegeven: wetenschap en technologie verhogen de kwaliteit van het bestaan. Het leven zelf is natuurlijk het hoogste doel van het bestaan. Jouw leven is gered door de hoogwaardige medische en computertechnologie. Ben je er nu niet van overtuigd dat wetenschap en technologie de kwaliteit van het bestaan verhogen?
Donkersloot: Absoluut niet. Ik ben eerder nog meer van het tegendeel overtuigd.
Klinkhamer: Wat! Maar je leven is gered, ben je daar niet dankbaar voor?
Donkersloot: Nee! Ik ben in een ellendige toestand terecht gekomen. Hier lig ik: overgeleverd aan mijn herinneringen en nachtmerries. En ik kan niet eens een eind aan mijn leven maken.
Klinkhamer: Zou je dat dan willen?
Donkersloot: Ik denk nergens anders meer aan. Ik bezorg mezelf wat afleiding door mij beroemde zelfmoordverhalen voor de geest te halen. Socrates die de gifbeker dronk. Van Gogh die zich een kogel door het hoofd joeg. Virginia Woolf die de zee in liep. Jotie 't Hooft die aan een overdosis drugs stierf. Jan Emmens die zich ophing. Jan Arends die uit het raam stapte. Van Klaus Mann weet ik niet hoe hij het deed. Er zijn overigens ook beroemde natuurkundigen die zelfmoord hebben gepleegd.
Klinkhamer: Wie dan?
Donkersloot: Ludwig Boltzmann en Paul Ehrenfest.
Klinkhamer: Dat wist ik niet. Waarom hebben zij zelfmoord gepleegd?
Donkersloot: Boltzmann vermoedelijk omdat hij de strijd tegen Ernst Mach had verloren en te weinig werd erkend en Ehrenfest omdat hij bang was dat zijn creativiteit opdroogde. Dat wordt althans gesuggereerd in een brief van Einstein aan, ik geloof, Born.
Klinkhamer: Verschrikkelijk!
Donkersloot: Inderdaad. Verschrikkelijk. Ik heb de zelfmoord bestudeerd. Zelfmoord is het belangrijkste filosofische probleem dat er bestaat. Steeds meer mensen besluiten tot zelfmoord. De vragen die de zelfmoordenaar moet zien te beantwoorden zijn van een ongekende diepte, want het zijn vragen naar de zin van het leven zelf. Voor de zelfmoordenaar is het leven zinloos geworden. Mijn leven is ook zinloos geworden en daarom wil ik er een punt achter zetten.
Klinkhamer: Ik geloof dat je gebukt gaat onder een zware depressie. Ik zal de computer opdracht geven wat anti-depressiva in je bak te druppelen.
Donkersloot: Geen sprake van! Ik hoopte dat je zou begrijpen hoe zinloos dit leven is! Mijn beste vriend, ik wil niet meer verder leven in deze bak. Wees zo goed en maak er een einde aan. Laat de bak leeglopen! Trek de stekker uit het stopcontact of laat dodelijk gif in de bak druppelen, maar maak er in 's
| |
| |
hemelsnaam een einde aan.
Klinkhamer: Uitgesloten.
Donkersloot: Waarom?
Klinkhamer: Je komt wel over die depressie heen. Ik ken je als een opgewekt mens.
Donkersloot: Maar zie je dan niet dat de technologie hier haar doel voorbij schiet? Er zijn in Nederland tienduizenden mensen die te lang in leven worden gehouden en liever dood willen. Begrijp je dan niet dat er grenzen aan de technologie zijn?
Klinkhamer: Ik ontken niet dat de medische technologie het probleem van de euthanasie acuut heeft gemaakt, maar ik weiger pertinent jouw leven te beëindigen.
Donkersloot: Waarom?
Klinkhamer: Ik zou worden vervolgd wegens moord. Je zal er eerst met je vrouw en de artsen over moeten praten.
Donkersloot: Dat heb ik al gedaan! Maar iedereen wil me laten leven. Het is om gek van te worden: ik wil dood, maar ik kan de hand niet aan mezelf slaan.
Klinkhamer: Als je vrouw en de artsen geen toestemming geven, dan moet ik me daarbij neerleggen.
Donkersloot: Dat is je laatste woord?
Klinkhamer: Ja. Ik heb daar niets meer aan toe te voegen.
Donkersloot: Je beseft dat je mij verdoemt tot sombere overpeinzingen over zelfmoord en de ondergang van de wereld.
Klinkhamer: De ondergang van de wereld?
Donkersloot: Ja. Ik heb steeds nachtmerries over de ondergang van de wereld.
Klinkhamer: Misschien is het beter terug te keren naar onze vraag of wetenschap en technologie de kwaliteit van ons bestaan hebben verhoogd in plaats van te dromen over de ondergang van de wereld.
Donkersloot: Beide onderwerpen hangen ten nauwste samen.
Klinkhamer: Dat ontgaat mij.
Donkersloot: Om het verband duidelijk te maken, moet ik een driedeling introduceren: ik maak een onderscheid tussen drie domeinen van de menselijke activiteit: wetenschap en technologie; religie, ethiek en politiek; en de schone kunsten. Wetenschap en technologie houden zich bezig met het zoeken naar de waarheid, het toepassen van de kennis en het bevredigen van de behoeften in de samenleving. Religie, ethiek en politiek houden zich bezig met goed en kwaad, met waarden en normen. Politiek is praktische ethiek: de poging normatieve uitgangspunten in de samenleving te realiseren. De schone kunsten houden zich bezig met mooi en lelijk. Het gaat daarbij om de expressie van waarachtig gevoelde emoties.
We onderscheiden dus tussen waarheid, waarde en waarachtigheid; tussen wetenschap, ethiek en esthetiek.
Klinkhamer: Deze driedeling is niet bepaald nieuw. De hele filosofie van Kant is daarop gebaseerd. In zijn Kritik der reinen Vernunft fundeerde hij de natuurwetenschappen. In zijn Kritik der praktischen Vernunft fundeerde hij de moraal. En hij schreef ook een studie over de schoonheid.
Donkersloot: Dan ben ik in ieder geval in goed gezelschap. Het gaat mij overigens niet om de fundering van de drie domeinen, maar om hun onderlinge verhouding. Met betrekking tot die onderlinge verhouding heeft zich de belangrijkste omwenteling in mijn denken voltrokken. Om dat duidelijk te maken, zal ik eerst uiteenzetten hoe die verhouding eruit zag voor mijn Copernicaanse wending.
Mijn denken was niet zozeer gevormd door Kant, maar door Wittgenstein. Zijn Tractatus-Logico Philosophicus heeft een onuitwisbare indruk op me gemaakt. Wittgenstein probeerde hetzelfde probleem als Kant op te lossen door het domein van de positieve wetenschappen als 't ware - een stopwoordje van Wittgenstein - van binnenuit af te grenzen. Hij analyseerde de logica van de taal en kwam tot de conclusie dat er alleen positieve kennis op het gebied van de wetenschap mogelijk is. Deze conclusie mondt uit in zijn veel geciteerde slotzin: ‘Waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen’. Volgens Wittgenstein kunnen wij niet spreken over de twee andere domeinen: ethiek en esthetiek. Dit werd door hem uitgedrukt in de kryptische zin: ‘Ethiek en esthetiek zijn één’.
Over politiek kunnen wij niet spreken, want ‘twee geloven op een kussen, daar slaapt de duivel tussen’. Mensen staan elkaar naar het leven op grond van verschillende geloofsovertuigingen, in plaats van met elkaar te argumenteren. De verschillende religieuze stelsels zullen nooit met elkaar worden verzoend. Over ethiek kunnen wij niet spreken, want diametraal tegenover elkaar staande ethische opvattingen zijn even goed verdedigbaar. De een verdedigt bijvoorbeeld de vrije seksuele moraal en de ander de huwelijkstrouw. Een dergelijk debat zal nooit eindigen.
