Hollands Maandblad. Jaargang 1985 (446-457)
(1985)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermdDe oorlog en de generaties
| |
[pagina 12]
| |
nieuwe illusies. Voor de ouderen vormde zij in tenminste vier opzichten een psychologische bedreiging: zij verwierp de materiële welvaart die de oudere generaties juist met veel moeite hadden opgebouwd (al plukte de nieuwere generatie de vruchten van die welvaart met een vanzelfsprekendheid die zij die zèlf fundamentele tekorten hadden gekend nooit meer op zouden brengen); zij sprak vol overtuiging over de noodzaak van ‘democratisering’ (maar ging tegelijk tamelijk luchthartig en onverschillig met die democratische procedures en verworvenheden om waarvan de oudere generaties zich juist de breekbaarheid maar al te bewust waren); zij stelde nieuwe, normatieve vragen over de wereld, die oudere generaties ondanks een gegroeide internationale bewustheid niet gemakkelijk in termen van de nieuwe zekerheden van een nieuwe generatie konden ervaren (men denke daarbij aan de Koude Oorlog, aan Vietnam, aan de Derde Wereld en aan de atoombewapening); en zij kon tenslotte ook direct de zekerheden bedreigen die oudere generaties allengs ten aanzien van de Tweede Wereldoorlog en de Bezetting hadden ontwikkeld. In conflicten tussen woordvoerders van de oorlogsgeneraties en de eerste na de oorlog opgegroeide generatie werd daarom het beeld van Nederland in de Tweede Wereldoorlog eerst, die van de periode van herstel daarna, zelf tot politieke inzet. De jaren '60 werden de jaren van de ontluistering. Deze kon zijn bron hebben in uiterst serieuze werken: ik denk bijv. aan de televisieserie over De Bezetting van L. de Jong en Milo Anstadt, en aan Pressers De Ondergang, dat een schok teweeg bracht bij velen. Maar ik denk ook aan geschriften die wel gedreven waren, maar minder de toets van wetenschappelijke kritiek verdragen kunnen: pogingen tot Tegels Lichten waarin ‘Ware Verhalen over de Autoriteiten in het Land van de Voldongen Feiten’ werden geboekstaafdGa naar eindnoot4), een debunkend geschrift van een nieuwe bekeerling als de parlementaire journalist Jac. S. Hoek in een Politieke Geschiedenis van Nederland, waarin hij een merkwaardig ‘offerfeest van tegenstellingen’ registreerdeGa naar eindnoot5), bundels als Een Zondagskind in de PolitiekGa naar eindnoot6), waarin Jan Rogier niet alleen De Quay maar zo ongeveer een ieder die na de orlog in Nederland aan het herstel van het land en het landsbestuur had meegewerkt van autoritaire intenties en handelingen beschuldigde, enz. Aan geschriften als dit moet men de mémoires van Weinreb Collaboratie en Verzet 1940-1945 (Amsterdam, 1969) toevoegen, omdat die zowel door de indruk die zij maakten, als de oorlog die Weinreb's medestanders vol overtuiging tegen de ‘powers that be’ voerden, alleen maar te begrijpen zijn als poging om wat men als vals beeld van een heroisch Nederland in de oorlog voelde te redresseren.Ga naar eindnoot7) Anders gezegd: in conflicten tussen generaties was sinds het midden van de jaren '60 de oorlog in geding, omdat zij voor verschillende groepen verschillend verwerkt kon worden. Velen uit de nieuwe generatie zochten de sluier weg te trekken van de fictie van het ‘nationaal verzet’, en beroofden daarom ouderen van precaire zekerheden. Zij verdiepten zich, bijna met gretigheid, in voorbeelden van collaboratie, en vonden daarin steun voor hun opvatting dat alle gezag verdacht was. Zij tooiden zich veelal, ook zonder aarzeling, met de mantel van het verzet, en pretendeerden te spreken uit naam van de slachtoffers. Zij ontzagen zich daarbij niet gemakkelijk een lijn te trekken tussen de noodzaak tot verzet tegen de Nazi-terreur vroeger, en tal van contemporaine misstanden van hun eigen tijd. Deze gemakkelijke toeëigening van het verzet in 1940-1945 ten dienste van politieke strevingen van de jaren '60 en later, kan met met een veelheid van voorbeelden illustreren. Men hoeft bijv. slechts kennis te nemen van de Verzetskrant die in deze weken de jeugdredacties van de vroegere illegale bladen (Het Parool, Trouw, Vrij Nederland en De Waarheid) hebben samengesteld, en waarin zij schrijven over de ‘momenten waarop na 1945 Jongeren in verzet zijn gekomen tegen de heersende regels en normen, tegen opvattingen en situaties die zij onrechtvaardig vonden’. Men vindt in die Verzetskrant een aantal verwijzingen naar verzet in de Tweede Wereldoorlog, maar daarnaast ook tal van andere zaken die daarmee kennelijk op een lijn gesteld worden: conflicten in gezinnen en op scholen, stakingen, dienstweigering, de verdediging van het gebouw Felix Meritis, waar De Waarheid gedrukt werd, tegen opgewonden Amsterdammers tijdens de Hongaarse Opstand in 1956, de strijd tegen ouders van jongeren om Elvis Presley te mogen bewonderen, Rob Stolk's heldendaden in Provo-beweging, verzet in de Vietnambeweging en Zuid-Afrika Comités, Krakers, Greenpeace, Dodewaard, Onkruitacties, treinkapingen door de Molukkers en zo meer. Een van de ook genoemde heldendaden was de bezetting van het Maagdenhuis in mei 1969. U beseffe daartegenover de bekentenis van de man die tijdens de Maagdenhuisbezetting Rector was van de Amsterdamse Universiteit, A.D. Belinfante, dat door de Maagdenhuisaffaire hem opnieuw visioenen van de bezettingstijd kwamen teisteren. Misschien moet men daarom, ook in beschouwingen over politieke verhoudingen in de Nederlandse binnenlandse politiek spreken, van problemen tot in het derde en vierde geslacht, waarover E. de Wind met meer gezag op het Congres van Oorlogsdocumentatie heeft gerefereerd dan een politicoloog dat kan doen. En tevens constateren, dat de oorlog generaties lang een probleem zal blijven, omdat men steeds weer | |
[pagina 13]
| |
zal zoeken naar ‘absoluut goed’ en ‘absoluut kwaad’, maar tegelijk aan begrip pas toe zal komen indien men zich bewust blijft van de oneindige grauwheid die in wezen een bezettingstijd kenmerkt: een periode van constante compromissen en onoplosbare dilemma's waaruit slechts weinigen zich ongeschonden kunnen losmaken. Een periode ook, die hen die de ervaringen daarvan werkelijk geproefd hebben, niet langer achterlaat met simpele oordelen, maar vooral met sombere vragen. |
|