vader, zou in Duitsland ongunstiger beoordeeld zijn dan in Nederland. Hier ist ein Sohn der seinen Vater... Je moet om je reputatie en je positie denken; bovendien ben je opgegroeid met het idee dat die man de kwaadste niet was.
Een anoniem briefje aan de politie? Niet een verfrissende uitweg. Een brief aan de vader zelf misschien: naar mijn mening... ereplicht... respect van de wereldopinie... kans om laster te weerleggen... liefde van het Duitse volk... officier... eed... trouw.
Als de doctor terugschreef: ik heb er geen zin in, moest je iets anders proberen.
Een oplossing zou zijn het zelf plegen van een moord, aangevuld misschien met experimenten op de stervende en op het lijk. Dan zou het argument worden: welk recht heeft iemand zoals ik....
Als je een kleine fout gemaakt had werd je opgepakt en berecht. ‘Ik deed het om in het reine te komen met de herinnering aan mijn vader. Wijlen mijn vader.’
Meneer, u had moeten bedenken dat wij ons in de werkelijkheid bevinden, niet in de literatuur. Twee jaar met aftrek.
Wie de wereld alleen opvat in de termen van de openbare discussie zoals die gevoerd wordt in de pers en op de televisie en bij verjaarsfeestjes, moet er steeds minder van begrijpen. Eerst dacht hij nog dat hij beter moest luisteren, maar nee, iedereen is voorstander van de vrede en het algemeen belang, tegen geweldpleging en hebzucht; intussen wordt er aldoor zoveel kwaad gedaan dat wij van geluk mogen spreken als wij er het leven bij houden.
Zijn er dus twee soorten mensen; de praters en schrijvers die het beste voor hebben, en de doeners die bevrediging zoeken in kwaad en eigen voordeel? maar waar hangen die doeners uit? Zij zouden ook eens moeten schrijven, en op feestjes en vergaderingen komen; maar zij laten zich niet kennen.
Waarschijnlijk gelooft niemand onvoorwaardelijk in de openbare termen. Men weet wel beter, door gekeken te hebben naar wat er gebeurt, en in sommige gevallen door kennis van zijn innerlijke warwinkel, waar goede en halfgoede bedoelingen zelden in pure vorm voorkomen, onvermengd met ambitie, vijandschap, grieven en onverschilligheid.
Ik zou wel willen dat die vermenging meer aanvaard werd bij de bespreking van de dagelijkse gebeurtenissen. Misschien zou er een kleine rubriek, een column kunnen zijn waarin slechte verstaanders gekalmeerd worden door een commentator die het goede zijn natuurlijke kleine plaats geeft in het complex van menselijke motieven, en er zich niet over opwindt.
De moeilijkheid zou zijn dat de bespreking van de verschijnselen dan veel problematischer wordt. Waar richten wij ons op als wij het niet kunnen hebben over hoe het hoort?
De enige vitale voorziening van het huis die aan mij overgelaten wordt, behalve de drank, is het brood. Iedere keer als het opraakt ben ik degeen die de fiets neemt naar de bakker en met ons bruin terugkeert.
Dit vergt voortdurende waakzaamheid. Er zijn dagen dat het niet hoeft, maar er zijn geen dagen dat de behoefte vergeten mag worden.
In ruil hiervoor ondervind ik vaak een vleug van voldoening wanneer 's ochtends de broodtrommel opengaat en daar ligt het weer. Soms zou ik er uitdrukking aan willen geven; tegen M. zeggen, is het niet geweldig dat het er altijd is, dat je daarop kan rekenen?
Zij heeft zelf de verantwoordelijkheid voor veertig of vijftig andere voorzieningen, dus het is onwaarschijnlijk dat zij geïmponeerd zou blijken. Ik kan beter stil leven met mijn voldoening.
Toch heb je er iets aan. Kleine teleurstellingen worden erdoor vergoed, en je kan je beter voorstellen hoe de zelfverzekerdheid groeit in mensen die eenvoudig werk doen. Chauffeurs, controleurs en barkeepers weten dat zij de hun toevertrouwde taak naar behoren verrichten, en recht hebben op hun plaats in de samenleving; intussen staren denkers, ministers en topvoetballers de nacht in, bezeten door twijfels.
In België bij het logeerhuis van Th. werden dit weekend weer eens grote wolken door de hemel gejaagd waar af en toe regen uitviel. Wij hadden werk te doen, en zaten veel binnen over de tafel gebogen. Er kwam maar een half uur wandelen van, toen het zonnig was midden op de dag, over een smalle weg slingerend langs de boerderijen, en een verhard pad af tussen dichte begroeiing naar een punt onder aan de heuvels waar drie weilanden elkaar ontmoeten: omhoog glooiende vlakken, links verderop weer iets afbuigend naar lager, waar koeien stonden.
Van de andere dag herinner ik mij het terras op de eerste verdieping toen ik mijn boek naar binnen had gebracht omdat er verspreide druppels vielen. De vlier groeit bijna over de balustrade heen, en er is een smal uitzicht tussen de bomen van de tuin naar het aangrenzende weiland, en verder over het landschap dat onbevolkt leek. De meeste dagen zijn er auto's te horen uit het dal, en motorfietsen waar de zoons van de boeren mee knetteren, en landbouwmachines en vliegtuigen. Wat er nu voor lawaai was werd opgenomen in de wind die aan de bomen rukte. Toen ik naar de wolken keek viel een regendruppel van honderd meter hoog tussen mijn bril en wenkbrauw door met een tik op mijn ooglid. Iemand die hier lang bleef zitten zou zo'n vertrouwde worden dat de vogels op