Over esthetiek kunnen wij niet spreken, want ‘over smaak valt niet te twisten’.
In de ogen van Wittgenstein en van de logisch positivisten bestaat er maar één soort rationaliteit en die is cognitief van aard, gericht op het verwerven van positieve kennis. Later is deze cognitieve rationaliteit
| |
| |
uitgebreid met het begrip ‘instrumenteel’ vanwege de toepassingen van de wetenschap. We hebben dus enerzijds de positieve wetenschappen die voortkomen uit de cognitief-instrumentele rationaliteit en anderzijds de niet rationeel te funderen oftewel irrationele ethiek en esthetiek.
In zekere zin worden de ideeën van Wittgenstein versterkt door de denkbeelden van Popper, hoewel beide filosofen elkaar bepaald niet lagen en Popper zich altijd verzet heeft tegen het logisch positivisme. Popper brengt echter precies dezelfde demarcatie aan als Wittgenstein. Hij noemt de wetenschap falsificeerbaar en dus
Het Wittgenstein-Popper model: een wetenschappelijk wereldbeeld
wetenschappelijk en ethiek en esthetiek niet falsificeerbaar en dus onwetenschappelijk.
In dit Wittgenstein-Popper model vertonen wetenschap en technologie werkelijk vooruitgang, terwijl de schone kunsten eeuwig dezelfde thema's behandelen en religie, ethiek en politiek eeuwig rondom dezelfde morele uitgangspunten cirkelen. In dit model is de vooruitgang in de samenleving te danken aan de vooruitgang in wetenschap en technologie, die de ruggegraat vormen van de samenleving.
Klinkhamer: Ik moet je eerlijk bekennen dat dit model mij bijzonder goed bevalt. Wij bewonderen nog altijd de toneelstukken, de literatuur, de beeldhouwwerken en de architectuur van de oude Grieken en Romeinen. Dit wijst er toch op dat op het terrein van de schone kunsten geen werkelijke vooruitgang wordt geboekt. Wij kunnen nog altijd veel leren van de staatstheorie van Plato of Hobbes, van de ethica van Aristoteles of Spinoza en van de godsdienstige leerstellingen uit de grote wereldreligies. Dat laat toch zien dat er op deze gebieden geen vooruitgang bestaat. Maar bij de positieve wetenschappen ligt dat anders. Geen enkele natuurkundige leest nog de Physica van Aristoteles, geen enkele fysicus leest nog het werk van Newton en zelfs de artikelen van Einstein spelen geen rol meer in de vooruitgang van de moderne natuurkunde!
Donkersloot: Het is ook een zeer aantrekkelijk en overtuigend model en ik heb er vrijwel mijn gehele leven in geloofd.
Klinkhamer: Waarom zou je het dan overboord zetten?
Donkersloot: Omdat sinds de publikatie van Wittgenstein en Popper de verhouding tussen wetenschap en technologie enerzijds en religie, ethiek en politiek anderzijds drastisch is gewijzigd. Wetenschap en technologie zijn het domein van de religie, ethiek en politiek binnengedrongen. Door de groei van de kennis is het terrein van de religie ingeschrompeld. De ethiek staat eveneens onder zware druk van de wetenschap en technologie.
En ook de politiek! Ik heb politiek omschreven als praktische ethiek, maar daar is al lang geen sprake meer van. De toenemende invloed van wetenschap en technologie heeft geleid tot een verwetenschappelijking van de politiek. Politici vragen niet meer ‘waarom zullen we het doen?’, maar ‘hoe zullen we het doen?’ De parlementaire discussie over kernenergie spreekt boekdelen. In de decennia durende kernenergiediscussie hebben ethische argumenten - zoals het niet aanvaardbaar zijn van te grote risico's en het niet willen afwentelen van radio-actief afval op
| |
| |
toekomstige generaties een sleutelrol gespeeld. Waarover debatteert de kamer? Over de centen! Politici hanteren de taal van de economen! Stapels wetenschappelijke rapporten onderbouwen het argument dat atoomstroom goedkoper is en dus is kernenergie noodzakelijk. Bij een dergelijk besluit gaat het niet meer om de vraag in welke wereld wij willen leven, wat de gevolgen zijn van zo'n besluit voor de samenleving en wat mensen van vlees en bloed voor energiesysteem willen. Nee, de politici lopen aan de leiband van de wetenschap en technologie, die immers economisch voordelig is. De verwetenschappelijking van de politiek geeft andermaal aan dat de normen er niet meer toe doen: een volledig geautomatiseerd bureaucratisch besluitvormingsapparaat zou dezelfde beslissingen nemen als onze overheden.
De arrogantie van de macht wordt langzamerhand vervangen door de arrogantie van de deskundigheid. In de staatsfilosofie van Hobbes was macht nog de centrale kracht. Nu is macht vrijwel altijd gebaseerd op deskundigheid. Onze hoogtechnologische samenlevingen ontwikkelen zich langzamerhand tot een technocratie of een expertocratie, waarin de deskundigen de touwtjes in handen hebben en waarin normen en waarden geen enkele rol meer spelen.
Sommige politici geven hun morele bankroet zelfs openlijk toe. In een bijdrage aan de discussie over de wapenwedloop schreven twee kamerleden de volgende onthullende passage: ‘Kijken we achterom, dan zien we dat de mens de laatste twintig eeuwen qua mentaliteit nauwelijks vooruitgang heeft geboekt. (...) Alleen in wetenschappelijktechnisch opzicht is de mens gegroeid. We zijn geëvolueerd van de kruisboog naar de kruisraket, van de domme kracht naar de slimme bom’.
Zij besloten hun artikel als volgt: ‘Een en ander neemt niet weg dat de fundamentele doorbraak aangaande de bewapeningswedloop en de nucleaire dreiging waarschijnlijk alleen van de natuurwetenschappen kan komen. Ethisch en moreel is de mens te zwak om zichzelf ter hand te nemen. Mis- | |
| |
schien kan hij zichzelf dwingen met zijn eigen technologisch vernuft’.
Een andere reden waarom het Wittgenstein-Popper model niet meer voldoet, is de grote invloed van wetenschap en technologie op de samenleving. Alle grote na-oorlogse politieke vraagstukken - de wapenwedloop, de Noord-Zuid kloof, de energiecrisis, de milieucrisis, de werkloosheid - hangen rechtstreeks samen met de ontwikkeling van wetenschap en technologie. Ten tijde van Wittgenstein en Popper begon dit proces nog maar net op gang te komen. Bovendien waren zij vooral geïnteresseerd in de meest fundamentele wetenschap en onderzochten zij niet de invloed daarvan op de samenleving. Als Popper nu zijn hoofdwerk zou schrijven, dan zou hij schrijven over de wetenschapsfilosofische fundering van het onderzoek in de elementaire deeltjesfysica.
Klinkhamer: Ik zie de problemen. Het is jammer dat het prachtige model aan flarden is geschoten. Is er een alternatief?
