Werkelijkheidsgehalte
‘Minieme verschillen tussen de derde en de vierde generatie’ constateert Reinjan Mulder. Volgens hem zijn de overeenkomsten tussen deze groepen niet gering. ‘De ene helft luistert naar Mick Jagger, de andere naar de Sex Pistols, maar de boodschap die ze te horen krijgen is vrijwel identiek. No future, van de toekomst niets dan slechts.’ Vervolgens verwijst Mulder naar een binnenkort verschijnende Jeugdnota van het Sociaal en Cultureel Planbureau, die de conclusie zal bevatten: ‘Over de toekomst, de maatschappij, het huwelijk en de cultuur denken zij identiek.’ het gaat in die Jeugdnota om de 15 tot 25-jarigen, vergeleken met de 25 tot 35-jarigen.
De leeftijdscategorieën, die Mulder noemt, vallen grotendeels binnen de door mij onderscheiden verloren generatie. In mijn essay heb ik het namelijk over de protest-generatie, die in 198 5 tot de 30 tot 45-jarigen behoort, en over de verloren generatie, die thans 30 jaar of jonger is. Ik ben het met Mulder eens, dat de tot nu toe uit onderzoek gebleken verschillen binnen de verloren generatie gering zijn. Het is dan ook nog te vroeg om te besluiten tot het onderkennen van een vierde plus een vijfde generatie. Ik wacht de Jeugdnota met spanning af, en wellicht zal die nota mij dwingen mijn ideeën te herzien.
Verder krijg je, volgens Reinjan Mulder, uit mijn stuk de indruk, ‘...dat het voor een generatie gunstig is om goed te beginnen. Wie een gelukkige jeugd heeft, zo lijkt het, die redt het later wel; en wie met tegenslagen opgroeit, die komt op latere leeftijd in vele gevallen verkeerd terecht.’ Mijn essay is vanuit een ander vermoeden geschreven, en dat vermoeden blijkt met name uit de passages over de stille generatie. Ik heb de indruk, dat moeilijke jeugdjaren voor cohorten juist gunstig zijn, vooral indien zij gevolgd worden door jaren van langzame doch gestadige vooruitgang. De stille generatie heeft het in het begin weinig prettig gehad: ‘boring fifties’, hard werken in de wederopbouw. Langzaam, tergend langzaam heeft die generatie het economisch en sociaal breed gekregen. Vandaar haar stille tevredenheid. De protest-generatie is met de gouden lepel in de mond geboren. Zij heeft die lepel even later uit de mond genomen om haar ontevredenheid met de toenmalige samenleving onder woorden te brengen. Een luidruchtig protest, zoals Zijderveld in zijn commentaar omschrijft. Volgens het Oude Testament is het goed voor een mens om zijn juk in zijn jeugd te dragen. Ik heb het vermoeden, dat iets dergelijks ook voor generaties opgaat.
Wat is er waar van de veronderstelling, dat jongeren door hun onderwijs worden beïnvloed, en welk stempel drukken onderwijzenden op hun leerlingen? Dat is naar mijn interpretatie de vraag, waarop Piet Grijs in zijn stukje over ‘Het raadsel van het onderwijs’ ingaat. Onderzoek heeft telkens weer uitgewezen, dat het onderwijs minder invloed op de morele vorming van scholieren heeft dan bijvoorbeeld het gezin. Gezien alle inspanningen van het onderwijs om de jeugd te vormen eigenlijk een vrij zuur resultaat.