Hoor je die geur? - zei zij in de tuin.
Het eten van vis met veel graten is als het spellen van een moeilijk woord.
Vliegen maken onophoudelijk het gebaar van hun handen te wassen, alsof zij zeggen: wij kunnen het ook niet helpen dat we zo besmettelijk zijn.
Sneeuw voorziet het hele landschap van schrijfpapier.
De enige blaadjes die in de herfst niet van de boom vallen zijn de vogels.
Een scheerspiegel is ronduit kwaadaardig - hij ziet niets liever dan dat wij ons snijden.
Na het koken van artisjokken smaakt het water blauw.
Sommige hotelsleutels zijn gedecoreerd met een medaille, als waren zij de eerste prijs in een wedstrijd deur-openen.
Slechts één geur kan op tegen de geur van onweer: de geur van houten potloden.
Het allerbangst is de maan voor een gapende krokodil.
Vleermuizen zijn gemaakt van ijzerdraad en muizenvel.
Niets geeft ons zo koude handen als de wetenschap dat we onze handschoenen vergeten zijn.
Oud brood is als een pasgeboren fossiel.
Een van de droevigste dingen van treinen is dat de rechterraampjes nooit linkerraampjes zullen zijn.
Zwaluwen zetten de hemel tussen haakjes.
De piano reflecteert in zijn zwarte spiegel de aankomst van de muziek in de haven op een regenachtige nacht.
Een papier in de wind is als een dodelijk gewonde vogel.
Sterren knipperen van de slaap.
Op regenachtige dagen verandert de métro in een onderzeeër.
Wanneer een kind achter de branding aanholt, lijkt het of de zee voor hem vlucht.
Een olifant is geen dier maar een associatie.
Met potlood schrijf je schaduwen van woorden.
De lift is vol ernst.
Herten in de dierentuin zullen het bos nooit vergeten, omdat ze met hun vertakte antennes de stem van het woud ontvangen.
Er zijn bomen die groene kreten slaken.
Pinguïns op het strand maken de indruk ontredderd te zijn, omdat ze de boot gemist hebben.
De maan is de wasvrouw van de nacht.
Zelfs het uitspreken van het woord ‘stroop’ kleeft.
De plaats waar tijd en stof elkaar het dichtst naderen is de bibliotheek.
Niets is voller met afwezigheid dan een leeg stadion.
De tijd smaakt naar droog water.
Uit de sneeuw die in de meren is gevallen worden de zwanen geboren.
De dood is erfelijk.
Het geluid van de tram bekrast het glas van de nacht.
Het lijkt of oude mensen voordurend muziek horen.
De q is de p die terugkomt van een wandeling.
Als de mens zo bang is voor de dood, waarom maakt hij dan een eind aan zijn leven? Omdat hij met het beëindigen van zijn leven tevens een eind maakt aan die angst.
Tranen desinfecteren het verdriet.
Er zijn nachten dat je kunt zien dat de maan de hele middag in een schoonheidssalon heeft gezeten.
De dageraad is steeds weer verrast ons nog in leven te zien.
(vertaling Livia Verstegen)