Donkersloot: Zeker. Het nieuwe model komt voort uit een Copernicaanse revolutie. Om dat nieuwe model te introduceren, moet ik eerst een essentiële barrière opruimen, namelijk de ogenschijnlijk onoverbrugbare kloof tussen wetenschap en ethiek. Deze kloof loopt vanaf de superrationalist Descartes als een rode draad door de Westerse cultuur en heeft zijn helderste en scherpste vertolking gekregen in het logisch positivisme. Het absolute onderscheid tussen wetenschap en ethiek is echter onhoudbaar. De afgelopen decennia zijn wetenschap en ethiek steeds meer naar elkaar toegegroeid. In 1962 publiceerde de wetenschapshistoricus Thomas Kuhn een invloedrijk boek - De structuur van de wetenschappelijke revoluties - waaruit bleek dat de ontwikkeling van de wetenschap niet rationeel gefundeerd kan worden. Andere wetenschapsfilosofen, zoals Imre Lakatos en Paul Feyerabend, werkten deze visie verder uit en dit leidde tot een geleidelijke erosie van de scheidslijn tussen wetenschap en ethiek. Aan de andere kant blijkt de ethiek wel degelijk rationeel gefundeerd te kunnen worden en vatbaar te zijn voor wetenschappelijk onderzoek. In 1972 publiceerde John Rawls zijn indrukwekkende Theory of Justice, waarin hij twee algemene beginselen van de rechtvaardigheid formuleerde.
Er is natuurlijk nog geen sprake van dat de demarcatie werkelijk is opgeheven, maar het dichten van de kloof zal doorgaan omdat een kunstmatige grens tussen wetenschap en ethiek niet overeenkomt met de maatschappelijke werkelijkheid. Er zijn natuurlijk problemen. Feyerabend roept ‘Alles mag’ en haalt daarmee het dadaïsme en de retoriek - traditioneel behorend tot het domein van de kunsten - in het huis van de wetenschap. Maar niet alleen elementen uit de kunst, maar ook uit de metafysica en de filosofie mogen terugkeren in de schoot van de wetenschap. En daarmee dreigen de pseudowetenschappen - de astrologie en de alchemie - ook binnen te dringen. Een visioen dat voor vele oudere wetenschappers een nachtmerrie is.
Karakteristiek is het heftige verzet van de ouderwetse wetenschapper en schrijver Willem Frederik Hermans tegen Feyerabend, terwijl de jongere generatie wetenschappers zich laaft aan Feyerabends denkbeelden. Er zal nog veel inkt moeten vloeien voor een diep ingewortelde erfenis van Descartes zal zijn uitgeroeid. Het boek van de theoretische natuurkundige Fritjof Capra, The Turning Point, is een van de mijlpalen op de weg naar een nieuw wereldbeeld.
Na het slechten van de barrière tussen wetenschap en ethiek en tussen wetenschap en de schone kunsten, is een nieuw model van de werkelijkheid mogelijk dat ik het Capra-model noem.
In het Capra-model zijn de normen en waarden niet voor eeuwig gegeven, zoals het oude model suggereert. Zij vertonen een ontwikkeling. Er is sprake van een politieken samenleving-spiraal, die lijkt op de wetenschap-technologie-spiraal. De politieke beslissingen beïnvloeden de aard van de samenleving en aan de ontwikkeling van de samenleving kunnen nieuwe waarden en normen worden ontleend, die vervolgens de politiek gestalte geven. Het socialisme is een politieke erfenis van de industriële revolutie.
Het milieubehoud is een politieke erfenis van de vervuiling. Evenzo vertoont de ontwikkeling van de schone kunsten geen eeuwigdurend cyclisch patroon, zoals het oude model veronderstelt. Er is sprake van een voortdurende evolutie waarbij de kunst en het publiek elkaar wederzijds beinvloeden. De kunsthistoricus Ernst Gombrich heeft met veel succes het Popperiaanse wetenschapsmodel toegepast op de opeenvolging van de schone kunsten.
Het Capra-model lijkt het gevolg van een simpele rotatie van het Wittgenstein-Popper-model, maar schijn bedriegt. Het model komt voort uit het inzicht dat normen en waarden de kern van de samenleving vormen en moeten vormen en dat op basis van normen en waarden de politiek de samenleving vorm tracht te geven. Niet wetenschap en technologie vormen de ruggegraat van de samenleving, maar de politiek. De kwaliteit van het bestaan wordt niet bevorderd en be-
| |
| |
Het Capra-model: een politiek wereldbeeld
waakt door de groei van kennis en de uitbreiding van de technologische mogelijkheden, maar door de ontwikkeling van een rechtvaardige politiek.
De politiek moet weer in ere worden hersteld en worden bevrijd van de knellende banden van de wetenschap- en technologiespiraal. De politiek moet weer worden gefundeerd op normatieve uitgangspunten en op grond daarvan moet de wetenschapen technologiespiraal worden bijgestuurd.
Klinkhamer: Over welke normatieve uitgangspunten heb je het dan?
Donkersloot: Eén van de belangrijkste ethische beginselen is de Gouden Regel of de categorische imperatief van Immanuel Kant: ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’. Uit de Gouden Regel volgt dat het afschrikkingsevenwicht immoreel is.
Klinkhamer: Die conclusie ontgaat mij.
Donkersloot: Volgt uit de Gouden Regel niet dat het doden van de ander immoreel is?
Klinkhamer: Ja, dat zie ik wél in: ik wil niet gedood worden, dus mag ik de ander ook niet doden.
Donkersloot: En is ook het dreigen de ander te doden niet immoreel?
Klinkhamer: Dat klopt. Ik wil niet bedreigd worden met de dood, dus moet ik een ander ook niet bedreigen met de dood.
Donkersloot: Dreigen de beide supermachten niet elkaar totaal te vernietigen?
Klinkhamer: Ah! Ik begrijp je punt.
Donkersloot: Uit de Gouden Regel volgen ook de mensenrechten.
Klinkhamer: Hoe dan?
Donkersloot: Wil jij gemarteld worden?
Klinkhamer: Nee.
Donkersloot: Doe dat dan ook de ander niet!
Klinkhamer: Het lijkt erop alsof alle ethische beginselen uit de Gouden Regel volgen.
Donkersloot: Vele, maar niet alle. Soms wordt het onrecht niet veroorzaakt door de medemens, maar door natuurlijke omstandigheden, zoals hongersnood en droogte. De Gouden Regel zegt alleen iets over de verhouding tussen mensen en niet over onrecht door rampen. Voor die gevallen staat de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan model. De Samaritaan gaf een door struikrovers overvallen reiziger te eten en te drinken. Het ethische beginsel luidt: ‘ieder mens heeft evenveel recht op het leven’. Uit dit beginsel volgt dat wij zuinig met onze hulpbronnen en energie moeten omspringen.
Klinkhamer: Dat vermag ik niet in te zien.
Donkersloot: Na ons zullen nog vele miljarden mensen deze planeet bevolken. Die mensen hebben evenveel recht op een bewoonbare aarde als wij. Dit legt ons de morele plicht op een leefbare aarde achter te laten.
In het Capra-model is de wisselwerking tussen wetenschap en politiek essentiëel. Wetenschap en politiek staan op voet van gelijkheid met elkaar. Het is dus niet zo dat in het Capra-model de wetenschap en technologie volledig onderworpen zijn aan universele ethische uitgangspunten. In dat geval zouden we terugkeren naar een stabiele samenleving gebaseerd op eeuwige, meestal religieuze beginselen en zou het verwerven van kennis volledig aan banden worden gelegd. Nieuw verworven kennis kan leiden tot een wijziging van ethische opvattingen. Dit kan rechtstreeks gebeuren of via veranderingen in de samenleving. Maar omgekeerd moet nieuw verworven kennis en nieuw te verwerven kennis worden getoetst aan en gesteund door de waarden en normen in de samenleving. In het Wittgen- | |
| |
stein-Popper-model is deze weg principieel afgesneden. In het Capra-model is deze blokkade opgeheven.
