Het onbetrouwbare gebod:
Gij zult verbruiken
E. Damen
Eerst zeiden ze (de meesters): Ge zult investeren. Want dat zou de werkgelegenheid vergroten. Het was dan wel nodig dat de rentabiliteit van het bedrijfsleven verbeterde, want daar moest het geld vandaan komen. Dat kon door lastenverlaging en vooral door het niet verder laten stijgen van de lonen.
Welnu: er is veel besteed aan investeringen nadat in 1983 en in 1984 de winsten aanzienlijk waren verbeterd, hetgeen in 1985 kennelijk lijkt door te gaan. De investeringen hebben een flinke vergroting van de produktiviteit veroorzaakt. Bovendien heeft de buitenlandse afzet een goede prijs-impuls gehad door de stijging van de US-dollar, bovenop het prijseffect van de grotere produktiviteit. Er konden hogere winstuitkeringen op de aandelen worden gedaan en de beurs is al enkele jaren vast. De dividenden zijn voor een deel belegd in het buitenland, de investeringen hadden ook voor een deel in het buitenland plaats en de werkgelegenheid is niet verbeterd.
Toen zeiden ze (de knechten): Ge zult korter werken. Daar begint het nu wel van te komen. Maar het eerste effect lijkt een verdere vergroting van de produktiviteit en geen verdeling van beschikbaar werk; bovendien is er veel onenigheid over.
Nu zeggen ze (allemaal): Ge zult verbruiken. Dat kan op verschillende manieren tot stand worden gebracht. De inkomens kunnen omhoog door iets van het produktiviteitseffect door te geven aan de werkende beroepsbevolking. Ook kunnen belastingen en premies worden verlaagd. Door verbeteringen in de infrastructuur (kerncentrales) kunnen de prijzen omlaag en de overheid-überhaupt kan meer besteden en zich niet al te zeer blind staren op een financieringstekort van hooguit tien procent der totale overheidsbestedingen (in feite nu circa acht procent).
Maar stel nu eens dat het allemaal zo gaat en dat ruim dertien miljoen Nederlanders werkelijk wat meer bestedingsmogelijkheden krijgen. Dan wordt er inderdaad natuurlijk meer verbruikt, maar hoe? Afgezien van een deel van de bestedingsruimte dat onmiddellijk (als het bona fide gaat, wat nogal onnozel is) wordt belegd in staatsleningen en deposito's en dus de kapitaalmarkt nóg verder verruimt, zijn de verbruiksprioriteiten niet zo erg bemoedigend voor de binnenlandse producenten. Een hoge prioriteit hebben natuurlijk de zonvakanties (langer en royaler). Vervolgens is de omworven consument inmiddels veel prijsbewuster geworden; hij zal - net als zijn Amerikaanse lotgenoot - bij voorkeur de goedkopere buitenlandse artikelen aanschaffen of consumeren.
De structuur van de Nederlandse produktie heeft er tot nog toe altijd toe geleid dat een stijging van de consumptie ook leidde tot een stijging van de invoer en tot enige verslechtering van de ruilvoet tengevolge van de druk op de gulden bij een verslechterende betalingsbalans. Het zouden, als zich dat herhaalt, vooral de handelmaatschappijen zijn die van het toegenomen verbruik profiteren. De geheel niet denkbeeldige druk op de gulden zou ongetwijfeld de toch al sterk gestimuleerde kapitaalvlucht verder doen toenemen; de afgelopen jaren hebben laten zien dat de repatriëring van kapitaalbaten een uiterst twijfelachtige aangelegenheid is.