| |
| |
| |
Epigrammen
Frank Koenegracht
De blauwe vinvis
voor T.
Hij wil een paar deuren breken,
een stel jaren inslikken.
Maar 't zal niet gaan. Londen
ligt om hem heen en tussen zijn gebeente
en de zee reis ik draadloos rond.
Van blauw papier gemaakt zweeft
zijn broer schuin boven hem.
Ach, liefje, zusje van me, zagen wij
een ontzagwekkend gebrek aan water.
| |
Rug gebroken, verder goed
Het is hier absoluut niet pluis.
De buren lachen niet, er klinkt
geruis waarin ik gefluister meen
te horen over zeeschepen, woudranden,
bloemen, maar meestal blijk ik abuis,
en sta tot wanhoop van velen met mij
met een gezicht als een spade
Vandaag ben ik mezelf haast niet.
Kanalen rijzen overeind, seizoenen
gaan met ratels langs de deuren,
verdronkenen kantelen in het riet.
Ik denk dat ik maar eens ga kuren
of doctor word in het sanskriet.
| |
| |
| |
Performance
onder reusachtige klanken aan.
| |
Excursie
Onze begeleider was als oud
en de reis bijna ten einde.
Hij ging ons voor op rode schoenen.
De bewoner van een huisje langs het pad
die mogelijk daarnet gebroken was,
ging naarbinnen, ontstak licht
waardoor alles hoger leek en kouder.
Toen betraden wij de grot.
Daar hingen zij stil genoeg.
‘Wat een vleermuizen’, fluisterden wij.
‘U kijkt niet goed’, zei onze gids,
| |
1975
Het waren mooie jaren toen
de geest woei op bijeenkomsten
tijdens andermans kantooruren
bij versterkte tot zeer versterkte muziek.
Mooie jaren, mooie jaren waarin
de neiging tot speelsheid
onomstotelijk werd vastgesteld.
Maar uit de ledige hemel viel
de ontzaggelijke stropdas.
| |
| |
| |
De keizerlijke boodschap
voor Harry
De keizer heeft jou, nietig schepsel, aangewezen
en je hebt je uit de poort gestort. Dronken
ben je gevonden aan de rand van het rijk.
Wat je bij je droeg is in de fornuizen
opgestookt. Vijandige fornuizen.
Weggaan kun je niet, ik vind je bij de gedoofde
vuren. Grijs ben je geworden. Jongens van veertien
jagen je van de trappen tijdens de kroningsfeesten.
en verbeeld mij dat je niet vertrok maar hier
intelligent als water telkens veranderend rustte.
| |
Spaart u zegels, gelukkig niet
Water, Christus in Limburg, Chef
van een driesprong bij regen,
telefoongerinkel, langzaamheid.
Daarna is tijdelijk alles vreemd.
waarvan onze verzen berichten
hangen te drogen in een trapportaal
en waar de salamanders uit je jeugd
op de deurmat liggen. 'T zijn
grijszwarte relikwieën, één nacht oud.
Nu gestorven maar nog voor de boeg:
de tweede trap, de Pleinweg vanaf 135d,
het industrieterrein, het grasperk,
het fietspad, onder de middagzon,
Draag ze het water in, je dode salamanders.
| |
| |
| |
Vuilniszakken
Het vrolijke van de vuilniszakken
De korte duur van koeien, zonneschermen
en de liefde is opvallend.
De vuilniszakken blijven. Hotels voor
gisten zijn het, haltes voor de dingen
op reis naar de tijd in de heuvels.
Ach zoveel Nepalese prinsen langs
de stoeprand zoveel Nepalese prinsen.
| |
Een gezonde Hollandse jongen
Hoe ik er kwam ben ik vergeten
maar ik leunde over de rand
van een put en beschouwde de diepte.
Zeker is, dat het een stralende dag was,
als in de reet van een kerkvorst
terwijl aan de oppervlakte
van het water mijn gezicht
wiegde op zijn film van moleculen.
Het was wel mooi dat ik aldus
gestalte gaf aan de gedachte
dat men zichzelf moet zijn
in deze eeuw, maar mijn knieën
Toen kwam jij in je witte Honda.
| |
Aantekeningen
1975, verwijst naar Lucebert's gedicht Societeit. |
De keizerlijke boodschap: zie het gelijknamige verhaal van Franz Kafka. |
Rug gebroken, verder goed: bibliofiele term |
|
|