Klinkhamer: Bestaat er in het Capra-model geen andere blokkade?
Donkersloot: Waar doel je op?
Klinkhamer: Ik doel op de enorme kloof die er gaapt tussen de wetenschap en de kunsten. De moderne kunstenaar heeft niet het flauwste benul van de technologische wereld waarin hij leeft. De technische cultuur is hem volkomen vreemd. Vele kunstenaars zijn bang voor de techniek, hebben een afschuw van de techniek of haten de techniek zelfs. Het is nog altijd zo dat de literaire intellectuelen worden beschouwd als de ware cultuurdragers, terwijl zij de meest elementaire kennis van de wereld missen. Ik vind het gebrek aan wetenschappelijke basiskennis bij onze zogenaamde cultuurdragers ronduit stuitend. Vlak na de bekendmaking dat onze landgenoot Simon van der Meer de Nobelprijs voor de natuurkunde was toegekend, woonde ik de première bij van een nieuwe Shakespeare-vertolking. Tijdens de pauze werd er hevig gediscussieerd over de eeuwige waarde van Shakespeare. Ik trok die eeuwige waarde in twijfel en beweerde dat Shakespeare weliswaar universele thema's in zijn werk had aangesneden, maar dat wij na de industriële, wetenschappelijke en technologische revolutie in een wereld leefden waarover Shakespeare niet veel te melden heeft. ‘Ach’, zei men toen, ‘wat weet jij nu van Shakespeare?’ Uit wraak kon ik niet nalaten te vragen of iemand in het gezelschap wist wie de Nobelprijs voor de natuurkunde had gekregen. ‘Van der Meer’, zei iemand. ‘Waarvoor heeft hij de prijs gekregen?’, vroeg ik. Het gezelschap werd geteisterd door een pijnlijke stilte. ‘Voor de ontdekking van de W en Z bosonen’, beantwoordde ik mijn eigen vraag. Niemand vroeg wat bosonen waren. Men staarde mij aan met de glazige blik van een analfabeet. Men was doodsbang dat een vraag over de ontdekking van de W en Z bosonen een geleerd betoog van mijn kant zou uitlokken. ‘Wie hebben de afgelopen jaren de Nobelprijs voor de literatuur ontvangen’, zo vervolgde ik mijn ondervraging. Direct kwamen de
namen van William Golding, Gabriel Garcia Marquez en Elias Canetti op de proppen. Er dreigde een levendig gesprek te ontstaan over Lord of the Flies, Honderd Jaar Eenzaamheid of Het Martyrium, maar ik stelde snel mijn volgende vraag: ‘En wie heeft in diezelfde jaren de Nobelprijs voor de natuurkunde ontvangen en waarvoor?’ Stilte. Pijnlijke stilte. Ik beantwoordde zelf mijn vraag. In 1983 kregen William Fowler en Subrahmanyan Chandrasekhar de prijs voor hun astrofysisch onderzoek, in 1982 ging de prijs naar Kenneth Wilson voor zijn theorie van de kritische verschijnselen bij fase-overgangen en in 1981 kregen Arthur Schawlow en Nicolaas Bloembergen de prijs voor hun werk op het gebied van de laser.
De laser zal op den duur, zo hield ik mijn gehoor voor, de wereld veranderen. Laserwapens zullen hun bliksemschichten door de ruimte laten flitsen. Krachtige laserbundels zullen deuterium en tritium dwingen tot fusie en zo een vrijwel onuitputtelijke energie vrijmaken. Laserverrijking zal de kernenergie stimuleren. Halfgeleider lasers zullen een nieuwe generatie optische computers mogelijk maken, die niet rekenen met electronen maar met licht. De communicatie zal via de laser door de ruimte en door glasfibers plaatsvinden. Kunstenaars zullen schitterende holografische objecten maken. De geluidsweergave is door de compact disc, die gebaseerd is op een kleine laserstraal, ongelooflijk verbeterd. De chirurgen kunnen met een laserstraal zeer nauwkeurige oogoperaties verrichten en wie weet, zei ik tegen mijn gezelschap, zal eens de kanker die in een van jullie lichamen aan het voortwoekeren is, worden genezen met behulp van de laserstraal.
De wetenschappelijke, technologische, militaire en commerciële betekenis van de laser kan bijna niet worden overschat. De constructie van de laser is een van de grootste triomfen van de moderne technologie en wetenschap. De laser gaat dezelfde weg als de electromotor en de computer. Iedereen, maar dan ook iedereen, heeft een aantal electromotoren in huis. Het scheerapparaat, de stofzuiger, de boormachine, de naaimachine bevatten allemaal een electromotor. Straks heeft iedereen een computer en een laser in huis.
Wetenschappers en technologen veranderen de wereld, schrijvers niet. Golding, Marquez en Canetti worden flink gelezen, maar nog altijd door hoogstens één procent van de bevolking! De klassieke cultuur is een cultuur van een kleine elite. Zelfs de allergrootste bestsellers krijgen hooguit honderdduizend lezers.
De technische cultuur is een cultuur van de massa, omdat het leven zelf door wetenschap en technologie wordt beïnvloed. Wetenschappelijke artikelen worden nog veel minder gelezen dan de grote literaire meesterwerken. Wie heeft de publikatie in de Annalen der Physik uit 1905 van Albert Einstein gelezen, waarin de beroemde formule E = mc2 wordt afgeleid?
| |
| |
Wie heeft de publicatie van Watson en Crick in Natura uit 1954 gelezen, waarin de structuur van DNA wordt onthuld? Wie heeft de publicatie van Sagan over de nucleaire winter uit 1983 in Science gelezen? Dit zijn maar een paar voorbeelden. De totale lengte van deze artikelen is slechts enkele tientallen pagina's, maar zij hebben de wereld veranderd: de energie die vrijkomt bij kernsplijting wordt berekend met de formule van Einstein; de biotechnologie is gebaseerd op de ontdekking van Watson en Crick en na een kernoorlog zal iedereen, waar ook ter wereld, te maken krijgen met de nucleaire winter.
Natuurwetenschappers worden zelden of nooit zo beroemd als staatslieden, schrijvers, dichters, filmsterren of toneelspelers. In 1957 stond in een Duitse krant een berichtje over de waarde van de handtekening van verschillende beroemdheden: Einstein 6 mark, Gina Lollobrigida 46 mark, Lenin 100 mark. De politici zegevierden ruimschoots over de wetenschappers. Hoewel de roem van de natuurwetenschappers in het niet valt vergeleken met de roem van schrijvers, de populariteit van popidolen of de benen van Marlene Dietrich, toch trekken de natuurwetenschappers uiteindelijk aan het langste eind. De naam van Einstein zal over vele eeuwen nog bekend zijn, zoals we nu de namen nog kennen van Newton, Galilei, Ptolemaeus en Euclides. De namen van Marlene Dietrich, Gina Lollobrigida en Lenin zullen bedolven zijn onder het stof van de geschiedenis.
Wetenschappers en kunstenaars zijn het erover eens dat de populaire smaak zich op de verkeerde dingen richt: de mensen verdoven zichzelf met stompzinnig televisievermaak en dromen weg in walgelijke dokterromannetjes. Maar de kunstenaars richten zich ook op de verkeerde dingen, omdat ze de wetenschap en technologie minachten. Onze tijd vereist een technische cultuur.
Donkersloot: Accoord. Kunstenaars weten niets van wetenschap, maar wetenschappers
| |
| |
weten niets van kunst.
Klinkhamer: Wetenschappers weten meer van kunst dan kunstenaars van wetenschap!
