Hollands Maandblad. Jaargang 1985 (446-457)(1985)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] Zeven gedichten Margrieta Jeltema dit weerbarstig wezen neemt me vanzelfsprekend mee ik vul het gedwee met woorden / brood en jam ik wijs het zorgvuldig de trap zoveel treden / boven beneden konijnen om de bocht ik wacht je groeit tegen me aan één voet blijft alsmaar staan één verdwijnt voorbij wat ik verzinnen kan toegedekt met slaap houd je het licht vast stilte weert zich weet zich aangetast slaap omarmt je buigt je zoals jij begin en tegenzin ze verft je kamer opent de ramen en sluit ze alles wat je bindt ik ben alleen de wind wolken / schaduw alles wat je vindt draagt je [pagina 28] [p. 28] ze ruimt van alles op ze slaat steeds iets over ze loopt heen en weer ze denkt alsmaar aan je om niet aan je te denken boven de afwas van dagen staan haar handen stil buigt de kamer open ze hoort je lopen op het balkon deuren / ramen gesloten / opengebroken ze doet de kasten dicht de pannen de borden ze schildert bloemen op de vloer je zingt een liedje voor haar woorden woorden vallen zonder meer je bent opeens heel groot & breekbaar al dit vlees & bloed klopt buigt speelt huilt als jij dat wilt en ook al wil je niet - slaap maar dit zijn je billen / tenen haar / tietjes / toetje tanden - de breekbaarste handen zo sterk als je bent [pagina 29] [p. 29] als ik je roep kom je dan? mijn bevroren stem groeit langzaam tot waar ik tegen je aan weer afbreek omdat je even niet kijkt avonden ochtenden straten lang de telefoon heeft je ontvreemd door het plastic heen klinkt alleen nog je stem je groeit tegen me aan je loopt de straat uit je glijdt op de slee zoveel strepen op het ijs zoveel mensen in de war geschaatst je praat van heel ver niets houdt je tegen mijn stem even als een langgerekt gebaar waarachter ik zelf schuil Vorige Volgende