Donkersloot: Dat geloof ik niet. Het is eerder zo dat de wetenschapper en de kunstenaar op principieel verschillende wijze tegen de werkelijkheid aankijken. De wetenschapper experimenteert en hypothetiseert, hij deduceert en induceert, hij redeneert en analyseert. Typerend voor de wetenschappers is het Eureka-gevoel - het doorbreken van het plotselinge inzicht - van Archimedes die in bad gezeten ineens begreep waarom sommige voorwerpen drijven en in zijn enthousiasme naakt door de straten van Syracuse holde onder het uitstoten van de kreet: Eureka: ik heb het gevonden! De kunstenaar observeert en ondergaat, hij leeft en beleeft, hij raakt ontroerd, betoverd en verwonderd en probeert dit in zijn werk uit te drukken. Typerend voor de kunstenaar is het déjà-vu-gevoel; het idee dit al eens eerder te hebben meegemaakt en het zoeken naar de verloren gegane tijd. De kunstenaar probeert te getuigen van het menselijke drama.
Elke wetenschapper tracht te beantwoorden aan het prototype van de wetenschapper: koel, rationeel, mannelijk, agressief, objectief, efficiënt, consistent, logisch, analytisch, reductionistisch. Elke kunstenaar tracht te voldoen aan zijn prototype: warm, emotioneel, dramatisch, vrouwelijk, subjectief, inefficiënt, tegenstrijdig, onlogisch, synthetisch, holistisch.
Een wetenschapper probeert een heel klein stukje van de werkelijkheid te ontrafelen. Hij is een specialist. Hij weet alles van bijna niets! Hij probeert het raadsel te verkleinen.
Een kunstenaar probeert de gehele werkelijkheid uit te drukken. Hij is een generalist. Hij weet bijna niets van alles! Hij probeert het raadsel te vergroten.
Onze hersenen zijn in twee helften verdeeld en daarmee is de mensheid in twee soorten mensen verdeeld. De rechterhelft is de zetel van de ratio, de analyse, de logica en de wetenschap. De linkerhelft is de zetel van het gevoel, de synthese, de intuïtie en de kunst. Uit onderzoek is gebleken dat wetenschappers onderkoeld reageren op emotionele situaties en wanneer ze worden geplaatst in dramatische omstandigheden, dan proberen ze een reactie te vermijden door het drama te analyseren. Kunstenaars reageren daarentegen onderkoeld op abstracte problemen, wiskundige spelletjes en op de uitnodiging een bepaalde situatie te analyseren.
Ik heb al gezegd dat wetenschappers niets van kunst weten. In het bijzonder weten zij niets van literatuur. Wetenschappers lezen niet, dat is algemeen bekend. Wetenschappers minachten de literatuur en zij hebben daar goede redenen voor. De conceptuele inhoud van een roman is veel te laag voor de wetenschappers, de informatiedichtheid is te gering en de emotionele inhoud laat hun enigszins onverschillig. Als wetenschappers al lezen, dan lezen ze liever filosofie. De kloof tussen wetenschap en kunst is dus zeer fundamenteel. Deze kloof heeft zelfs paradoxale gevolgen.
Klinkhamer: Over welke gevolgen heb je het?
Donkersloot: Wat is het hoogste doel van de kunst?
Klinkhamer: De kunst moet de samenleving weerspiegelen en haar een spiegel voorhouden.
Donkersloot: Wat is het belangrijkste kenmerk van de moderne samenleving?
Klinkhamer: Dat zij volledig doortrokken is van wetenschap en technologie.
Donkersloot: Wordt deze wetenschap en technologie weerspiegeld in de kunst?
Klinkhamer: Nee.
Donkersloot: Is het niet paradoxaal dat alle grote maatschappelijke vraagstukken, die zoals we hebben gezien nauw samenhangen met wetenschap en technologie, niet worden weerspiegeld in de kunst in het algemeen en de literatuur in het bijzonder?
Klinkhamer: Wetenschap en technologie worden alleen weerspiegeld in goede science fiction. Daarom lezen wetenschappers zo graag science fiction. De belangrijkste science fiction-schrijver uit de vorige eeuw was Jules Verne. Vele van zijn technische visioenen - zoals de reis naar de maan, de reis om de wereld in tachtig dagen - zijn inmiddels gerealiseerd. In het begin van de twintigste eeuw waren de grote science fictionschrijvers Aldous Huxley en H.G. Wells. Vooral Wells heeft een indrukwekkend oeuvre achtergelaten, waarin vele wetenschappelijke denkbeelden en revoluties worden weerspiegeld of voorspeld.
Donkersloot: De literaire status van science fiction is erg laag.
Klinkhamer: Mijns inziens volkomen ten onrechte.
Donkersloot: Vinden politiemensen niet dat de status van detectives te laag is?
Klinkhamer: Dat zal wel. Maar dat is terecht.
Donkersloot: Is de gehele samenleving niet evenzeer doortrokken van misdaad als van wetenschap en technologie?
Klinkhamer: Dat valt niet te onderkennen, maar de geestelijke inhoud van wetenschap- | |
| |
pers is heel wat groter dan van politiemensen. Je wilt toch niet de goede science fiction-schrijvers vergelijken met Agatha Christie, Georges Simenon of Patricia Highsmith?
Donkersloot: Dat is precies waar ik op doel. Er is geen verschil tussen misdaadromans en sf-romans. Beide behoren tot een genre en houden zich verre van de grote thema's van de literatuur. Misdaadromans en sf-romans beperken zich tot de oppervlakte van de werkelijkheid; zij dringen niet door in de diepte. Hetzelfde geldt voor wetenschap en technologie. Het uitgangspunt van het positivisme, dat een onvoorstelbare invloed op wetenschap en technologie heeft uitgeoefend, was dat de wereld uitsluitend oppervlakte is.
Klinkhamer: Onze kennis is juist zo diep!
Donkersloot: We zijn zeer diep doorgedrongen in de oppervlakte. Diepte wordt pas bereikt in de kunst. Door het lezen van goede literatuur word je bewust van de diepte van je eigen bestaan. Wittgenstein heeft dit onderscheid prachtig geformuleerd in de slotparagrafen van de Tractatus: ‘Ook al heeft men alle wetenschappelijke vragen opgelost, dan heeft men daarmee de levensvragen nog niet opgelost.’
Ook de politiek houdt zich bezig met de oppervlakte van het bestaan. De wapenwedloop, de Noord-Zuid kloof, de economische crisis, de energiecrisis en de milieucrisis - hoe belangrijk ook - laten de diepte van het bestaan onberoerd.
Kunstenaars proberen de diepte van het bestaan vast te leggen in klanken, in woorden, in beelden en in gebaren. Deze pogingen leiden tot muziek, tot poëzie en literatuur, tot schilderkunst en beeldhouwkunst, tot film en toneel. Het genieten van de kunst herinnert ons aan de diepte van het bestaan. De uiteindelijke kwaliteit van het bestaan is de ervaring van de diepte ervan.
Klinkhamer: En die ervaring kan niet worden opgeroepen door wetenschap en technologie?
Donkersloot: Nee, want wetenschap en technologie blijven aan de oppervlakte.
Klinkhamer: Zij kan evenmin worden opgeroepen door de politiek?
Donkersloot: Nee, want ook de politiek is oppervlakkig. Hiermee wil ik overigens niet zeggen dat politiek onbelangrijk is. Politiek is van levensbelang voor de bevrediging van onze basisbehoeften.
Klinkhamer: Hoe kan iets dat van levensbelang is oppervlakkig zijn?
Donkersloot: Dat klinkt paradoxaal, maar is het niet. Oorlogen zijn banaal, maar het lijden van de mensen is diep. Honger is banaal, maar mensen die sterven van de honger zijn diep tragisch. De dood is banaal, maar de angst voor de dood en het verdriet om een
| |
| |
verloren zoon is diep. Diepe ervaringen bepalen de kwaliteit van het bestaan en diepe ervaringen vinden hun meest waarachtige expressie in de kunst.
Klinkhamer: Wordt die ervaring van de diepte van het bestaan alleen opgeroepen door de kunst?
Donkersloot: Nee, primair door het leven zelf! De idee van de diepte van het bestaan wordt door het leven zelf opgeroepen. De diepte van het bestaan ontstaat door de geboorte van een kind, door de dood van een geliefde, door de schoonheid van een vrouw, door de schittering van de natuur of door de liefde voor je levenspartner. De kunst herinnert ons aan de diepte van het bestaan, maar zij is daar slechts een flauwe afspiegeling van.
De kwaliteit van het bestaan
Ik kom dan nu tot mijn definitieve model, waarin de kwaliteit van het bestaan tot uiting komt. De kwaliteit van het bestaan zweeft boven het politieke model, zoals Gods geest zweeft boven de aarde. Uiteindelijk is de kwaliteit van het bestaan iets wat ons telkens ontglipt en daarom wordt zij noch eenzijdig bepaald door de materiële welvaart die wetenschap en technologie mogelijk maken, noch door de esthetische beleving die wordt opgeroepen door de schone kunsten, noch door de randvoorwaarden die aan het leven zijn opgelegd door de politiek, noch door de ervaringen van het leven zelf. De kwaliteit van het bestaan is een ondoorgrondelijke functie van wetenschap en technologie, van de schone kunsten, van religie en politiek en van de belangrijkste ervaringen in een mensenleven.
Klinkhamer: Aha! Nu komt eindelijk de aap uit de mouw. Je geeft dus toe dat de kwaliteit van het bestaan wordt bepaald door wetenschap en technologie?
Donkersloot: Ik geef toe dat de kwaliteit van het bestaan mede wordt bepaald door wetenschap en technologie, maar niet uitsluitend. Naar mijn mening zijn de andere domeinen - de kunst en de politiek - belangrijker voor de kwaliteit van het bestaan. In feite zijn de drie domeinen hiërarchisch geordend. Wetenschap en technologie zorgen voor de bevrediging van de materiële behoeften. Met behulp van wetenschap en technologie laten we onze treinen rijden, construeren we onze bruggen, produceren we ons voedsel en onze drank, bouwen we onze huizen. Wetenschap en technologie stijgen echter niet uit boven deze materiële behoeftenbevrediging.
Klinkhamer: Je kunt toch niet ontkennen dat die materiële behoeftenbevrediging erg belangrijk is.
Donkersloot: Nee, dat ontken ik ook niet, maar je moet niet in de valkuil van het technologisch optimisme trappen. Nádat wetenschap en technologie de goederen hebben geproduceerd, komt de politieke vraag hoe deze goederen over de wereld moeten worden verdeeld. In deze zin zijn wetenschap en technologie ondergeschikt aan de politiek. De politiek moet ervoor zorgen dat het voedsel rechtvaardig wordt verdeeld en dat een ieder kan delen in de
| |
| |
materiële rijkdom. Wanneer via een rechtvaardige politiek en een 'technologisch productiepark de materiële behoeften van de mens eenmaal bevredigd zijn, dan pas komt de mens toe aan de ontplooiïng van zijn geestelijke vermogen en kan hij zich wijden aan de schone kunsten. De schone kunsten staan dan ook boven wetenschap, technologie en politiek, omdat zij zich richten op een geestelijke behoeftenbevrediging.
Klinkhamer: Is wetenschap niet een onderdeel van de kunsten?
Donkersloot: Hoe bedoel je?
Klinkhamer: Wel, wetenschap is enerzijds gericht op materiële productie, maar anderzijds op het ontdekken van de waarheid. Wetenschap bedrijven is een geestelijke activiteit die niet onderdoet voor toneelspelen of schrijven.
Donkersloot: Accoord. Wetenschap is óók cultuur, maar het grote verschil tussen cultuur en wetenschap is dat de eerste economisch geen nut afwerpt en de tweede wel. Wetenschap, politiek en kunst zijn niet gelijkwaardig, maar er bestaat een rangorde.
Klinkhamer: Het lijkt zo.
Donkersloot: En is het niet zo dat de kwaliteit van het bestaan toeneemt naarmate we hoger stijgen in die rangorde?
Klinkhamer: Mogelijk.
Donkersloot: Wanneer wij spreken over grote beschavingen zoals die van de Inca's, de Grieken, de Romeinen of de Egyptenaren, denken wij dan niet vooral aan de culturele aspecten van die samenlevingen?
Klinkhamer: Dat is juist.
Donkersloot: Er is echter iets dat uitstijgt boven de schone kunsten of de cultuur.
Klinkhamer: Ondenkbaar.
Donkersloot: Je kunt je niets voorstellen dat belangrijker is dan de kunst?
Klinkhamer: Nee, want de indeling in de drie domeinen is allesomvattend.
Donkersloot: Wat dacht je van het leven zelf?
Klinkhamer: Het leven zelf?
Donkersloot: Ja, het leven zelf! De kwaliteit van het bestaan wordt uiteindelijk bepaald door het leven zelf!
Geluk is het hoogste doel van het leven
Klinkhamer: Maar dan zijn we weer helemaal terug bij af! Eigenlijk zeg je: de kwaliteit van het bestaan wordt bepaald door de kwaliteit van het leven. Klopt dat?
Donkersloot: Dat klopt.
Klinkhamer: Is er enig verschil tussen ‘het bestaan’ en ‘het leven’?
Donkersloot: Geen enkel.
Klinkhamer: Dus jouw oplossing is niets anders dan een tautologie?
Donkersloot: Is niet de gehele wiskunde en de gehele logica een tautologie?
Klinkhamer: Zeker.
Donkersloot: Heeft de Euclidische meetkunde niet model gestaan voor alle wetenschappen?
Klinkhamer: Inderdaad.
Donkersloot: Een tautologie is dus niet zinloos! Je bent je er toch wel van bewust dat onze hele discussie ging om de vraag naar de kwaliteit van het leven?
Klinkhamer: Daar was het allemaal om begonnen, ja. Maar ik voel me nu ernstig bedrogen. We hebben gesproken over wetenschap, politiek en kunst en nu zeg jij dat het leven zélf daar nog weer boven uitgaat.
Donkersloot: Je kunt toch moeilijk ontkennen dat alles in het leven draait om het leven. Waarom leven wij?
Klinkhamer: Onze levensdrift houdt ons in leven. Wanneer wij niet de biologisch bepaalde drift hadden om te overleven, dan hadden we de evolutiestrijd allang verloren en waren we - evenals de dinosauriërs - uitgestorven.
Donkersloot: Goed. Biologisch gesproken is het hoogste doel van het leven te leven. Wat is echter het hoogste doel in dit leven?
Klinkhamer: Geluk.
Donkersloot: Dus het hoogste doel is geluk?
Klinkhamer: Ja.
Donkersloot: Heeft een gelukkig mens de hoogste kwaliteit van het bestaan bereikt?
Klinkhamer: Daar ben ik van overtuigd.
Donkersloot: Hoe wordt een mens gelukkig?
Klinkhamer: Vele mensen jagen rijkdom na.
| |
| |
Het hele leven draait om geld.
Donkersloot: Maar geld maakt niet gelukkig. Hoe meer geld, des te groter de angst het te verliezen.
Klinkhamer: Vele mensen proberen hun hele leven lang hogerop te komen. Deze ambitie komt niet alleen voort uit het verlangen naar geld, maar ook uit het verlangen naar macht. Het leven draait om het verwerven van macht.
Donkersloot: Maar macht maakt niet gelukkig. Hoe meer macht, hoe groter de verantwoordelijkheden en hoe groter de risico's. Vele machtigen op deze aarde zijn het slachtoffer geworden van een moordaanslag. De zorgelijke blik van onze machthebbers weerspiegelt bepaald geen geluk. Het geluk bestaat toch niet uit het verwerven van een hoog ambt!
Klinkhamer: Vrijwel iedereen streeft naar eeen hoog ambt.
Donkersloot: Maakt jouw ambt je gelukkig?
Klinkhamer: Als ik gelukkig ben, dan is dat niet te danken aan mijn ambt.
Donkersloot: Bestaat het geluk dan soms uit het vergaren van eerbewijzen?
Klinkhamer: Ieder mens die overladen wordt met eerbewijzen moet zich wel gelukkig voelen. Wanneer sporters op het erepodium staan, dan stromen tranen van geluk over hun wangen. Jij weet zelf trouwens heel goed dat eerbewijzen een mens gelukkig maken. Je straalde zelf van geluk toen jij een wetenschappelijke prijs kreeg voor je laserwerk. En ik weet zeker dat je nu nog zou stralen van geluk, voorzover dat mogelijk is in die bak, als men de Nobelprijs voor de natuurkunde aan je zou toekennen.
Donkersloot: Dit soort geluk is zo vergankelijk! Het geld dat ik heb gekregen is op en de penning ligt te roesten in een stoffige kast. Zelfs de gedachte aan de wetenschappelijke prijs die ik heb ontvangen, kan mijn huidige ongeluk niet verzachten! Het geluk kan dus niet bestaan uit het ontvangen van eerbewijzen. Bestaat het geluk uit het vergaren van roem?
Klinkhamer: Roem is in ieder geval bestendiger dan eerbewijzen. Roem strekt zich uit over meer mensen en over een langere periode. Roem is een uiting van een waardering van de mensheid voor jouw bijzondere kwaliteiten. Ja, het verwerven van roem moet een mens gelukkig maken.
Donkersloot: Het tegendeel is waar. Beroemdheid brengt behalve vreugde zeer veel ongemakken met zich mee. Beroemde schrijvers komen niet meer aan hun eigenlijke werk toe. Beroemde politici leven in een glazen kooi. Beroemde televisiepersoonlijkheden en filmsterren kunnen niet meer over straat. Ook de roem is zeer vergankelijk. Van beroemde zangers, dichters, dansers en schilders uit de vorige eeuw zijn de meeste namen vergeten.
Klinkhamer: Laten we het dan niet over roem hebben, maar over onsterfelijkheid.
Donkersloot: Maakt onsterfelijkheid gelukkig?
Klinkhamer: Ja, het scheppen van een onsterfelijk meesterwerk moet gelukkig maken.
Donkersloot: Integendeel. Vele grote kunstenaars hebben een bijzonder getourmenteerd leven gehad. Het zou bovendien bijzonder onrechtvaardig zijn, wanneer alleen onsterfelijkheid gelukkig zou maken, want de meesten van ons verdwijnen naamloos in de maalstroom der geschiedenis.
Klinkhamer: Maar waar moeten we het geluk dan zoeken?
Donkersloot: In onszelf!
Klinkhamer: In onszelf?
Donkersloot: Ja, in onszelf.
Klinkhamer: Is dat niet weer een tautologie?
Donkersloot: Beslist niet. Het gaat er niet om onsterfelijk te worden door je talenten, maar om je talenten te gebruiken. Onsterfelijkheid is de buitenkant; het scheppen zelf is de binnenkant en dit kan ons gelukkig maken. Het maken van een gaaf produkt - of dit nu een tafel, een gedicht of een stoommachine is - kan ons vervullen met een intense vreugde.
Klinkhamer: Is geluk dan niets anders dan vreugde?
Donkersloot: Nee. Vreugde en geluk zijn niet identiek. Geluk kan worden opgeroepen door genot. Vreugde over een geslaagde schepping is geestelijk genot. Maar ook de streling van onze zintuigen kan ons gelukkig maken.
Klinkhamer: Is het geluk dan genot?
Donkersloot: Genot is in ieder geval belangrijk, maar genot gaat op den duur vervelen.
Klinkhamer: Het ziet ernaar uit dat we geen vat krijgen op het begrip ‘geluk’.
Donkersloot: Het is net als met het begrip ‘de kwaliteit van het bestaan’. We weten allemaal wat geluk is, maar we kunnen het niet omschrijven. We zijn allemaal weleens gelukkig geweest, maar kunnen heel moeilijk zeggen waarom. De ontmoeting met een vriendelijk mens maakt ons gelukkig, de eerste verliefdheid maakt ons gelukkig, de natuur maakt ons gelukkig, de liefdesdaad maakt ons gelukkig. Maar soms maken al deze dingen ons ook ongelukkig. Geluk ontglipt je telkens weer. Geluk - de hoogste kwaliteit van het bestaan - is onafhankelijk van wetenschap en
| |
| |
technologie.
Klinkhamer: Een mens kan niet gelukkig zijn als hij honger lijdt. Het voedsel wordt geproduceerd met behulp van wetenschap en technologie. Volgt daaruit niet dat een basisvoorwaarde voor geluk wordt gewaarborgd door wetenschap en technologie?
Donkersloot: Voedsel wordt inderdaad technologisch geproduceerd, maar vervolgens onrechtvaardig verdeeld. Een rechtvaardige voedselpolitiek zou het geluk van de mensheid meer bevorderen dan een vergroting van de voedselproduktie.
Klinkhamer: In het algemeen is een bevrediging van de hogere behoeften pas mogelijk na de bevrediging van de basisbehoeften. Wetenschap en technologie hebben, zoals jezelf al hebt toegegeven, de materiële welvaart mogelijk gemaakt en daardoor de voorwaarde geschapen voor het geluk.
Donkersloot: Dat is nu juist het paradoxale: materiële welvaart heeft het geluk niet vergroot, maar eerder verkleind. Het vergroten van de materiële welvaart gaat gepaard met een vermindering van de kwaliteit van het leefklimaat, de kwaliteit van de menselijke relaties, kortom de kwaliteit van het bestaan.
Klinkhamer: Je bent en blijft een aartspessimist!
Donkersloot: Nee, een realist.
Klinkhamer: Waarom ben je toch zo bitter?
Donkersloot: Ik ben niet bitter.
Klinkhamer: Maar je bent wel ongelukkig!
Donkersloot: Diep ongelukkig.
Klinkhamer: Waarom dan toch? Ze hebben je leven gered!
Donkersloot: Omdat ik vastgenageld zit in deze bak met vloeistof en niet meer van het leven kan genieten. Iemand die zo ongelukkig is als ik, kan maar beter zelfmoord plegen.
Klinkhamer: Heb je dan geen hoop meer?
Donkersloot: Hoop? Waarop? Mijn leven is gered, maar ik word gekweld door herinneringen aan vroeger geluk en door nachtmerries over de ondergang van de wereld.
Klinkhamer: Droom jij van de ondergang van de wereld?
Donkersloot: Ja, ik heb me niet alleen met mijn eigen ondergang, maar ook met de ondergang van de wereld bezig gehouden.
Klinkhamer: Wat 'n morbide bezigheid!
Donkersloot: Ik zag de poolkappen smelten en de oceanen stijgen, zodat steeds grotere delen van de wereld langzaam werden verzwolgen door het water. De mensen trokken zich terug op de hoger gelegen delen, maar het water bleef onverbiddelijk stijgen.
Klinkhamer: Een merkwaardige apocalyps!
Donkersloot: De nucleaire apocalyps is waarschijnlijker: ik zag duizenden raketten door het luchtruim snellen en ik zag tienduizenden steden waar de kernkoppen insloegen en de giftige paddestoelen opstegen. Ik zag de steden branden en de dikke roetwolken de hemel verduisteren. Ik zag hoe de klaarlichte dag veranderde in een inktzwarte nacht. Ik zag de kleren van de mensen branden, ik zag de mensen de rivieren in springen om hun brandwonden te blussen en ik zag ze verdrinken. Ik zag anderen aan flarden gescheurd liggen met gezichten die zo gezwollen waren dat ze onherkenbaar werden. Ik zag mensen creperen en in doodsangst om God roepen.
Klinkhamer: Je blijft een onverbeterlijke zwartkijker! Waarom moet je me steeds herinneren aan de nucleaire dreiging?
Donkersloot: Omdat die als een loden last op onze schouders rust.
Klinkhamer: Je bent te zwaar op de hand.
Donkersloot: Het bestaan is ondraaglijk zwaar.
Klinkhamer: Nog meer nachtmerries?
Donkersloot: Jazeker. Ik zag de dunne schil van de aarde op duizenden plaatsen openbarsten en de kolkende lava in de richting van de steden stromen. Grote steden werden in de as gelegd door enorme aarbevingen. Exploderende kraters veroorzaakten vloedgolven en roetwolken. Kortom: de wereld ging ten onder aan de laatste spasmen in de aardkost.
Klinkhamer: Onheilsprofeet!
Donkersloot: Er is veel onheil op deze wereld. Jaarlijks sterven vele duizenden aan aardbevingen.
Klinkhamer: Maar dat betekent nog niet de ondergang van de wereld.
Donkersloot: Ach, er zijn nog zoveel andere gevaren die de mensheid bedriegen.
Klinkhamer: Welke?
Donkersloot: Wat dacht je van epidemieën? De pestepidemieën hebben in de veertiende eeuw de Europese bevolking gedecimeerd. Het ontsnappen van ziekteverwekkers uit één van onze biotechnologische laboratoria zou het menselijk ras kunnen uitroeien. De mens moet voortdurend boeten voor zijn verlangen naar technologische almacht.
Klinkhamer: Je gaat gebukt onder het Frankenstein-complex.
Donkersloot: In het technologische tijdperk gaat de hele mensheid gebukt onder het Frankenstein-complex.
Klinkhamer: Bevat de doos van Pandora nog meer rampen?
Donkersloot: Wat dacht je van de bevolkingsexplosie? In 2050 zullen er 10 à 12 miljard mensen op deze aardbol moeten leven.
| |
| |
De beschaving zal ten onder gaan aan een Malthusiaanse zondvloed.
Klinkhamer: Zwartkijker!
Donkersloot: Wat dacht je van een opstand van de arme landen tegen de rijke landen? Vier van de vijf mensen zullen in 2000 in ontwikkelingslanden wonen. Zij zullen de kloof tussen Noord en Zuid niet eeuwig accepteren en de aarde zal ten onder gaan aan de opstand der horden.
Klinkhamer: Hypochonder!
Donkersloot: Wat dacht je van de uitputting van de grondstoffen? Wat dacht je van de vernietiging van het milieu? Wat dacht je van het opdrogen van onze energiebronnen? Wat dacht je van een opstand van nietwerkenden tegen de werkenden?
Klinkhamer: Doemdenker!
Donkersloot: Maar eerlijk gezegd geloof ik niet dat de mensheid aan één van deze katastrofes ten onder zal gaan. De ondergang van de mensheid zal niet gepaard gaan met een grote knal, maar zal plaatsvinden op dezelfde manier waarop de mensheid is geboren: langzaam maar zeker. De mens is pas echt mens geworden door de techniek. Vele
| |
| |
honderdduizenden jaren geleden kreeg de mens het vuur onder controle. Honderdduizenden jaren geleden maakte de mens primitieve werktuigen om de huid van een dier te stropen. De technische hulpmiddelen werden steeds groter en steeds machtiger en het onderscheid tussen de nieuwe generaties mensen en hun voorouders werd steeds meer bepaald door de technologie. Zo'n tienduizend jaar geleden begon de mens aan het landbouwavontuur en tegelijkertijd kwam de pottebakkerscultuur op, want het graan moest ergens in bewaard worden. De tijd van Descartes werd getypeerd door het ingenieuze mechaniek, in het bijzonder de klok. En wij leven in het computertijdperk. De mythe van Prometheus legt de kern van de menselijke conditie bloot.
Het belangrijkste in deze ontwikkeling is dat de techniek steeds machtiger is geworden en dat de techniek de mens dreigt te vermorzelen. Uiteindelijk zullen wetenschap en technologie de gehele menselijke beschaving vernietigen. De grote paradox van de technologische cultuur is dat elke cultuur door de technologie wordt vernietigd. De mens is mens geworden door de techniek, maar zal ook ten onder gaan door de techniek. Niet met een grote knal, maar langzaam en geleidelijk. Wij moeten de gevolgen dragen van het Faustiaanse pact dat wij hebben gesloten.
Wetenschap en technologie hebben de religie al vrijwel volledig uitgeroeid. Zij hebben geleid tot een verwetenschappelijking van de politiek. Zij hebben de ethiek onder druk gezet. Wetenschap en technologie hebben het verbond van de mens met de natuur verbroken. Mensen leven in grote metropolen en verblijven nog maar zelden in de ongerepte natuur. Wetenschap en technologie hebben de verhouding tussen de mensen aangetast, want ieder individu is volledig op zichzelf aangewezen.
De telefoon heeft de kunst van het briefschrijven geëlimineerd. Radio en televisie hebben de sociale contacten sterk ondermijnd. De televisie- en videocultuur vormt een bedreiging voor het geschreven woord. De auto heeft het gezellig reizen geëlimineerd. De zakrekenmachine heeft de kunst van het hoofdrekenen uitgeroeid. De tekstverwerker zal het schrijfproces veranderen: het gebabbel zal toenemen en de kwaliteit zal afnemen. De vertaalcomputer zal miljoenen vertalers over de gehele wereld brodeloos maken. Stel je een zakvertaalcomputer voor die, zoals dat nu op topconferenties gebeurt, de woorden van een Fransman, Duitser of Chinees voor je vertaalt. De gehele talencultuur is hiermee in één klap geëlimineerd. Ook de taal zelf zal worden aangetast. In een ongeletterde samenleving zijn rijmwoorden belangrijk, omdat zij het onthouden van teksten vergemakkelijken. In een geletterde samenleving met maar weinig boeken is de betekenis van het woord geweldig groot. In een samenleving die verdrinkt in de informatie is het van geen enkel belang meer ook maar iets te onthouden, laat staan uit je hoofd te leren. Je kunt toch immers alles opzoeken!
Wij zijn getuige van de opkomst van ongekende technologieën en de ondergang van de cultuur. De cultuur zal weer, evenals in de middeleeuwen, gedragen worden door een kleine kaste van schriftgeleerden die nog wel eerbied hebben voor het woord. Deze schriftgeleerden spelen in de technologische samenleving geen rol meer, want de macht is definitief opgeëist door de wetenschap en technologie. Zo zal de mensheid ten onder gaan aan de overspannen geestkracht van de wetenschap, die haar eens bevrijdde van de duistere machten van de natuur.
|
|